Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

F.O. van Gennep, R. Zuurmond, H.J. de Jonge, H. Berkhof, M.R. Spindler, M. de Jonge, Waarlijk opgestaan!, een discussie over de opstanding van Jezus Christus, Ten Have, Baarn, 1989, 83 biz., ƒ 14,90
Zomer 1989 werden in het blad van de Leidse theologische faculteit vijf artikelen over de opstanding gepubliceerd naar aanleiding van het geruchtmakend artikel van prof dr. F.O. van Gennep, die begin januari zo plotseling is overleden. In boekvorm zijn nu vier van deze artikelen — vermeerderd met een Amsterdamse bijdrage van R. Zuurmond en een Leidse epiloog van M. de Jonge — door Ten Have uitgegeven. In kort bestek biedt het veel informatie inzake de exegetische, hermeneutische en dogmatische bezinning die er rond de opstanding in de nieuwere theologie gaande is.
Om met de deur in huis te vallen: bij het lezen van de meeste opstellen bekroop me een besef dat schommelt tussen bevreemding en vervreemding. Bevreemding omdat vaak zo onkritisch wordt gewerkt met de methode van de historische bijbelkritiek; vervreemding omdat deze aanpak een totaal andere manier van bijbellezen en -verstaan impliceert dan de reformatorisch-confessionele. Ik heb daar niet alleen moeite mee, maar voel er weerstand tegen. Eén voorbeeld slechts. Als H.J. de Jonge zegt dat het 'ten derde dage' van de opstanding een latere toevoeging aan de traditie is 'om het lot van Jezus zo nauwkeurig mogelijk in de Schrift voorzegd te vinden' (p. 40), denk ik: U kunt me nog veel meer vertellen! Wie de Bijbel leest, die doet dat 'in die Geest, door Wie zij gemaakt is' (Th. à Kempis).
In de bijdrage van wijlen professor Van Gennep valt het te waarderen dat hij hier en daar tot een drastische relativering komt van zijn aanvankelijk ongenuanceerde ontkenning van de lichamelijke opstanding. Zo schrijft hij dat men op grond van Paulus' woordgebruik 'wel van een "lichamelijke opstanding" zou kunnen spreken, maar (dat) men daarbij dient te weten, dat het hierbij in ieder geval om een geheel andere vorm van "lichamelijkheid" gaat dan wij in ons normale woordgebruik op het oog plegen te hebben' (p. 13). Verderop zegt hij met M. de Jonge: Christus was wel dezelfde, maar niet hetzelfde (p. 15). Met deze visie stemmen wij volledig in.
Want dat de aard van Christus' opstandingslichaam een gans andere is dan die van ònze voorlopige, sterfelijke en verderfelijke lichamelijkheid, is uit het apostolisch getuigenis onmiskenbaar duidelijk. Toch vraag je je af: Waarom werd niet van meet aan gesteld, dat het louter ging om het zuiver houden van de geestelijke aard van Christus' opstandingslichaam? Dan was al die commotie achterwege gebleven. Maar meteen moet ik er aan toevoegen dat we aan genoemd citaat blijkens de rest van het betoog toch niet teveel gewicht moeten toekennen. Want de Opgestane Christus is 'wel zó anders, dat het geen zin meer heeft van een lichamelijke opstanding te spreken.' 'Er was geen eenheid van lichaam, maar eenheid van persoon' (p. 15). Wat met de ene hand (soms) wordt aangereikt, wordt met de andere weer teruggenomen. Een ander punt is dit: of de intentie om op deze manier minder gehandicapt te zijn in de communicatie met de moderne mens, kans van slagen heeft, moet worden betwijfeld. Waarom zou een continuïteit van de (onlichamelijke!) persoon voor de geseculariseerde mens aannemelijker zijn dan de lichamelijke opstanding
Merkwaardig komt mij voor dat enerzijds wordt verklaard dat er met Pasen 'iets' werkelijk is gebeurd, 'iets dat de evangelisten met de verhalen van de opstanding hebben beschreven' (p. 10), en dat anderzijds deze verhalen tot 'stijlfiguren' worden gereduceerd. En op wiens gezag? Op dat van de 'vakexegeten' (p. 14)! Nog afgezien van de kwestie waardoor dit gezag dan is genormeerd (Berkhof zegt daarover zinnige dingen, p. 59 v.v.), komt de vraag op: Waarom zou een mens via de apostolische oor-en ooggetuigen wèl geloven dat er iets is gebeurd, maar niet geloven hòe het is gebeurd? Ik zou zeggen: Wanneer zij over het 'dat' betrouwbaar zijn, dan ook over het 'hoe'. En tot dit 'hoe' behoort onmiskenbaar en onopgeefbaar de lichamelijkheid van de opstanding.
