Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

ZONDAG 17

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben Christus van stap tot stap mogen volgen tot in de diepste diepte van Zijn vernedering. En dat tot onze diepe vernedering voor het aangezicht des Heeren, om het met ootmoedigheid te betuigen de eeuwige dood verdiend te hebben. Want wij hebben de lijdende Borg met de boosheid van onze ongerechtigheid genageld aan het kruis. Daar de mens Hem in de vijandschap van zijn eigengerechtigheid niet langer kon verdragen. En naarmate wij ons daarin hebben mogen verdiepen, met de ootmoedige bekentenis de eeuwige dood waardig te zijn, snakt het hart er naar Hem te mogen kennen in de staat van Zijn verheerlijking. Om gefundeerd te mogen worden in de kracht van Zijn opstanding. Want de verheerlijkte Christus is de Rotssteen Wiens werk volkomen is.

De Vader heeft getuigenis gegeven van Zijn enige en algenoegzame offerande, door Hem op te wekken en te stellen in de staat der verheerlijking, om onze rechtvaardigmaking. Maar desniettemin heeft Christus door Zijn opstanding de dood overwonnen, om 't door Hem verdiende heil toe te passen aan ellendige zondaarsharten. Waarop de apostel doelt als hij zegt: „opdat ik Christus moge gewinnen.” En dat is de gerechtigheid van Christus deelachtig worden, wat het grootste gewin is. „En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is. namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof.”

Het gaat hier om de gerechtigheid van Christus, die Hij in de staat van Zijn vernedering heeft verworven door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid. En in dat verband zegt Paulus: „Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding, in de gemeenschaps Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende.” En dan wordt daarbij ons vemeldt: „Dat is, opdat ik deel heb aan de vruchten van het lijden van Christus; namelijk dat ik daardoor van de straf der zonden verlost en tot een nieuw leven opgewekt worde, en om Zijnentwil gaarne verdrage alle lijden, kruis en verdrukking, die mij om Zijnentwil zou mogen overkomen.”

De gerechtigheid die Christus in de staat der vernedering heeft verworven, kan Hij ons alleen door Zijn verheerlijking deelachtig maken. En dat geldt hier dode zondaren, zoals het ons door Hem betuigd is: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.”

Het gaat dus in ons hart en leven om het deelachtig worden van de gerechtigheid die Christus heeft verworven in Zijn vernedering, wat door Zijn opstanding aan Zijn persoon is verbonden. Waartoe het ons duidelijk moet zijn, dat het hier geldt de gerechtigheid van Gods beeld, die verloren werd door de moedwil van onze ongerechtigheid in Adam. Zodat het hart bij de inlijving in Christus, met het beeld van Zijn gerechtigheld versierd wordt in het wezen des geloofs.

Hier wordt de overheersende kracht van Satan, zonde en ongeloof gebroken in de overwinning van Christus, door de liefde Gods uit te storten in het hart. En dat doet 't hart de dienst van de driehoofdige vijand haten en verlaten, om de Heere aan te kleven.

Maar wordt het hart de gerechtigheid van Christus deelachtig in de daad des geloofs, dan wordt het verstaan en beleefd dat Hij opgewekt is om onze rechtvaardigmaking, daar Hij gesteld is in de liefde des Vaders, het licht van Zijn vriendelijk aangezicht. Waarin Gods kind Hem dan krijgt te omhelzen door het geloof.

Door de verheerlijking van Christus wordt het hart niet alleen de levendmaking, doch ook de rechtvaardigmaking in het geloof deelachtig.

Maar in de levendmaking is het hart niet actief, die gezegende opwekking uit de staat des doods geschiedt zonder ons in ons. Zodat we onderscheid hebben te maken tussen het deelachtig worden in de gerechtigheid van Christus omtrent het wezen des geloofs, bij 't komen tot de onberouwelijke keus de Heere te vrezen, en in de daad des geloofs om door Hem geleid te worden tot de Vader. Blijven we staan in de levendmaking, om in de eerste beginselen van het nieuwe leven opgebouwd te worden, wat het hart doet blijven staan gelijk als dat van Efraïm in de kindergeboorte, dan is dat tot grote schade van het geestelijke leven. Want dezulken gaan leven bij beschouwing, waarin de praktijk der godzaligheid gemist wordt. En nu zijn degenen, die menen vaders en moeders te zijn in het geestelijke leven, daarvan wel de hoofdoorzaak.

