Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MARTIN BUCER EN DE HEILIGE DOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MARTIN BUCER EN DE HEILIGE DOOP

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

In 1524 hechtte Bucer relatief geringe betekenis aan de Heilige Doop. De Doop was volgens hem slechts een uiterlijk teken van het heil in Christus. De Straatburgse reformator was met name beducht om het heil aan het sacrament te binden, zoals dit in de Roomse visie zeer sterk het geval is. Bucers visie wordt na 1530 echter verdiept door de conflicten met de dopersen en hun opvattingen en komt zo dichter bij Luther te staan.

Melchior Hoffman

Straatsburg werd meer en meer een toevluchtsoord voor allerlei radicale doperse elementen die op vele plaatsen werden vervolgd. In deze , , Haven der gerechtigheid" (zoals de dopersen Straatsburg noemden) werden zij echter vrij toegelaten. Hun toenemende invloed blijkt uit het feit dat er huisgemeenten werden gevormd èn dat er meerdere ouders waren die hun kinderen weigerden te laten dopen. Ook Bucers collega Capito kwam tijdelijk onder bekoring van hun opvattingen. Bucer schrijft in deze jaren: , , De secten hebben hier de overhand genomen. Bidt God voor ons! Die secten thun unss web, web."

Met name het optreden van Melchior Hoffman wekte grote beroering. Hij predikte opstand en revolutie: de eindtijd is aangebroken! De magistraat greep in en zette Hoffman gevangen. In een uitvoerig en openbaar verhoor werden Hoffmans opvattingen door Bucer weerlegd en veroordeeld. Het tij begon nu in Straatsburg te keren. De opgestelde kerkorde dwong dopersen zich te verzoenen met de kerk, of Straatsburg te verlaten. Kinderen moesten voortaan binnen afzienbare tijd na de geboorte ten doop worden gehouden. Hoffman stierf in 1543 in Straatburgse gevangenschap. Het gestrooide zaad van de revolutie heeft zijn uitwerking echter niet gemist. In 1534 grepen zijn volgelingen niet in Straatsburg maar in Münster de macht. Pas na een bloedig ingrijpen werden orde en rust hersteld.

Bucers reaktie

Melchior Hoffman noemt de doop een bad der wedergeboorte (naar Titus 3 : 5), die alleen bediend mag worden aan hen, die de tekenen van deze vernieuwing in hun leven vertonen. Daarmee is de kinderdoop tegelijk als onbijbels, zelfs als , , godslasterlijk" (zo Hoffman) betiteld. Het is in deze veelbewogen periode dat enkele strijdschriften van Bucer het licht zien. In een verhandeling tegen Hoffman zet Bucer de bijbelse betekenis van de Doop uiteen (Handlung gegen Hoffman). Het Latijnse geschrift van zijn hand, dat ook in hetzelfde jaar 1533 verschijnt en geheel aan de kinderdoop gewijd is (Quid de baptismata infantium). Hierdoor hoopt Bucer de doperse predikanten van Münster voor zijn overtuiging te winnen. Vervolgens zendt hij zijn Bericht der heyligen Geschrift naar de burgerij van diezelfde stad. In deze verhandelingen komen we Bucers verdiepte inzicht in de Doop op het spoor.

De Doop als heilsmiddel

Het valt direkt op dat Bucer veel sterkere nadruk laat vallen op de Doop als heilsmiddel. , , De Doop is een teken van Gods welwillendheid jegens ons", is de definitie van Augustinus, waar Bucer bij aansluit. Het sacramentsbegrip is positiever opgevat. Terwijl hij voorheen kon zeggen dat de Doop , , slechts" een uiterlijk teken is, door mensen bediend, valt nu sterk accent op de Doop als zichtbaar en waar teken van Gods belofte!

