Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Matje Verbruggen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Matje Verbruggen

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. Mastenbroek

Het was in het najaar van 3008, toen ik een lezing hield voor een groep senioren in een Gereformeerde Bondsgemeente. Een ouderwetse gemeente nog, die ook de uiterlijke kenmerken van de Bond niet heeft prijsgegeven en waar opwekkingsliederen, gezangen, nieuwe berijming en nieuwe vertaling buiten de kerkdeur zijn gehouden. Na een indringende, ernstige meditatie van de plaatselijke predikant volgde een korte pauze. Naast mij zat een vriendelijke oude man. Hij stelde zich voor: Verbruggen. Die naam zei me wel iets... ik moest denken aan een oude brochure, een bekeringsverhaal van een zekere Matje Verbruggen. "Dat was mijnzussie", hoorde ik tot mijn verwondering.

Natuurlijk vroeg ik hem of hij mij eens iets over Matje wilde vertellen, hoewel over haar al een en ander werd geschreven. In deel vijf van de serie Jonge zangers is haar levensverhaal opgenomen, door uitgever Joh. Westerbeke in 2OOI aangevuld met een aantal bijzonderheden. Zodoende zat ik onlangs tegenover de heer Verbruggen om het een en ander te noteren. Ondanks zijn hoge leeftijd is zijn geheugen nog sterk en hij is een gezellige verteller, die soms zijn ontroering niet verbergt als het gaat over Matje. Daarbij kwamen ook zijn vader en een ongetrouwde broer van zijn vader, Klaas Verbruggen, ter sprake.

Vierde druk

Krijn Verbruggen kan zich Matje nog herinneren, hoewel hij op twee maanden na acht jaar oud was toen zij overleed. Na haar heengaan vertelde vader Verbruggen aan die en gene over het sterven van zijn geliefde dochtertje. Dat gebeurde ook toen hij eens ergens op bezoek was en daar een zekere C. Veldhuijzen uit Bodegraven ontmoette, die bij een van zijn kinderen in Vinkeveen was. Ze kenden elkaar wel. Toen Veldhuijzen het verhaal over Matje hoorde, vroeg hij of vader Verbruggen dat verhaal op schrift wilde stellen, zodat Veldhuijzen het aan zijn gezin kon meedelen. Een jaar later ontmoetten zij elkaar opnieuw. Toen kreeg Veldhuijzen het schriftje. In gezelschap van enkele vrienden werd het door hem voorgelezen. Allen waren van mening dat de inhoud het uitgeven waard was. Verbruggen gaf toestemming en Veldhuijzen schreef een voorwoord, waarin hij ook Boston en Ralph Erskine aanhaalde. Drukkerijuitgeverij Romijn S. Van der Hoff van de Schelluinsche Vliet 4 te Gorinchem legde het op de pers. Het boekje dat in mijn bezit is, een vierde druk, maakte het tienduizendtal vol. Wel een bewijs dat er vraag naar was.

Waarschuwing

Het boekje begint met een waarschuwing. Verbruggen wees zijn kinderen op het grote goed dat Matje te beurt mocht vallen en op de vele waarschuwende woorden die Matje tot haar broers en zusjes sprak. "Indien gij onbekeerd zoudt komen te sterven, dan zullen die woorden, die waarschuwingen je eeuwig in de oren klinken en wat zal dat vreselijk zijn; je zusje eeuwig binnen, aan de bruiloft des Lams, hare Koning tot in eindeloze eeuwigheid verheerlijkende en in Zijn zalige dienst zich verblijdende en gij eeuwig buiten, in de eeuwige rampzaligheid, waar wening en knersing der tanden zal zijn."

Een bijzonder kind

Matjes vader, Arie Verbruggen dus, was eens op weg naar zijn huis toen hij Matje tegen kwam, die met een paar andere meisjes naar de school ging van meester S. Bison, schrijver van diverse kinderboeken.

Toen klonk daar een stem in zijn ziel: 'Zie je Matje wel? ' Hij draaide zich om en keek haar na. Merkwaardig — maar Verbruggen begreep niet wat die stem betekende. Vergeten kon hij het echter niet.

