Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Help de kinderen in Soedan. Vluchtelingen hebben even rust dankzij de regentijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Help de kinderen in Soedan. Vluchtelingen hebben even rust dankzij de regentijd

"We hebben geen Bijbels of kookgerei"

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen de Terdege-actie Toor de vluchtelingen in ZuidSoedan werd gestart, was het de bedoeling in de stad Mundri een noodhulpproject op te zetten. Mundri werd echter aangevallen en opnieuw moesten de berooide Soedanezen op de vlucht Ze zijn nu neergestreken in Maridi, zo'n honderd kilometer zuidelijker. In het nieuwe Angotowekamp proberen ze hun leven weer op te bouwen. „We hebben geen Bijbels of kookgerei. Alles is weg", vertelt een voorganger, die "vader" van 58 wezen is.

Met vliegtuigje van de Verenigde Naties ploegt bonkend door de hete lucht boven de Afrikaanse wildernis. Beneden duiken in het oerwoud van mangobomen en bamboe ,af en toe de ronde grashutten op van een afgelegen dorpje. Doel van de reis is Maridi, een plaatsje in Zuid-Soedan, vlakbij de frontlijn tussen de rebellenorganisatie SPLA en het islamitische regeringsleger. Naast me zit Elinatana, trillend van koorts en vliegangst. De uitgemergelde Soedanees kreeg een kogel in zijn linkerarm tijdens schermutselingen tussen de rebellen en het leger. Toen hij drie dagen daarna een dorpje binnenstrompelde, was de hele arm zwaar ontstoken en kon de eenvoudige dorpskliniek hem niet meer helpen. Amputatie leek de enige oplossing, tot hij onverwachts met het vliegtuig naar een hospitaal in Kenya kon. Elinatana heeft geluk en kan misschien zijn arm behouden. De meeste Soedanezen staan echter overal alleen voor...

Mundri aangevallen
De situatie in zuidelijk Soedan blijft onstabiel. Hoewel er de laatste tijd geen zware gevechten zijn geweest, kijkt de bevolking smachtend uit naar de regentijd, die nu elke dag kan beginnen. Oorlog is in Soedan namelijk een seizoensgebonden aangelegenheid. Elk jaar verandert de regen het land in een zuigende modderpoel. Het gemotoriseerde leger van de in het noorden regerende generaal Omar El Bashir loopt dan grotendeels vast. Voor de geplaagde bevolking betekent de regentijd een korte adempauze, waarin ze misschien zelfs wat voedsel kunnen verbouwen. De regen laat dit jaar echter op zich wachten. Kort geleden vielen regeringstroepen nog het plaatsje Mundri en het nabijgelegen vluchtelingenkamp Kotobi aan. Het geweld kwam onverwachts en zette de zoveelste trieste vluchtelingenstroom in gang. Sommige mensen verloren voor de vierde keer al hun bezittingen en vluchtten met alleen de lompen die ze aanhadden. Ook voor hulpverleners was de aanval een flinke slag. In het Kotobikamp woonden ruim 60.000 vluchtelingen. Een aantal Soedanese medewerkers bereidde er een noodhulpproject voor dat ZOA Vluchtelingenzorg met hulp van Terdege en International Aid Sweden (lAS) wilde gaan uitvoeren. Maar ook deze mensen moesten overhaast vluchten en kwamen terecht in Maridi, een plaatsje bijna 100 km naar het zuiden. Daar zijn inmiddels ook de meeste andere vluchtelingen aangekomen. In het nieuwe Angotowekamp proberen ze hun leven weer op te bouwen.

Landrover
Het VN-vliegtuig landt veilig op de korte en hobbelige landingsstrip van Maridi. Ik stap uit en kijk toe hoe het toestel met de gewonde Soedanees wegvliegt richting Kenya. I>an wil een woeste guerilla mijn reisvergunning zien. „You give me cigarettes", probeert hij, maar ik rook niet. Dan wil hij een T-shirt en wijst op z'n gerafelde uniform. Teleurgesteld laat hij me even later gaan en ik rijd het dorpje uit, op weg naar het Angotowekamp, dat zo'n 25 kilometer verderop ligt. Ik hoop dat we het halen. Uit de radiator van de stervende Landrover spuit voortdurend water en de weg lijkt wel de droge bedding van een bergbeekje. Chauffeur Martin Onjeriwa maakt zich echter geen zorgen en jaagt de wagen zonder meedogen door alle kuilen. Martin is een Soedanees die werkt voor lAS als project-coördinator. Hij is een van de mensen die uit Mundri moesten vluchten. Terwijl de jungle voorbijflitst en de lianen tegen de gebarsten vooruit slaan, vertelt hij dat zijn kantoor in Mundri tijdens de gevechten is geplunderd. Nu leeft hij met de rest van het team in een leegstaand en vervallen gebouw in Maridi. „Maar we zien goede kansen om het ZOA/IAS-project nu in Maridi op te zetten. De vluchtelingen hebben hard hulp nodig!" Dat laatste is zeker waar. Het Angotowekamp is een armoedige boel. De meeste mensen dragen slechts gerafelde lompen of een omgeslagen deken. Sommigen zijn zelfs naakt. Overal wordt hout gekapt en gras geplukt voor de bouw van "tukkuls", de traditionele Soedane- > se grashutjes. Veel mensen hebben daar echter nog geen fut voor, zo kort na de uitputtende voettocht. „Er is nu een medische kliniek en ik heb zelf zeven handpompen in het kamp geïnstalleerd. Soms wordt er voedsel uitgedeeld, maar voor de rest zijn er geen voorzieningen", legt Martin uit.