Wij mogen zien in de Doop wat God belooft èn schenkt. Zo krijgt de Doop ook een andere functie: Omdat de belofte van God zichtbaar wordt onderstreept, is het ook een middel om het (zwakke) geloof te versterken. Bucer onderstreept dat wij door de Doop Christus en Zijn gemeente worden ingelijfd. Alleen in en door Christus hebben wij deel aan de vergeving van zonden en het eeuwig leven. Het zou een misverstand zijn te menen, dat Bucer nu meent dat met de doopbediening zelf Gods genade , , automatisch"

wordt geschonken. Het is de Heilige Geest die de genade innerlijk moet laten werken. De kerk krijgt ook nu niet de beschikking over de genade Gods. De predikers delen in prediking en sacramentsbediening niet zelf de genade uit. Toch is er verschil met Bucers opvatting van voorheen. Tegenover Hoffman formuleert hij de gelijktijdigheid van Goddelijk en menselijk handelen bij de Doop. Met andere woorden: Wij mogen rondom de doopvont zien èn geloven dat Gods belofte waarachtig is, dat Hij ons en onze kinderen in genade aanneemt. Bucer geeft de volgende definitie: , , De sacramenten zijn door God ingestelde ceremonieën, opdat wij ons Zijn genade en goedheid herinneren èn dat diezelfde genade ons in en met de sacramenten wordt aangeboden en tegelijk wordt overhandigd. Zodat wij des te vaster geloven dat God ons in Christus eeuwig genadig wil zijn".

Zo wordt het ware geloof door zichtbare tekenen vermeerderd en versterkt. Op deze wijze kan men de sacramenten instrumenten noemen van de genade. Als men, zegt hij, maar vasthoudt, dat ze in zichzelf niets bevatten of verschaffen, dan voorzover Christus in Zijn grote barmhartigheid Zich ervan bedient. We zien: aan de ene kant blijft het onderscheid met de Roomse leer duidelijk. Wij krijgen deel aan de genade door het geloof alleen. De Doop werkt niet vanzelf. Anderzijds is de Doop méér dan uiterlijk teken; het is een heilsmiddel waarvan de Heere Zich wil bedienen. God komt tot ons in de weg van de kerk, door Woord en sacrament. Bucer spreekt hier de dopersen ook nog op andere wijze aan. Zij scheiden zich namelijk van de volkskerk af en zochten de kleine kring van wedergeborenen. Bucer zegt echter: Het behaagt de Heere door middel van de dienst der kerk zalig te maken die geloven. Wij kunnen ons daarom niet ongestraft buiten de gemeente plaatsen. Wie dat toch doet, plaatst zich buiten het heil!

Heiliging

Wie door de Doop Christus is ingelijfd en bij Zijn gemeente hoort, heeft ook een roeping in het dagelijks leven. Bucer houdt niet op deze taak te benadrukken. De dopersen verwijten de reformatoren gebrek aan tucht en heiliging. Juist omdat Bucer de volkskerk nooit heeft losgelaten, heeft de noodzaak tot heilig leven hem altijd na aan het hart gelegen. Hij zegt: , , De Doop leert ons dat wij de naam van onszelf en van de wereld geheel moeten verloochenen. Wij hebben alleen naar Gods wil te leven, Gods Naam te heiligen en groot te maken. Wij zijn gedoopt in de dood van Christus om aan de zonde te sterven, en om Christus aan te trekken, om in Hem te leven". We zien dus dat Bucer, evenals de dopersen, naar een heilige gemeente staat. Alleen is bij hem de heiliging geen voorwaarde tot, maar vrucht van de Doop. Daarom kan hij voorstander blijven van de kinderdoop , , in het geloof en in de hoop" dat deze later wordt

gevolgd door een persoonlijke belijdenis in woord en daad.

De kinderdoop

Het verschil van opvatting tussen gereformeerden en dopersen komt het duidelijkst naar voren bij de kinderdoop.