Nu was Matje een bijzonder kind, vriendelijk, zeer ijverig en opgewekt. Ze trok vaak de aandacht van haar vader. Ze las graag in Gods Woord en in boekjes die op dat Woord gegrond waren. Dat deed ze hardop en ze vertelde later wel dat wat ze las, diepe indruk op haar maakte, 's Nachts kon zij vaak niet slapen en lag ze na te denken over haar zonden. Soms liep ze midden in de nacht door het huis, benauwd en met een onrustige ziel. De Heere ontdekte haar aan haar Godsgemis.

Ook op school was zij anders dan de meeste kinderen van haar leeftijd. Die verlangden naar de Pinkstervakantie — Matje niet. Ze was graag op school, waar ze met veel genoegen de Bijbelse lessen volgde. Nog enkele maanden, en ze zou overgaan naar de vijfde klas. Daar keek ze naar uit. Maar de Heere besliste anders; het zou anders gaan. Ze werd ziek, nekkramp. Vaak trad in die tijd de dood spoedig in. Bij Matje duurde het vier weken en bijzonder de twee weken voor haar heengaan leed ze veel pijn.

Gebedsverhoring

De dokter zag het niet somber in en gaf hoop op herstel. Hij wist beter, maar wilde niet voor de waarheid uitkomen. De woorden 'Zie je Matje wel? ' kwamen bij haar vader terug. Hij verwachtte niet anders dan dat

Matje zou sterven. Hij was zeer met haar begaan, zonder voor dit kind opening te krijgen aan de troon der genade. Vanwege de brandende benauwdheid om zijn lief kind was hij nauwelijks in staat om te werken. Toch riep de arbeid hem. Voor hij naar zijn werk ging, vroeg hij op een ochtend of Matje haar noden en behoeften aan de Heere mocht voorstellen. Ja, dat mocht ze. Zo ging Verbruggen naar het werk. 's Middags mocht hij opening in het gebed voor haar krijgen en vroeg of de Heere een tekentje van bekering wilde geven. Maar toen hij thuis kwam, was Matje erg benauwd en mismoedig gesteld. Vrijdagochtend was de geestelijke benauwdheid nog erger. Ze vroeg haar vader of hij voor haar wilde bidden. Haar vader zei dat hij uit zichzelf ook niet bidden kon, hoewel hij op haar vraag of hij voor haar bad, zei dat hij dat steeds voor haar deed. Toen ze voor de derde keer vroeg of hij wilde bidden, kon hij het naar eigen zeggen geen seconde meer uitstellen. Hij knielde voor haar bed neer en droeg haar op 'aan de rommelende ingewanden des Heeren'. Toen hij opstond, riep Matje uit: "O vader, nu is het goed, nu is het goed. Nu is alle benauwdheid weg en wat een ruimte is het nu voor mij!" Deze woorden herhaalde ze. De Heere gaf een opmerkelijke en dadelijke gebedsverhoring en de vorst der duisternis, die haar zo bestreed, moest op dit gebed wijken. Toen riep ze haar moeder. "O moeder, zien eens in de bedstede, die is geheel verLicht, het is alles licht. En wat een heerlijkheid! O, ik zie straten van goud!"

Onweer

Haar vader bedacht dat zien nog geen hebben is, ook al is het waar wat de dichter zong: Gods vriend'lijk Aangezicht geeft vrolijkheid en licht.

Hoe zoet dit gezicht ook voor Matje was, zij was naar eigen zeggen nog niet wedergeboren. En zonder wedergeboorte zal niemand de Heere zien. 'Zij kende de Heere Jezus nog niet als het Lam Gods, Dat de zonden der wereld wegneemt. Zonder wederbarende genade kan er geen ware kennis van de Borg zijn, dit ligt onafscheidelijk aan elkaar verbonden'. Dat had Matje ook toegegeven, toen ze zei: "Ik ga sterven, maar nog niet, want ik ken de Heere Jezus wel, maar nog niet goed." Ze mediteerde over de grote lijder Job, waarmee ze aangaf dat ook zij een smartelijk lijden zou krijgen. Diezelfde middag barstte er een zwaar onweer los, in een grote storm met hevige hagel. Toen Verbruggen thuis kwam, vol indrukken over de majesteit Gods in het rijk der natuur, vroeg hij of Matje wel erg benauwd was tijdens het onweer. "Welnee vader, ik lig in 's Heeren hand en heb niets te vrezen!" Dat antwoord was een les voor haar vader: hij was wel benauwd en bang geweest en Matje lag rustig in Gods handen.