Want die staan in de eerste beginselen van het nieuwe leven hebben het nodig, met melk gevoed te worden. Maar stelt men daarvoor vaste spijze in de plaats, dan zegt de Schrift tot onderwijzing: „Ik heb u met melk gevoed en niet met vaste spijzen; want gij vermocht toen nog niet; ja gij vermoogt ook nu nog niet.” En dat had bij deze mensen vèrstrekkende gevolgen die zeer schadelijk waren. Want zij waren niet zuiver in de beleving van de rechtvaardigmakin,g en heiligmaking. En dat kon ook niet anders, door te leven bij een gemoedelijke beschouwing en godsdienstige gevolgtrekkingen. Wat helaas menigmaal plaats heeft, daar het geestelijk kennen van de orde des heils daarin gemist wordt.

Waarvoor wij het onderwijzend en ontdekkend werk van de Heilige Geest zo nodig hebben, wat ons door de grote Meester op het hart gebonden wordt. Want in Christus is onze levendmaking, rechtvaardigmaking en, heiligmaking. En dat zijn zaken die ons in de Schrift met een duidelijke onderscheiding voor ogen gesteld en op het hart gebonden worden, opdat wij de beleving daarvan op Zijn leerschool ernstig zouden zoeken met gebondenheid aan de troon der genade.

Wij worden door Zijn kracht opgewekt tot het nieuwe leven der genade. En dat heeft niet alleen zijn aanvang, doch ook zijn voortgang, om steeds meer in d.e liefde van Christus door dat heil te verwerven, gefundeerd te mogen worden. En wel van heerlijkheid tot heerlijkheid als van des Heeren Geest, Die eenswezens is met de Vader en met de Zoon. Want in de heerlijkheid des Vaders en des Zoons is ook de heerlijkheid van de Heilige Geest. En in die bediening gaat het van heerlijkheid tot heerlijkheid, door het geestelijk kennen van de heilsfeiten, wat de innerlijke beleving van levendmaking, rechtvaardigmaking en heiligmaking ten doel heeft. En naarmate het geestelijk kennen van de heilsweldaden diepgang bekomt in de beleving des geloofs, is het een delen in de heerlijkheid des Heeren, die naar buiten uitstraalt. Ja, in die bediening van de Heilige Geest wordt de zalving van Christus met vreugde-olie, tot onze hoogste Profeet, enige Hogepriester en eeuwige Koning, steeds meer dierbaar.

En dat daar Christus onze levendmaking, rechtvaardigmaking en heiligmaking is, om in Hem te wandelen. Waartoe Hij dan ook als geschenk van de Vader is aangenomen, wordt het een blijmoedig wandelen in het licht van Zijn vriendelijk aangezicht.

Maar daar wij nog zijn in het lichaam der zonde, wordt het geestelijk leven er gedurig door afgetrokken van de Heere, tot verachtering in de genade. Zodat wij de kracht van Christus tot opwekking van het geestelijk leven, telkens weer in de stand van het leven nodig hebben. Waartoe Hij dan ook door Zijn Woord tot ons komt, met de opwekking Zijn sterkte aan te grijpen tot het drukken van Zijn voetstappen, die druipen van vettigheid. Opdat uw levendmaking en rechtvaardigmaking door de kracht van Christus zouden weerspiegelen in de heiligmaking. Want gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden tot Zijn eer.

En in dat alles, met het blijde vooruitzicht dat de opstanding van Christus een zeker pand is van onze zalige opstanding. Want al is onze heiligmaking het begin van de heerlijkmaking, om enigermate te wandelen in de genietingen van het hemelleven, het is en blijft toch altijd nog een zuchten in het lichaam der zonde, daar het nieuwe leven jaagt naar de volmaaktheid. Waaraan wij ons innerlijk leven bij de gedurigheid hebben te toetsen.

„En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is levend om der gerechtigheid wil.” En dat is een opwekking die we als een proefsteen uit Gods hand hebben te wazirderen, om te strijden tegen de dood der zonden en te dorsten naar de wateren der gerechtigheid in deze dorre woestijn.

„En indien de Geest Desgene, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont.” En dat alleen door en om de opwekking van Jezus Christus. Want God heeft ook de Heere opgewekt, en Hij zal ons opwekken door Zijn kracht.

Zoals het hier nu mag zijn of worden een leven uit de bpstanding van Christus in het leven met de Heere, mogen wij ons verblijden in de zalige opstanding die ons geschonken zal worden bij de wederkomst van Christus. Om ons te leiden in het huis van de heerlijkheid des Vaders, en dat om Hem eeuwig te verheerlijken, daar Hij het doet en gedaan heeft om de v erheerlijking van Zijn grote naam.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's