Dopersen van alle tijden beweren immers dat het onbijbels is dat kleine kinderen het doopteken ontvangen. Uitvoerig en diepgaand is Bucer op hun argumenten ingegaan. Zijn argumenten zijn nog steeds het bestuderen waard in de gesprekken met evangelischen en baptisten. Het fundament voor de kinderdoop vindt Bucer in de belofte aan Abram: Ik zal u tot een God zijn, en uw zaad na u (Gen. 17). Het oude verbond, met als teken de besnijdenis, en het nieuwe verbond, waarvan de Doop een teken is, zijn in bediening verschillend maar in wezen volkomen gelijk. Het nieuwe verbond is zelfs rijker dan het oude, vandaar dat het uitgesloten is, dat in het oude verbond de kinderen het verbondsteken wèl mogen ontvangen en in de nieuwe bedeling niet.

Verder lezen wij in het Nieuwe Testament dat Jezus de kinderen zegent. Wel, zegt Bucer, wat doen ouders, die hun kinderen ten doop houden, anders dan een zegen aan de Heere vragen? Wij mogen van de kinderen die tot Jezus komen geen beelden maken van , , geestelijke kinderen", zoals Hoffman heeft beweerd. Ook de instellingswoorden van Christus: , , Gaat heen en onderwijst al de volken, hen dopende..." (Matth. 28) verbieden de kinderdoop niet. De Heiland heeft hier het oog op de verbreiding van het Evangelie onder de heidenen. Daarom is dit gedeelte niet van toepassing op de kinderen van de gemeente. Als van doperse zijde wordt beweerd dat alleen wedergeborenen mogen worden gedoopt, komt een fundamenteel verschil naar voren. De Doop rust niet op het geloof, maar het geloof mag rusten op de Doop, als zichtbaar teken van de belofte Gods! Voor Bucer is hier het hart van het Bijbelse , , sola gratia" in het geding.

Schriftopvatting

Uit deze verschillen blijkt een andere Schriftopvatting. Dopersen zijn op zoek naar teksten. Hun vraag is altijd: Waar staat in de Bijbel dat een kind is gedoopt? Zijn er wel kinderen geweest in de huisgezinnen van Lydia en de stokbewaarder? (Hand. 16) Bucer ziet naar het gehele Schriftgetuigenis. Wij mogen de Bijbel lezen naar de regel des geloofs (analogia fidei). Er zijn in de Bijbel tweeërlei woorden en geboden Gods, namelijk geboden die er letterlijk instaan èn woorden die eruit kunnen worden afgeleid. Hier ligt voor Bucer de sleutel om de Doop te kunnen bedienen aan kinderen. Zonder een uitdrukkelijk bevel van Christus kunnen wij de kinderdoop toch rechtmatig uit Zijn woorden afleiden. En als de dopersen blijven volhouden, merkt Bucer snedig op: Waar staat in de Bijbel het gebod dat wij de zondag moeten vieren in plaats van de sabbat? En waar lezen wij dat ook vrouwen het Avondmaal mogen gebruiken? Ook de rechtmatigheid van deze zaken hebben wij uit het geheel van de Bijbel afgeleid.

Troost

Bucers verdiepte inzicht in de betekenis van de Doop strekt tot troost van de gemeente. Het duidelijkst komt dit openbaar in de eerste Catechismus die van zijn

hand verschijnt in 1534, getiteld: Kurtze schriffthche erklarung. Ook de Straatburgse reformator kende de twijfel die knaagt aan het hart. Ben ik uitverkoren? Wil God mij in genade aannemen? In de Doop ligt de zekerheid van het kindschap Gods. , , Wat leert ons de Heilige Doop"? vraagt de onderwijzer. Het kind mag antwoorden: , , Dat ik nimmer twijfel, aangezien ik in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest gedoopt ben, dat ik een kind en erfgenaam van God mag zijn, dat ik onder bescherming sta van de Heere Die mij al mijn zonden wil vergeven en mij alles laat dienen tot eeuwige zaligheid".

Wierden

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

MARTIN BUCER EN DE HEILIGE DOOP

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's