Niet opsieren

Matje maakte haar wensen kenbaar ten aanzien van haar begrafenis. Tegen haar moeder zei ze: "Als ik gestorven ben en u mij in 't kistje zult neerleggen, dan mag u mij niet oppronken, hoor. Ik moet een zwart kistje hebben en u kunt mij er niet te eenvoudig inleggen; in 't geheel niets opsieren, het kan niet te nederig wezen, hoor moeder. Mijn kistje moet net wezen als dat van Marten." (een broertje dat op bijna tienjarige leeftijd eenjaar tevoren was overleden).

Gewassen en gereinigd

Matje werd rijp gemaakt voor de hemel. We kunnen in dit artikel niet alles weergeven wat zij gesproken heeft. Wie dat wil lezen, doet er goed aan het eerder genoemde boekje aan te schaffen. Gods Geest ontdekte haar meer en meer aan haarzelf. Ze leerde haar zonden kennen als nooit eerder. In haar eigen waarneming had ze als een heidin geleefd en niet anders dan de Heere Jezus getergd en smarten aangedaan. Het werd voor haar onmogelijk om nog behouden te worden; het werd een afgesneden zaak. Ze riep het uit, terwijl haar ouders voor haar bedje zaten, dat ze voor eeuwig verloren zou gaan. Ze voelde als het ware de spranken van de hel,

maar werd daar toen de nood op het hoogst was, als een brandhout uitgerukt. Psalm Il6 werd beleving voor haar, de angst der hel deed haar alle troost missen, totdat de Heere in dit dood'lijkst tijdsgewricht haar ziel redde en haar tranen wilde drogen. Zij ontving een schuldovernemende Borg en werd gewassen in Zijn bloed. Ze mocht Hem vasthouden aan de zoom van Zijn lange, witte kleed, zo heerlijk rein dat er geen smet op te vinden was. Zelfs haar lichamelijke pijn verdween omdat ze verslonden werd in de liefde van haar Borg en Zaligmaker. Ze vroeg onder zulke omstandigheden of haar vader óók dat heerlijke, hemelse licht zag. Nee, haar vader zag dat niet, maar begreep wel wat Matje bedoelde. Hij had op 2I-jarige leeftijd hetzelfde mogen ondervinden, toen zijn ziel zoet en zalig verslonden lag in de liefde Gods des Vaders.