Naakt jongetje
Aan de rand van het kamp ontmoet ik Joh. Penchol, voorganger van de pinkstergemeente en "vader" van 58 wezen. De kinderen weten niet wat vrede is. Zo lang ze leven is het al oorlog. Penchol was met de kinderen maandenlang op de vlucht voor het regeringsleger, dat hun stad Bor veroverde. In het kamp bij Mundri dacht hij veilig te zijn en werkte hij aan de opvoeding van zijn weeskinderen. Het duurde echter niet lang of de oorlog haalde hen in. „Gelukkig waarschuwde de SPLA ons als eerste voor de komende aanval. „Zulke jonge kinderen en dominees kunnen toch niet vechten. Ga maar snel weg", zei een soldaat tegen me. Toen heb ik alle kinderen bijeengeroepen en zijn we gaan lopen. Maridi lag 86 kilometer verderop en mijn hart huilde om de kinderen", vertelt Penchol. Hij wijst naar een vermagerd en naakt jongetje. „Maluen kreeg onderweg diarree en werd heel erg ziek. Gelukkig stierf hij niet; God heeft ons geholpen. Ook de anderen hadden niet veel kracht en daarom duurde het elf dagen voordat we in dit nieuwe kamp aankwamen."

Rokerig Aoiurtje
Als Penchol vertelt, zitten we op de grond in de schaduw van een half afgebouwde hut. Een rokerig vuurtje doet de ogen tranen, maar houdt tegelijk de meeste vliegen op een afstand. Een paar kinderen komen nieuwsgierig dichtbij zitten en kijken me met grote ogen aan. De rest dwaalt door het bos, op zoek naar gras en paaltjes voor de muren van de hut. Iets verderop staat Penchols kerk. Geen dak, geen muren, slechts een kale plek in de schaduw van een grote boom. Een rij stammetjes doet dienst als kerkbank... „Voorlopig zijn we hier wel veilig", meent Penchol. „De vijand is nu ver weg en bovendien gaat het bijna regenen. Dan kan ik de kinderen weer lesgeven. Als ze later trouwen, moeten ze weten hoe een hut gebouwd wordt, hoe maïs groeit of hoe je cassave moet koken. Alleen heb ik geen Bijbels of kookgerei. Alles is weg." Penchol zwijgt even en roert nadenkend met een takje in het stof, alsof hij niet zeker weet of hij het onderwerp moet aanroeren. „De vijanden in het noorden zijn moslims", zegt hij dan, „maar wij zijn christenen. De regering in Khartoem wil heel Soedan islamitisch maken en daarom lijden wij. Maar wie helpt ons? Waar zijn de andere christenen? Het noorden krijgt veel steun van islamitische landen als Irak, maar bijna niemand helpt ons. Dat is iets wat niemand in Zuid-Soedan begrijpt. Daarom zeg ik dat niemand ons helpt, behalve God..."

Jankende muskieten
Die avond "kampeer" ik met Martin tussen waterpompen en zakken cement op de betonnen vloer van diens kantoortje in Maridi. Buiten prikken de sterren fel in de donkere lucht, niet verbleekt door het strooilicht van grote steden. In de bananebomen sjirpen miljoenen krekels, en malariamuskieten janken wanhopig rond mijn klamboe. In de verte khnken trommels en iemand speelt op een zelfgemaakt gitaartje. Ik kan niet slapen en denk telkens terug aan Penchols laatste woorden. Staan de Soedanezen er echt alleen voor? In gedachten zie ik opnieuw de enorme vliegtuigen van de Verenigde Naties die overal in de wildernis tonnen voedsel droppen. Ik denk aan al die hulporganisaties, waaronder een aantal christelijke, die klinieken openen, waterputten graven en zaad en gereedschap uitdelen. Het is lang niet genoeg, maar toch wordt er veel gedaan. Of bedoelt Penchol eigenlijk iets anders? Dat juist christenen voorop zouden moeten lopen in hulpverlening en liefde voor armen, in plaats van de Verenigde Naties of gewone humanitaire organisaties? Dan schiet me het verhaal over de barmhartige Samaritaan te binnen. Juist de gelovige (!) priester liet de gewonde man liggen, tot de man hulp kreeg van een ongelovige Samaritaan. Gebeurt dat nu ook in Soedan? Bedoelt Penchol dat misschien?

