Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ROOFVOGELSTAND gaat langzaam vooruit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ROOFVOGELSTAND gaat langzaam vooruit

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat langzaam de goede kant op met het aantal roofvogels in ons land. Er broeden nu zo'n vijftien soorten. De torenvalk komt het meest voor, maar ook de havik neemt gestaag in aantal toe. U hebt ongetwijfeld wel eens roofvogels U hebt ongetwijfeld wel eens roofv^ogelszien 'bidden", bij voorbeeld boven deberm van een snelweg. Kunt u ze herkennen?Aan de hand van deze foto's moetdat lukken!

Roofvogels leven ten koste van andere dieren en dat wordt ze vaak kwalijk genomen. Terwijl het in principe geen verschil maakt of nu een merel insekten eet, een spin vliegen verorbert, een mens een biefstukje naar binnen werkt, of een havik een duif verschalkt. Toch worden er nog steeds roofvogels vergiftigd, afgeschoten of van hun nesten beroofd. In Oost-Groningen hoorde ik van een paar biologische onderzoekers dat ze in juni van dit jaar een nest van een paartje grauwe kiekendieven (een zeldzame vogel) gevonden hadden waarin de vier jongen door een landbouwer vertrapt waren. Gelukkig wordt lang niet overal zo gereageerd, vertelden ze, want een andere boer stelde het oogsten van een perceel koolzaad uit tot de jongen van een velduil uitgevlogen waren.

Jagers
Ook bij veel jagers staan de roofvogels nog steeds in een kwade reuk. Hun eigen prooidieren, zoals patrijzen of fazan- >

Apelcloornseweg 33 - Elspeet - Tel. 05779-1868 Maandagmorgen en woensdagmiddag gesloten, vrijdag koopavond. ten, vallen nog wel eens ten prooi aan haviken of slechtvalken. Hoewel de stand van de roofvogels zoals sperwer, havik en buizerd sinds de jaren zeventig (na het verbod van de gechloreerde koolwaterstoffen in de landbouw) weer in de lift zit, kunnen we toch niet al te optimistisch zijn. Bebouwing, verzuring, toenemende recreatie zijn factoren die de stand van de roofvogels niet ten goede komen. Gelukkig is er onder de bevolking wel een mentaliteitsverbetering opgetreden en is er een trend om de natuurgebieden hier en daar grootschaliger te maken. Er broeden in ons land zo'n vijftien soorten roofvogels. Hieronder zijn vijf soorten uilen, waarmee het niet al te goed gaat.

Uilen
Zo is het aantal kerkuilen afgenomen, door restauratie van kerken en moderniseren van boerderijen. Ons kleinste uiltje, de steenuil, heeft het moeilijk, onder andere omdat er minder knotwilgen zijn die als nest en rustplaats worden gebruikt. Ook de velduil is een zeldzame verschijning geworden. Het zijn vogels van boomloze landschappen die in vochtige, ruige gebieden broeden met weinig verstoring. Zulke gebieden vinden we o.a. op Texel, in de Lauwersmeerpolder, OostGroningen en de Flevopolders. De bosuil is een holenbroeder die we meestal in oude bossen aantreffen, zoals oude landgoederen in het Gooi of langs de duinrand. De stand van de bosuil is vrij stabiel. Het aantal ransuilen dat in kleine bosjes in open landschappen broedt is de afgelopen twintig jaar ongeveer gehalveerd. Mogelijke oorzaken zijn de achteruitgang van het aantal muizen en de concurrentie van de bosuil.

Valken
Na de sterke teruggang in de jaren '60 en '70 is de torenvalk sterk teruggekomen. Onze meest voorkomende roofvogel is een muizenjager die in terreinen met grasbegroeiing jaagt. Bij gebrek aan muizen worden ook mussen en zelfs spreeuwen verschalkt. Ze staan vaak boven de bermen naast autowegen te "bidden". Ze broeden in oude nesten van kraaien of eksters, in nestkasten, in nissen van flats of kerktorens. Het aantal boomvalken dat in ons land broedt is klein, maar neemt niet af We vinden ze in de duinen en polders. Ze vangen kleine vogels zoals zwaluwen, leeuweriken en mussen, maar ook wel libellen.

Havik en sperwer
De laatste jaren zien we steeds meer haviken. Haviken broeden in rustige, oude bossen met hoge bomen. Hun prooien zijn de grotere vogels zoals kraaien, eksters, gaaien, duiven; ook eenden en meerkoeten worden gevangen, terwijl fazanten, konijnen en hazen ook niet veilig voor ze zijn. Ze vliegen vlak over de grond en verrassen hun prooi door plotseling achter struiken of heggen te voorschijn te komen. De sperwer is een kleine uitgave van de havik die het meer moet hebben van zangvogels, zoals merels, spreeuwen en mezen. Zijn nest zit in bosachtig landschap vlak bij open plekken. Ook de sperwer gaat nog in aantal vooruit.

Buizerd
De buizerd jaagt op gronddieren zoals muizen en jonge konijnen. Ook dode dieren, bij voorbeeld verkeersslachtoffers, worden gegeten. Vanaf een hek, boom of een paal speuren ze de omgeving af De ruigpootbuizerd is een uit het noorden afkomstige wintergast, die zich onderscheidt van de buizerd door de bevederde poten, witte stuit en staartwortel. De ruigpootbuizerd hangt net als de torenvalk vaak stil in de lucht (bidden) tijdens het jagen. Het aantal buizerds stijgt nog.

Kiekendief
We kennen drie soorten kiekendieven als broedvogel. Het zijn in open veld, boven rietmoerassen of langs sloten jagende, vrij slanke roofvogels met lange staart. De meest voorkomende is de bruine kiekendief Tot vlak onder de rook van Amsterdam broeden ze in ruige stukjes land. Hun prooien zijn muizen, pullen (kuikens) van eenden, meerkoeten en waterhoentjes. Op de waddeneilanden en in de Flevopolders is de blauwe kiekendief een bekende verschijning. Deze jaagt meer in cultuurland dan de bruine. De grauwe kiekendief broedt in dezelfde biotopen als de blauwe. Er zijn in Nederland maar een paar belangrijke broedplaatsen (Flevopolders en Oost-Groningen). In 1970 was het aantal broedgevallen niet hoger dan 25, terwijl we nu op zo'n 30 zitten; een zeer kwetsbaar bestand dus.

Wespendief
De minst waargenomen broedvogel is de wespendief Zijn voorkeur voor dichte loofbossen (bij voorbeeld op de Veluwe) maakt dat hun aantal moeilijk is te inventariseren. Hij jaagt in bos- en parklandschap op larven en poppen van wespen of hommels, op regenwormen, kikkers en jonge vogels. Behalve onze broedvogels komen ook veel wintergasten naar Nederland. Ik noem zeearend, visarend, ruigpootbuizerd, smelleken en slechtvalk. De beste plaatsen waar men in herfst of winter deze gasten kan aantreffen zijn de grote polders en langs de kust.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 september 1992

Terdege | 80 Pagina's

ROOFVOGELSTAND gaat langzaam vooruit

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 september 1992

Terdege | 80 Pagina's