Handtasje

Matje kon er niet over zwijgen. Ze liet meester Bison komen en vroeg hem of hij op zondagsschool wilde vertellen hoe goed de Heere voor haar is geweest. Zelfs een buurvrouw kwam op het psalmzingen van Matje af. "Matje, kind wat ben jij toch gelukkig en wat zijn wij dan diep ongelukkig." Matje vroeg of haar dochtertje Janna, met wie ze zovaak had gespeeld, ook wilde komen. Ze zei tegen haar buurmeisje dat ze maar veel moest vragen om bekeerd te mogen worden. Velen kwamen haar bezoeken, uit verbondenheid of uit nieuwsgierigheid, maar Matje had voor ieder wel een woord of een waarschuwing. Ze lag er hemelsgezind bij. En toch... de duivel liet haar zo­ maar niet los. Ze kwam weer in het donker terecht, na alle geschonken weldaden. Zware bestrijdingen en benauwdheden kwamen over haar. Haar vader stond er hulpeloos bij. 'Dat men in deze donkere dagen zo weinig van strijd en aanvechtingen hoort, is een klaar bewijs dat er in weinigen het werk der wedergeboorte gevonden wordt', schreef hij later. Ze vroeg gedurig of haar vader met haar wilde medezuchten aan de troon der genade. De Heere hoorde en verhoorde en gaf uitkomst, zodat zij haar Borg mocht mijnen. De Heere nam haar bij de hand en liet haar de hemelse rijkdommen zien. 't Was midden in de nacht, maar vader Verbruggen maakte zijn kinderen wakker zodat zij getuigen konden zijn van de wonderen Gods. Hij hoopte dat dit zalig ziekbed hen bij mocht blijven. Matje lag te smeken of de Heere haar wilde komen halen. Het zaligste ogenblik voor haar was toen haar de kroon des levens werd getoond. Ze kon de heerlijkheid ervan niet onder woorden brengen, maar mocht dit alles bewonderen. Ze kreeg bij het zien van deze kroon een walg van alles wat zij op aarde bezat. Ze had een spaarpotje met wat geld, wat speelgoed en ze had lang geleden van een zekere familie Vos een mooi handtasje gekregen. Die mensen waren welgesteld en woonden in Utrecht; ze kwamen regelmatig in de Vinkeveense plassen vissen. Bij dat tasje hoorden een kammetje, een spiegeltje en een borsteltje. Ze was er blij mee geweest, maar nu had dat geen enkele waarde meer voor haar. Toen ze het tasje kreeg, vermaande haar moeder haar om het maar niet te dragen. Je moeder heeft het vroeger ook niet gedragen, doe jij het nu ook maar niet", zei haar moeder toen. Toch wilde Matje het zo graag meenemen naar de zondagsschool. Zo'n mooi tasje... wie kreeg dat in die tijd? Ze luisterde echter naar haar moeder en gehoorzaamde: ze heeft het niet gedragen, maar er wel op de werf mee heen en weer gelopen. Ook dit was tegen de wil van haar moeder, maar wat is een kind van die leeftijd? Nu werd ze ermee door de duivel aangevallen, die haar probeerde wijs te maken dat ze vanwege dat tasje voor eeuwig verloren zou gaan, zodat ze aan haar moeder vroeg om dat tasje te verbranden. Wat heeft dat tasje een smart veroorzaakt in haar jonge ziel! Haar moeder moest het plechtig beloven en ze heeft dat tasje dan ook daadwerkelijk verbrand.

Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen

Matje heeft nog enkele dagen geleefd, onder veel pijn. De dag voor haar sterven gaf ze Psalm 21 op, die door haar vader werd voorgelezen. Daarna verloor ze haar bewustzijn, tot ze op dinsdag 5 juli 1927 om half zes in de middag ontsliep in haar zalige Koning. Zaterdag 9 juli werd ze te Vinkeveen, achter de hervormde kerk, begraven. Ds. J.A. Riekel, christelijk gereformeerd predikant te Sliedrecht, leidde op verzoek van Matjes vader onder grote belangstelling haar begrafenis. Bij het open graf sprak de predikant over Jesaja 44:5: Ik ben des HEEREN.' Na het zingen van Psalm 68:2 sprak meester Bison. Voor de begraafplaats werd verlaten, klonk Psalm 72:11.

Haar broertje Marten

Matje was het tweede meisje dat deze naam droeg. Dat was vroeger meer regel dan uitzondering: wanneer een kind was gestorven en er kwam gezinsuitbreiding, dan werd de naam van het overleden kind aan het volgende kind gegeven. De eerste Matje werd nog geen twee jaar (27 april 1913-6 januari 1915)-Na het sterven van de tweede Matje in 1927 werd er in dat jaar opnieuw een Matje geboren, die op het moment van ons gesprek met Krijn Verbruggen (7 april 2009) nog in leven is, evenals broer Jan (geboren 1924)-De voornaam Matje kwam van vaders schoonmoeder. Matje Schreurs, die met Klaas Verhoek was getrouwd. Het ouderlijk gezin van Krijn heeft het ervaren, dat de dood ook dier kind'ren 't leven afmaait, zoals Psalm 49 ervan getuigt. Het broertje Marten (ll juli 1916-29 april 1926) kwam ongelukkig ter wereld. Hij was bijna tien jaar oud toen hij werd geopereerd. Tijdens deze ingreep is hij overleden. Vader Verbruggen was zeer bedroefd, maar hij kon hierover geen harde gedachten hebben van de Heere. Wel liep hij te tobben over de vraag waar Marten zou zijn. Hij mocht soms geloven dat het zoontje een beter lot was bereid, maar miste de zekerheid. Toen Matje op haar sterfbed lag, zag ze een grote schare kinderen juichend voor de troon Gods en voor het Lam. Tot haar grote blijdschap zag ze onder die kinderen ook Marten. Dat was een bevestiging van het geloof van haar vader.