Eetbare knollen
De volgende morgen zitten we buiten onder de grote mangoboom en werken het traditionele Soedanese ontbijt naar binnen: zoete thee met mango, bananen en het taaie deeg van de cassavewortel. Het is verbazingwekkend hoe vruchtbaar het gebied rond Maridi is. Tussen het manshoge gras groeien overal banane-, sinaasappel- en mangobomen, die bijna krom hangen van het fruit. Op het eerste gezicht valt dat moeilijk te rijmen met ondervoeding van de bevolking. „Hier in het dorp is de voedselsituatie op dit moment redelijk", legt Martin uit. „In het vluchtelingenkamp is dat echter niet het geval. Er zitten daar 40.000 mensen op een klein stukje grond. Ze leven voornamelijk van maïsmeel dat de VN uitdelen. Het geeft een vol gevoel, maar echte voedingsstoffen zitten er niet veel in. Nu al hebben de mensen alle fruit in de omgeving opgegeten en gaan ze op zoek naar eetbare wortels en knollen. Met plantaardig voedsel hier uit het bos weten ze echter niet goed raad en ook van landbouw hebben ze niet veel verstand. De meesten van hen zijn namelijk Dinka's, een stam die vroeger met rijke kudden vee over de open vlakten zwierven. Ze leefden voornamelijk van vlees en melk. De oorlog heeft hen het hardst getroffen. Ze zijn verjaagd van hun oorspronkelijke woongebieden en hebben bijna al hun dieren verloren. Vanuit de lucht zijn de witte koeien goed te zien en een gemakkelijk doelwit voor bommenwerpers..."

Plunderende soldaten
„Voor de mensen in Maridi zelf ligt de situatie gunstiger. Ze hebben hier altijd al gewoond en nu de regentijd komt gaan ze allerlei gewassen als maïs telen. Helaas hebben ze het meeste zaad zelf opgegeten en veel gereedschap is geroofd door plunderende soldaten. Wij willen ze nu helpen. Al volgende week hopen we te beginnen met het uitdelen van zaad en gereedschap. Als het ons lukt de mensen hier aan een goede oogst te helpen, dan levert dat ook voordeel op voor de bewoners van het kamp. Hulporganisaties kunnen namelijk het overschot aan voedsel plaatselijk opkopen en dat onder de vluchtelingen verdelen. Dat stimuleert de plaatselijke economie en maakt bovendien de enorm dure voedseltransporten per vliegtuig overbodig. Alles hangt echter af van de oorlogssituatie. Het regeringsleger heeft namelijk de beschikking over bommenwerpers. Het is al een paar keer gebeurd dat ze in de regentijd dorpen bombarderen en daarbij zo'n angst en chaos creëren dat de bevolking niet meer aan landbouw toekomt." „De bodem is gelukkig vruchtbaar genoeg voor een rijke oogst. Een landbouwkundige zei eens dat Zuid-Soedan in vredestijd met de beste technische hulpmiddelen genoeg voedsel zou kunnen produceren om een derde van de wereldbevolking te voeden, zo uitgestrekt en vruchtbaar is het land."

Speelgoed
Als Martin is uitgepraat wil hij me de markt laten zien. Op zoutkristallen, vruchten en tweedehands kleding na is er niet veel te koop. Zelfs het geld is schaars geworden. Er is al jaren geen geld gedrukt en de meeste biljetten zijn zwart van het vuil en aan flarden gescheurd. Ik wil echter snel terug naar het kamp. Toen thuis bekend werd dat ik naar Soedan zou gaan, gaf mijn jongste broertje spontaan wat speelgoed voor de kinderen die niets hebben. Ook nam ik een stapeltje kleren mee, omdat ik wist dat daaraan een groot gebrek is. Natuurlijk is zoiets een druppel op een gloeiende plaat, maar als ik een speciaal geval tegenkwam, kon ik in ieder geval iets weggeven. Eenmaal in het kamp zoek ik Penchol op en geef hem de zak voor de blootste van zijn 58 weesjes. De kinderen zijn in de wolken. Alleen vrees ik dat de bouw van de hutten door het speelgoed flinke vertraging oploopt... Als we even later terugrijden naar Maridi begint het zwaar te regenen. De weg verandert onmiddellijk in een rivier en meer glijdend dan rijdend bereiken we het dorp. De Soedanezen kunnen een paar maanden opgelucht ademhalen. De regentijd is begonnen. i< />

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 4 mei 1994

Terdege | 80 Pagina's

Help de kinderen in Soedan. Vluchtelingen hebben even rust dankzij de regentijd

Bekijk de hele uitgave van woensdag 4 mei 1994

Terdege | 80 Pagina's