Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Rijksdag te Worms. (1521.) Deze was de eerste rijksdag, die de jonge keizer Karei V zou presideren. Zeer tegen zijn zin. ook tegen die van de pauselijke legaat Aleander hadden de duitse vorsten, vooral Frederik de Wijze, doorgezet, dat ook Luther zou uitgenodigd worden, om gehoord te worden. Het paste, volgens Aleander, niet, een door de ban getroffene te horen. Maar niet in Rome, in Duitsland zou Luthers zaak beslist worden.

De hervormer kreeg vrijgeleide voor een zeker aantal weken en zou ongehinderd huiswaarts mogen keren. Maar toen hij onder weg was, werd een bevel uitgevaardigd, dat al zijn werken aan de overheid moesten uitgeleverd worden. Geen wonder, dat zijn vrienden hem sterk afraadden verder te reizen. Maar in moedig Godsvertrouwen ging hij verder, diep overtuigd, dat het niet zijn, maar 's Heeren zaak was. Bekend zijn z'n woorden: „Al waren er in Worms zoveel duivels als pannen op de daken, ik zou er toch heengaan."

Voor Luthers vrienden telde de belofte van vrijgeleide niet veel. Had ook keizer Sigismund voorheen zijn belofte niet gebroken tegenover Hus? Zou het met hun vriend dezelfde weg opgaan?

Het zou ook zeker geschied zijn, indien de pauselijke muntii hun zin gekregen hadden. Maar Karei was nog te ridderlijk om zijn woord te breken, ook al was de betrokkene een ketter.

Zo ging het dan onder geleide van de keizerlijke heraut, Caspar Sturm (later een van Luthers medestanders), verder naar Worms. Zijn tocht was een ware triomftocht. In een stad bood men hem op het raadhuis zelfs de erewijn aan! Begroet door een grote volksmenigte deed hij, tot schrik van Aleander, zijn intocht.

Tweemaal achtereen is hij voor de hoge vergadering geweest. De eerste keer werden hem namens de keizer door Joh. v. Eek van Trier (niet van Tngolstadt) twee vragen voorgesteld, waarop hij maar kort en goed had te antwoorden. Aleander wilde voor alles voorkomen, dat Luther aan het woord kwam.

De vragen waren de volgende: le. of hij de boeken, die aanwezig waren, had geschreven; 2e. of hij de inhoud wilde herroepen.

Gelukkig was zijn rechtsgeleerde raadsman er direct bij om eerst voorlezing van de titels te eisen; waarna Luther op de eerste vraag bevestigend kon antwoorden. Voor dc beantwoording van de tweede vraag vroeg hij echter uitstel. Hem werd 24 uur gegeven; langer kon niet, want, volgens Eek, was het geloof in gevaar! De Roomsen juichten al. Enkelen, die hem bezochten, wisten allerlei gevaren op te noemen, die hem bedreigden. Maar Luther is in de nacht, die volgde, alleen geweest met zijn God; heeft geworsteld in het gebed; ja in heilige vrijmoedigheid tot zijn Zender durven zeggen: „Heere, Gij móét mij helpen, want het is niet mijn zaak, maar de Uwe".

De Heere liet zich niet onbetuigd. Een wonderlijke vrede daalde in zijn ziel en met de hand op de opengeslagen bijbel zwoer hij, de waarheid te zullen verdedigen. De volgende dag was de drukte nog groter dan te voren. Het begon met de venijnige opmerking van Eek, dat de keizer wel zeer grootmoedig was geweest (hij bedoelde natuurlijk: al te), door hem uitstel te verlenen. Zo'n geleerd doctor, als Luther was, moest ten allen tijde direct gereed zijn om te antwoorden.

Toen heeft Luther zijn beroemde rede gehouden. Hij begon met. zich voor de keizer te verontschuldigen, dat hij de eerste maal niet de vormen in acht had genomen, zoals dat in die kring behoorde.

Daarop sprak hij over zijn boeken en verdeelde deze in 3 groepen. Slotsom van zijn rede was, dat hij alleen herroepen wilde datgene, wat in strijd was met de H. Schrift. Konden, wilden zijn tegenstanders dit niet aantonen, dan kon hij niet herroepen,

Luther had deze rede uitgesproken in het duits; op verzoek des keizers herhaalde hij direct daarop de rede in het latijn: Karei hield niet van de duitse taal.

„Dit deed keurvorst Frederik groot genoegen!" Het werd Eek tenslotte al te bar. Heeft hij bij enkele

toehoorders instemming van het gelaat afgelezen ? Grimmig' voegde hij de hervormer toe: Wij hebben met Uw bezwaren niets te maken. Luther had de eis gesteld hem te weerleggen uit de H.S. Maar te voren hadden zijn tegenstanders afgesproken niet met de ketter te disputeren. Het zou ja of neen zijn.

Toch schijnt er tussen Eek en Luther nog een kort dispuut geweest te zijn, omdat Luther zei, dat het concilie van Trente in veel stukken in strijd met de H.S. gehandeld had. De keizer is ten slotte boos opgestaan. Het werd een hevig tumult in de zaal. Het laatste woord, dat men van Luther hoorde was: „God helpe mij, Amen!" De woorden, die er meestal bijgevoegd worden: „Hier sta ik, ik kan niet anders", dit staat wel vast, heeft hij niet gebezigd.

Daags na de zitting verklaarde de keizer, dat hij Luther wel een vrijgeleide voor de terugreis zou geven (dit tegen het advies van zijn raadsheren), maar hem toch als een ketter beschouwde en tegen hem alle maatregelen zou nemen. Onderweg mocht Luther niet prediken. Aam het laatste kon deze echter niet voldoen. Immers, Gods Woord is niet gebonden. De vertrekdatum was 26 April.

Had Aleander zijn zin gekregen, zo had de keizer direct de rijksban uitgevaardigd. Maar daarin had deze geen zin. Hij wilde geen edict uitvaardigen buiten de rijksstenden om. Heeft hij geweten, dat veel afgevaardigden Luther niet ongenegen waren; ja, zelfs beproefd hadden, echter tevergeefs, de hervormer te laten bijdraaien? Allicht wel! En toch is er met het edict geknoeid. Aleander had het opgemaakt; de uitvaardiging had plaats op 26 Mei in een niet-officiële samenkomst van achtergebleven afgevaardigden; toen Frederik de Wijze en de Pfaltzgraaf al vertrokken waren. Niemand had de moed te protesteren. Nog fraaier was, dat onder het stuk de datum 8 Mei gezet werd! Ook stonden er dingen in, die op de Rijksdag helemaal niet ter sprake waren gekomen en besloten. Het was kennelijk: het wild moest onschadelijk gemaakt worden.

De inhoud van dit Edict van Worms was als volgt: le. over Luther en zijn aanhangers werd de rijksban uitgesproken; 2e. hun geschriften moesten verbrand

worden; 3e. een boekencensuur over alle gedrukte stukken zou in Duitsland ingesteld worden. Het heeft heus niet aan de vijanden gelegen, dat hun listige aanslagen zijn mislukt en de Reformatie niet te gronde is gegaan.

Houdt Christus Zijne kerk in stand. Zo moog' de hel vrij woeden; enz.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1953

Daniel | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1953

Daniel | 8 Pagina's