'Afvalligen'

Kerkelijk was het gezin Verbruggen dolerend. Zowel vader Arie Verbruggen (15 maart 1886-9 oktober 1953) als zijn vrouw Cornelia Verhoek (31 rnei 1887-22 november 1967) waren van huis uit gereformeerd. Daar kerkte het gezin, tot het niet langer meer kon vanwege verwatering van de waarheid. De leer van de veronderstelde wedergeboorte was de kerk ingeslopen. Toen ds. J.G. Balhuizen na 27 jaar Sexbierum te hebben gediend met emeritaat ging, verrichtte hij van 1922 tot 1930 ambtelijk werk in Vinkeveen. Vader Verbruggen kon niet bij hem kerken. Toen hij zijn lid­ maatschap had opgevraagd, kwam deze predikant op een dag het gezin bezoeken. Vader was niet thuis; Krijn herinnert zich dat alle kinderen voor hun stoel moesten knielen, terwijl ds. Balhuizen bad 'voor deze afvalligen'. Een dergelijk 'pastoraal' bezoek heeft hij nog een keer herhaald, tot hij besefte dat het geen zin meer had. Vader Arie Verbruggen sloot zich voorlopig nergens kerkelijk aan en las thuis. Jarenlang. Tijdens het korte ziekbed van Matje was de hervormde gemeente vacant. Ds. H. van Lest stond van 1922 tot 1924 in Vinkeveen. In 1932 kwam ds. P.A.A. Klüsener (1932-1935), na hem ds. G. den Duijn (1935-1942) en daarna ds. D.J. van de Graaf, die de gemeente diende van 1942 tot 1948. Over hem heeft collega J.P. Neven in dit blad een waardevolle biografische schets gegeven. De derde Matje Verbruggen was nog steeds ongedoopt. Vader Verbruggen ging op een avond, als een Nicodemus, naar de hervormde pastorie om lid te worden. "Ik doe het niet om u, ik doe het ook niet om de kerk, maar ik doe het ter ere van rnijn Koning", zei hij tegen de predikant. Toen werd Matje III, die toen al zes jaar was, door ds. Klüsener gedoopt.

Ouderling

Verbruggen is later nog ouderling in de hervormde gemeente geworden. Dat gebeurde onder ds. Van de Graaf. Toen deze op beroep kwam preken op een doordeweekse avond, at hij bij Verbruggen. Die zat toen erg in de put: twee zoons in het leger en twee zoons in Duitsland. Ds. Van de Graaf merkte waar Verbruggen mee liep en zei voor het

eten: "We gaan een versje zingen, en jij moet het eerste versje opgeven". Verbruggen liet toen zingen: 'Zou God Zijn gena vergeten, nooit meer van ontferming weten? ' Daarop zei de dominee: "Dan zingen we ook het andere vers": 'k Zal gedenken hoe voor dezen ons de Heer' heeft gunst bewezen.' Toen kwam Verbruggen weer uit de banden.

Ontbijtkoek

Het was in het ouderlijk gezin van Krijn en Matje vaak armoe troef. Vader was een eenvoudige boer en veehouder, die was begonnen met één kalfje. In een arme tijd, toen een liter melk twee cent opbracht. Hij was boer op een gehuurde boerderij, in eigendom van een combinatie van vijf roomsen en een protestant. In de omgeving van Kanis en Kamerik woonden veel roomsen; en heel het Achterbos in Vinkeveen was rooms. Kanis is trouwens nog steeds een roomse enclave. Verbruggen schreef zich in als huurder van de boerderij aan het Achterbos 15, waar hij eerst als knecht had gediend. Hij was bepaald niet de enige kandidaat om de boerderij te huren: er waren maar liefst tachtig belangstellenden!

