Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelsche overdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelsche overdenking

THOMAS

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Joh. 20: 26-29.

„De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken". Meer dan dertig eeuwen geleden, heeft David, die zelf herder is geweest, dit lied gemaakt en gezongen.
Het gebeente van dien zanger moge tot stof zijn vergaan, zijn lied is onsterfelijk gebleken.
Menig kind van God heeft in den loop der eeuwen de kracht en de troost van dit herderslied ervaren in leven en in sterven.
Uit die naam herder spreekt een wereld van liefde, van zorg en van trouw.
Vooral op het paaschfeest heeft die naam een liefelijke klank.
Dan worden we bepaald hoe de God des vredes Zelf den grooten Herder der schapen door het bloed des eeuwigen testaments uit de dooden heeft wedergebracht. Hoe het Zwaard der Goddelijke gerechtigheid tegen dien Herder ontwaakte, dien Herder sloeg, zoodat de kudde verstrooid werd, maar na de opstanding die verstrooide schapen weer worden bijeengebracht.
De Heere zegt: „Ik ben de goede Herder, Ik ken de mijnen en wordt van de mijnen gekend".
Er ligt tusschen den Herder en de schapen een dubbele wederkeerige betrekking.
Hij kent de Zijnen, en de schapen kennen Hem.
Neen, die schapen zijn geen kuddedieren en onpersoonlijke nummers, want de Herder roept ze allen bij name en behandelt hen overeenkomstig aard, aanleg en bevatting. Omstreeks paschen spreken we zoo gaarne over Thomas. En toch mogen we den Herder niet in de schaduw plaatsen. We bewonderen in behandeling van het schaap Thomas, de alwetendheid, de heerlijkheid en de getrouwheid van den Herder.
Als de Heere onverwacht verschijnt en Thomas laat gevoelen dat Hij hem in Zijn ongeloof heeft gade geslagen. Als Hij de oogleden van zijn ziel openbreekt en het kostelijk licht van de groote Paasch-zon in zijn hart laat schijnen, dan breekt Thomas uit in de dubbele geloofsbelijdenis: „Mijn Heere, en mijn God".
Men heeft Thomas vaak verkeerd beoordeeld. Zijn ongeloof is spreekwoordelijk geworden.
En het is waar, hij is een zwaarmoedig man die de zinnelijke waarneming hooger schat dan het getuigenis van zijn medebroeders.
Maar het is hem niet te doen om ongeloovig te zijn, neen, hij wil gaarne gelooven, maar hij kan niet.
Thomas streeft naar klaarheid van voorstelling en naar vastheid van overtuiging.
Toen men vader Jacob boodschapte: „Uw zoon Jozef leeft"; kon hij het niet gelooven want de werkelijkheid was te smartelijk geweest.
Zoo is het ook met Thomas.
Zijn geliefde Meester is tusschen twee moordenaars gestorven aan het kruis.
Hij heeft behoefte, dat Christus in de kracht van Zijn opstanding Zich aan hem openbaart. Neen, Thomas kan het niet vinden met menschen die zoo lichtvaardig gelooven. Die alles maar zonder strijd kunnen aannemen.
Calvijn zegt: „waar de vonk van het geloof brandt is ook de rook van den twijfel".
Thomas is gebonden in de banden van het ongeloof en kan zichzelf niet verlossen.
Daar heeft hij voor noodig de groote Herder, die over alle machten heeft getriumfeerd en die binnenkomt als de deuren gesloten zijn.
Als dat verloren schaap de stem van zijn Herder hoort en de kracht van Zijn opstanding ervaart, dan is het waarlijk gelukkig en mag met David instemmen: „de Heere is mijn Herder".
Eindelijk bewonderen we dien Herder en Zijn trouw.
De eigenzinnige Thomas, die teveel op Zijn zinnelijke waarneming vertrouwde, ontvangt een zachte berisping. Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, daarom hebt gij geloofd; zalig die niet zal gezien en nochtans zal geloofd hebben.
De waarneming van het geloof is vaster dan van de zintuigen.
Maar dan bedoelen we het ware, zaligmakende geloof, dat door den Heiligen Geest middelijk wordt gewerkt, want het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.
Dat geloof richt zich op den Christus der Schriften. Daarom behoeft de paaschvreugde van Gods kinderen in dezen tijd niet minder te zijn dan van Thomas, Petrus, Maria of de Emmaüsgangers.
De Groote Herder roept door Zijn Woord de dwalende schapen toe: „Toon Mij uwe gedaante en doe Mij uwe stem hooren".
Neen, zien kunnen ze Hem niet, want het aanschouwen komt later, maar als zij het geklank kennen en de Heere het paaschevangelie nog eens opent, dan stemmen ze met Petrus in: „Denwelken gij niet gezien hebt, en nochtans liefhebt, in Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar geloovende, U verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1947

Daniel | 8 Pagina's

Bijbelsche overdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1947

Daniel | 8 Pagina's