Zoals aangeduid biedt H. Berkhofs opstel waardevolle noties. Tegen de teneur van andere bijdragen in, vindt hij dat het opstandingsevangelie inclusief het lege graf 'grosso modo aan alle zindelijke maatstaven van plausibiliteit beantwoordt'. Nadrukkelijk wijst hij op de betekenis van de gelegitimeerde ooggetuige in het N.T. (p. 56 v.). Verhelderend en evenwichtig komt me zijn visie op 1 Kor. 15 voor: de verzen 12-34 zijn anti-spiritualistisch ('als het Evangelie niet insnijdt in ons totale psychosomatische bestaan', dan zijn wij verloren!), de verzen 35-49 anti-fundamentalistisch, antimaterialistisch (het gaat om een gééstelijk dilemma: 'We zullen moeten kiezen, of we met een "verzonnen" of met een "vernomen verhaal" te doen hebben. In die keuze staan wij zelf op het spel.' Dit lijkt me inderdaad de kardinale kwestie: is het opstandingsevangelie godsdienstig mensenwoord of via mensen betuigd Godswoord? Ik meen dat de keuze voor  ons gemaakt is.
A. de Reuver

Ds. B.J. Aalbers (red.), Samen op Weg: een oefening in vroomheid, uitg. J.H. Kok, Kampen, 148 blz., prijs ƒ 23,90.
De Raad van Deputaten Samen op Weg laat dit geschrift het licht zien, vooral om te pogen de vervreemding die er nog altijd bestaat tussen de verschillende groepen die in SoW met elkaar te maken hebben, op te heffen. Men wil het besef van gemeenschap en onderlinge herkenning en erkenning bevorderen. Genoemde vervreemding valt met name waar te nemen op het veld van de spiritualiteit. Er is daarom voor deze bundel opstellen gezocht naar een tamelijk representatief beeld van de verschillende stromingen in het kader van SoW: enkele Hervormden en Gereformeerden, een Lutheraan en een Remonstrant. Ieder vertelt op heel persoonlijke manier over wat haar/hem geestelijk beweegt en bezielt. Dan komt ook uiteraard het modieus geworden woord 'bevinding' en de term 'bevindelijk' aan de orde. Dr. H. Vreekamp mag de bundel openen en, ja hoor, hij schrijft boven zijn bijdrage 'Bevindelijk Samen op Weg'. Hij is nogal optimistisch, want hij acht de kans groot, dat, bij een verwezenlijkt SoW, het bevindelijke leven op nieuwe adem komt. Eer hij tot deze opmerking komt, tracht hij vanuit de Schrift èn vanuit de historie aan te geven waar het woord 'bevinding' en de aanduiding 'bevindelijk leven' hun wortels hebben. Hij maakt gebruik van de visie van prof. S. van der Linde op de Nadere Reformatie. Aanvankelijk staat de bevinding midden in de brede samenhang van wereld en samenleving. Maar later gaat deze dimensie verloren en blijft er nog slechts de binnenkant van het geloof over.