Door Gods voorzienigheid werd de boerderij aan hem toegewezen. Vanwege de vervening in dit plassengebied was er onvoldoende gras, zodat de koeien zomer en winter op stal stonden. Verbruggen heeft vaak aan de Heere gesmeekt of Hij een weg wilde openen dat de koeien weer naar buiten zouden kunnen. Dat is ook gebeurd. Ondanks alles bleef het hard werken en weinig verdiensten. Zondags kreeg het gezin één koekje. Op een dag had moeder Verbruggen een witbrood gekocht. Tot verrassing van de kinderen liep ze naar de kast en haalde daar een potje jam uit. De kinderen sprongen een gat in de lucht!

Het gebeurde eens dat vader Verbruggen tweehonderd gulden schuld had. Dat wisten sommige mensen. Op een avond was er zowaar ontbijtkoek in huis, misschien wel gekregen. De kinderen kregen een dun plakje snijkoek bij de koffie — een ongekende delicatesse. Juist op het moment dat de snijkoek op tafel lag, kwam er bezoek. Snel werd de koek op een stoel onder de tafel gelegd. Het bezoek mocht niet weten dat er luxe als snijkoek in huis was! Toen de bezoeker wegging, bleek dat de koek ook weg was. De hond had zich ongemerkt onder de tafel aan de koek tegoed gedaan.

Oom Klaas Verbruggen

"De Heere heeft veel genade in ons geslacht verheerlijkt", aldus Krijn Verbruggen. "Mijn oom Klaas, een ongetrouwde broer van vader, werd op 17-jarige leeftijd tot God bekeerd. Toen hij nog maar elf jaar was, schreef hij een brief aan de gereformeerde dominee, die zoals hij dat uitdrukte, de mensen met een ingebeelde hemel naar de hel stuurde. Daar was de predikant het uiteraard niet mee eens. Hij zei tegen Klaas' broer Gert: "Zo is het niet, hoor, zoals je broer Klaas zegt!' Klaas was ongetrouwd, had een eenvoudig kruidenierswinkeltje en ging met een handkar eropuit om zijn waar aan de man te brengen.

Fietsen kon hij niet, alles gebeurde lopend. Hij liep zondags tweemaal naar de hervormde kerk te Vinkeveen, dat was ruim drie uur per zondag. Het belangrijkste was dat hij zo dicht bij de Heere leefde. Heel vaak werd hij 's ochtends psalmzingend wakker. Vader was erg op zijn broer Klaas gesteld. Regelmatig vroeg hij aan mij of ik een touw wilde nemen en daarmee

de handkar van Klaas voor hem wilde trekken. Vijf kilometer, over een donkere grintweg. Op mijn klompen, zo ging dat toen. Oom Klaas is niet oud geworden, hij stierf toen hij 46 jaar was. Van het zware werken. Soms bleef ik wel eens een nacht bij hem over. Dan zag ik hem voor de stoel knielen en hoorde hem bidden: 'Heere, wat heb ik vandaag toch weer weinig aan U gedacht!' Dat werd hem dan tot schuld. Op een zondag, nadat we uit de kerk waren thuisgekomen en koffie dronken, zagen we ineens ds. Van de Graaf aan komen lopen. Vader zei: "Dominee, komt u soms zeggen dat Klaas uit de strijdende kerk is overgegaan in de triomferende? ' Daar had vader een voorgevoel van gekregen. En dat was ook zo, Klaas was uit de kerk op weg naar huis plotseling overleden. Zonder de dood te hebben gezien. Hij werd bij dokter Pierot, een roomse arts, naar binnen gedragen. Zijn eigen huisarts had hem al eerder gewaarschuwd en gezegd dat hij zijn wijk moest inkrimpen. Veel mensen beklaagden Klaas, dat hij nu zo plotseling en nog betrekkelijk jong was overleden. 'Je hoeft hem niet te beklagen, want Klaas Verbruggen is nu in de hemel', zei de dokter. Klaas had veel roomse klanten. Hij mocht overal even binnenkomen. Een dochter van de roomse vrouw Van Scheppingen vroeg of Klaas even bij haar zieke moeder wilde gaan kijken. Klaas ging naar binnen en kreeg een gesprek. 'Ik moet nu weer verder, ik moet nog helemaal naar Achterbos', zei Klaas. 'O Verbruggen, wil je dan eerst nog een gebed voor me doen? ' Dat deed oom Klaas toen. Ze vond het verdrietig toen Klaas haar later kwam vertellen dat hij door het inkrimpen van zijn wijk niet meer bij haar zou komen. 'Kom je nou nooit meer, echt nooit meer? ' vroeg ze. Hij beloofde haar toch nog eens op te zoeken, maar hij overleed heel kort daarna. Ach, ze zal wel rooms gebleven zijn, maar er waren roomse mensen die openlijk zeiden dat ze door meneer pastoor bedrogen werden voor de eeuwigheid."

Géén catechisatie!

"Oom Klaas was lid geworden bij de hervormde gemeente, nadat ook hij afscheid had genomen van de dolerende kerk. Hij ging zich bij ds. Klüsener aanmelden voor catechisatie. Ook had hij begeerte om deel te mogen nemen aan het Heilig Avondmaal.

Toen hij bij de dominee kwam, die veel achting voor het geestelijke leven van Klaas had, zei deze tegen hem: 'Moet u van mij leren? Ik moet van u leren!' Hij bracht de vraag van Klaas op de kerkenraad. Daar zei men: "Hij hoeft helemaal niet naar de catechisatie, hij kan zo lid worden'. Zo is het ook gegaan. Oom Klaas heeft daarna nog drie jaar geleefd.

Vader had nog een broer die het goed van de Heere geleerd had, mijn oom Teunis. Die werd bij de instituering van de Gereformeerde Gemeente te Nieuwer ter Aa op lO maart 193O door ds. M. Heikoop tot diaken bevestigd. Later is hij ouderling geworden. Op zijn sterfbed werd hij nog hevig door de duivel bestreden en besprongen. Toen riep hij het uit: 'Duivel, je wint het nóóit, want je hebt het allang verloren!' Ja, ik kom uit een gezegend geslacht, dat kun je wel zeggen."

Ds. P. Zandt

"Nog even over Matje — zij was toch zo'n lief zusje. Maar ze was ook een zondares en dat wist ze zelf ook wel goed. Kort voor haar sterven vroeg ze aan haar oudste zusje of die haar elk verkeerd woord wilde vergeven. Dominee Zandt was, naar haar vader veronderstelde, het middel voor Matje geweest. Hij preekte op een doordeweekse avond in Waverveen. 't Was bar weer, veel regen en wind. Matje wilde met alle geweld met vader mee naar de kerk. Vader vond het eigenlijk niets, maar Matje hield vol. En die preek werd door de Heere gebruikt. Ik denk nog vaak aan haar sterven terug. Vader schreef meteen na haar sterven een briefje aan ds. Riekel of hij Matje zou willen begraven. "Verbruggen, ik wil dat Koningskind begraven, hoor!' was het antwoord van ds. Riekel. Naar de wens van Matje stond op haar kistje: Ik ben des Heeren.

Wat ging er toch een bijzonder getuigenis van haar uit!"