Vreekamp citeert vervolgens uit de 'Bevindelyke Godtgeleertheit' van Johannes Verschuur om te laten proeven wat 'bevindelijke mensen' bedoelen. Je kunt je afvragen: moet je daar nu uitgelezen Verschuur voor kiezen? Werkt zo'n citaat niet bevestigend naar hen die met een caricatuur van de bevinding leven? Verder geeft Vreekamp aan waar je de bevinding in de Hervormde Kerk kunt aantreffen. Je zou dan denken, aldus de schrijver, in de kringen van de Gereformeerde Bond. Maar, vergis u niet, het bevindelijk leven is veel meer en veeleer te vinden in de beweging ontstaan rond het blad 'Het Gekrookte Riet'. Deze groepering beoogt een verdieping van het bevindelijke geestelijke leven, juist uit onvrede over de koers van de GB op het punt van de bevin­ding. Mijns inziens diskwalificeert hij de GB toch al te zeer door deze beweging te typeren als vooral een organisatorisch fenomeen. Zeker, er wordt onder ons veel vergaderd en georganiseerd. En daar kon weleens zowel de sterkte maar ook de zwakte liggen van de Gereformeerde beweging binnen de Hervormde Kerk. Maar er wordt wel vergaderd om gemeenten te bewaren bij wat ons is overgeleverd door de vaderen en waarvan wij getuigenissen bezitten in onze belijdenissen. En dat vergaderen is tot op de dag van vandaag helaas nog altijd nodig omdat we in een kerk leven waar de religie van de belijdenis onder grote druk staat. Daarom ben ik niet zo optimistisch over SoW als dr. Vreekamp kennelijk wel is. Trouwens, over vergaderen gesproken: hoeveel vergaderuren zitten er al niet in het SoW-proces? Ligt daar niet de zwakte van heel dit gebeuren: mensen zijn aan het werk. Maar is God ook aan het werk? Bevindelijk leven heeft daar heel erg diep weet van gekregen: God moet het doen en God doet het. Het heil is des Heeren. Juist daarin ligt mede de diepe huiver te verklaren bij hen die inderdaad niet op de voorste rijen staan te dringen in SoW. Daar steekt geen confessionalisme achter, maar een diepe zorg om het bevindelijke leven waar onze confessie zo onvergelijkelijk rijk van getuigt. Ik had het daarom juister gevonden als de samensteller van deze bundel voor dit onderdeel iemand gezocht had uit de kring van Het Gekrookte Riet of desnoods van de GB, dan iemand die wel opgegroeid is in het Veluwse bevindelijke klimaat en daar heel lyrisch over schrijft, maar intussen in een veel breder geestelijk klimaat is terechtgekomen. Temeer daar het kennelijk de bedoeling is dat dit geschrift gaat dienen als gespreksstof in SoW-situaties. Wat 'bevindelijken' werkelijk bezielt, had beter uit de verf kunnen komen. Er zijn nog wel wat bezwaren te noemen. Ds. J.A. Compagner, afkomstig uit de Christelijke Gereformeerde Kerken en sinds enkele jaren Hervormd predikant in een SoW-gemeente in het Zuiden des lands, geeft aan dat de kerken waaruit hij stamt al enger en geslotener zijn geworden. Zou het niet eerlijker zijn geweest om ook toe te geven dat hij zelf anders is gaan denken en dat hem daarom de ruimte in de Hervormde kerk zo welkom was en hij zo in het midden van deze kerk is beland en niet onder zijn vroegere geestverwanten die gereformeerd proberen te zijn in de Hervormde kerk?
En, met alle achting voor de hartstocht van prof. Verkuyl waarmee hij in zijn leven gepoogd heeft gestalte te geven aan zijn christenzijn, mij irriteert na de ontmaskering van de communistische ideologie zijn luide loftrompet op de Wereldraad van Kerken. In deze oecumenische organisatie zou de strijd tegen het onrecht geïnstitutionaliseerd zijn. Daar hebben ze in Oost-Europa knap weinig van gemerkt.
En als dr. J. Veenhof zegt dat er in de gereformeerde traditie vanouds te weinig ruimte is geweest voor stilte en meditatie, dan heeft hij kennelijk in een andere stroom van deze traditie gestaan dan anderen voor wie het gereformeerde bestond en nog steeds bestaat in een diepgaande bezinning op de persoonlijke relatie tot God. Waar juist de stilte van de binnenkamer werd gezocht toen anderen christelijke acties ondernamen en christelijke organisaties opzetten om hun doelen te bereiken. In deze sfeer is dan kennelijk dr. Veenhof groot geworden.
Kortom, de poging van deze bundel is loffelijk. Maar door dit geschrift zal, dunkt me, niemand uit het 'bevindelijke kamp' het gevoel krijgen echt begrepen te worden. Het zal hem opnieuw niet werkelijk aansporen zich aan te sluiten bij een actief meedoen aan SoW. De echte ontmoeting met de bevindelijken moet nog beginnen, schrijft ds. Aalbers aan het slot van dit boek. En dat is juist aangevoeld.
J. Maasland, Capelle aan den IJssel

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's