Licht

"In 1953 is vader overleden. Vier dagen voor hij heenging, stonden we naast zijn bed: moeder, mijn broer Jan en ik. Wij kwamen met de melk thuis. Die hebben we snel gelost en toen we allen rond zijn bed stonden, vroeg vader om te zingen Psalm 25^2. Hij was uitgeteerd, maar hij zong zo helder en krachtig mee: 'Want Gij zijt mijn heil, o Heer', 'k blijf U al den dag verwachten.' Hij werd begraven door ds. Van de Graaf en ds. H.K. van Wingerden. De heer Van Ginkel uit Utrecht heeft ook nog gesproken. Met hem lag vader niet vlak, hoewel hij niet kon verklaren waarom, want deze man kon bijzonder bevindelijk preken. Er werd geen rouwdienst in de kerk gehouden, dat deed je vroeger niet zo. Er was veel volk, ook mensen van het gezelschap. Vader had een bijzondere band aan twee vrienden: Verboom uit Zeist en Verwoerd uit Rotterdam. Als die mannen een dagje bij ons kwamen en uit het leven der genade spraken, kon je een speld horen vallen. Dan lag er beslag. Ja, vader kon vertellen vanaf zijn 21 jaar. Toen is de Heere overgekomen. Hij was toen in de stal. Die was gelegen aan de keuken, je kwam door de stal heen de keuken binnen. In die stal was het stikdonker, er was geen verlichting. Maar vader zat, toen de Heere overkwam, in het heerlijke licht van Gods vriendelijk Aangezicht. Hij zat toen onder de koeien te zingen; hij was tot ruimte gekomen. Jan Verbrugge uit Waverveen, een ver familielid, hoorde dat vader tot God bekeerd was.' Zo, wat heb ik gehoord, heb jij God gevonden? ' 'Nee', zei vader, 'God heeft mij gevonden'!"

Geen kerkmuren

Krijn Verbruggen heeft zelf ook veel meegemaakt. Neeltje Bloed, zijn vrouw, is op 5 maart 1989 overleden. Met haar is hij 41 jaar getrouwd geweest.

Hij heeft veel en hard moeten werken voor de kost, als kantonnier, als los werkman en in de bouw. In 2003 openbaarde zich een ernstige ziekte, waardoor zijn kaak moest worden verwijderd. In het ziekenhuis heeft hij het goed gehad en heeft de artsen die hem behandelden, en het verplegend personeel, mogen wijzen op de vreze des Heeren, die het beginsel der wijsheid is. En ook dat, wie wijsheid ontbreekt, hij die van God begere. Die een iegelijk mildelijk schenkt en niet verwijt. "Dan luisterde het ziekenhuispersoneel, hoor. Naderhand zei een arts tegen me, toen mijn kaak was weggehaald: 'Dat hebben we samen toch mooi opgeknapt!' Toen zei ik, terwijl ik naar Boven wees: 'Nee dokter, zo is het niet. Ik heb de Heere gevraagd of Hij uw hand wil besturen!' En nu zit ik tijdelijk in dit verzorgingshuis in Kanis, want het zorgcentrum waar ik woon wordt gerenoveerd.

Kerkelijk behoor ik tot de Hersteld Hervormden, maar ik kerk in de Hervormde gemeente van Kockengen. En verder ben ik ook een beetje van de Gereformeerde Gemeenten. We kregen vier zoons en twee dochters. Drie zoons dienen of hebben gediend in het ambt van ouderling, een zoon is koster van de Gereformeerde Gemeentekerk te Mijdrecht en een schoonzoon is diaken bij de Gereformeerde Gemeente in Utrecht. Kerkmuren vallen soms weg. Ze kunnen ook omvallen — ik denk maar weer aan vader. Toen hij uit de gereformeerde kerk werd uitgeleid, kwam hij bij Otto Verrips, een bemiddelde man, die aan het eind van zijn leven was gekomen. Hij zei tegen vader; 'Ik heb die gereformeerde kerk nog helpen bouwen maar dat had nooit moeten gebeuren.' In financieel opzicht, bedoelde hij. Toch is Verrips altijd gereformeerd gebleven. En vader werd eruit gehaald...".

Als we afscheid nemen van de oude Krijn Verbruggen, valt ons oog op een gebrandschilderde tekst aan de muur. 'Weigelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft', staat erop. "En dat is waar", beaamt Verbruggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2009

Oude Paden | 48 Pagina's

Matje Verbruggen

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2009

Oude Paden | 48 Pagina's