Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De partiële leerplicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De partiële leerplicht

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ter verduidelijking nog een toelichting naar aanleiding van ons stukje „Vormingswerk werkende jongeren." Sinds 1 augustus 1971 is de situatie nu zo:

De leerplicht eindigt, zodra het kind negen leerjaren volledig dagonderwijs heeft gevolgd. Na het beëindigen van de leerplicht gaat een periode van partiële leerplicht in. (Partieel betekent: gedeeltelijk).

In de nieuwe leerplichtwet staat al, dat deze partiële leerplicht geldt voor drie jaar. Maar omdat er voor dit onderwijs nog niet voldoen­ de geld, personeel en ruimte beschikbaar zijn, is besloten, dat deze partiële leerplicht voorlopig zal gelden voor één jaar.

Voorlopig betekent de partiële leerplicht dus dit, dat een kind, dat na het beëindigen van de leerplicht geen volledig dagonderwijs meer volgt, gedurende één leerjaar ingeschreven moet zijn als leerling van een onderwijsinstituut voor partieel onderwijs, om daar een dag in de week het onderwijs te volgen.

Maar de regering wil dat ene jaar zo spoedig mogelijk uitbreiden tot drie jaar en die ene dag verdubbelen tot twee dagen per week. Want het is de uitdrukkelijke bedoeling, dat het via deze partiële leerplicht geleidelijk zal komen tot een volledige leerplicht. Het ideaal waarnaar toegewerkt wordt, is, dat de ouders straks verplicht zullen zijn, hun jongens en meisjes tot en met het leerjaar, waarin zij 18 jaar worden, volledig dagonderwijs te doen volgen. Maar zover is het nu nog niet.

Wat nu betreft deze onderwijsinstituten voor partieel onderwijs: dat kan zijn een school voor beroepsonderwijs (b.v. een avondcursus aan een LTS of aan een huishoudschool of een opleiding voor handel en bedrijf). In andere gevallen zal het een „vormingsinstituut" zijn. Tegen deze vormingsinstituten bestaan zeer ernstige bezwaren.

Toen op 24 maart 1971 de partiële leerplicht besproken werd in de Tweede Kamer heeft met name de heer Vonhoff daarover een boekje open gedaan. Hij toonde aan, dat men met dat vormingswerk zogenaamde mentaliteitsveranderingen beoogt, die buiten de jongeren zelf liggen, maar op de maatschappij zijn gericht. Het wordt dan een „maatschappijstrijdsituatie", waarin jongeren worden gewikkeld, die naar hun aard toch al bijzonder kwetsbaar zijn.

De heer Vonhoff bewees dit aan de hand van uitlatingen van de heer J. Peters, adjunctdirecteur van het nationale centrum vorming bedrijfsjeugd, die zelf gezegd heeft, dat het vormingswerk steeds meer gehanteerd moet worden als „sociale actie tegen de misstanden

in de maatschappij." Om dat goed te doen verlopen, worden de vormingsleiders regelmatig samengeroepen in „politiseringsweekends". (Het doet ons denken aan het ter elfder ure afgelaste beruchte kosmokomplotweekend in de hervormde kerk).

In een dagbladinterview zei deze heer Peters: „Het wordt steeds duidelijker, dat in het vormingswerk een maatschappijvisie wordt ontwikkeld, die neo-marxistisch is." Men analyseert volgens de heer Peters de arbeidssituatie van werkende jongeren met behulp van uiteindelijk aan het denken van Karl Marx ontleende kategorieën. Ziezo, nu weten we dus uit de mond van een van de leiders van dit vormingswerk zelf, wat de bedoeling is.

Zeer terecht zei de heer Vonhoff, dat dit geen vormen meer is, maar redeneren vanuit een eenzijdige visie. „Dat is in mijn spraakgebruik indoctrinatie (listig inpompen van bepaalde leringen) en geen vorming." En de conclusie van dit WD-kamerlid was: „Ik heb daartegen groot bezwaar. Ik vind dat een gevaarlijke weg, die van de jongeren afleidt." Als zelfs een liberaal kamerlid zo spreekt, dan moet het toch wel duidelijk zijn, dat dit werk voor onze jeugd absoluut onaanvaardbaar is.

Ook de heer Jongeling uitte principiële bezwaren. Hij zei onder meer: „Onder het motief van vorming van kritische persoonlijkheden vindt maar al te vaak een indoctrinatie plaats vanuit een training in methoden van geweldloos verzet, te gebruiken tegen deze maatschappij. Dit gebeurt dan bij jongeren, die wegens hun betrekkelijk geringe eigen ontwikkeling daar vaak slecht tegen opgewassen zullen zijn."

Dit kamerlid maakte verder gewag van het gebruik van drugs (verdovende middelen) op een vormingsinstituut in Limburg en het optreden van een uitgever van een sexcontactblad op een instituut in Zuid-Holland. Ook noemde hij de ontwikkeling op het gebied van sensibility-training, afkomstig uit Amerika, een soort vreedzame hersenspoeling, die ook al in ons land is gesignaleerd.

Gelukkig, dat staatssecretaris Grosheide in antwoord op een vraag van de heer Jongeling een ruimhartig ontheffingsbeleid heeft toegezegd. De heer Grosheide zei letterlijk: „Als een jongere of diens ouders gewetensbezwaren hebben tegen het deelnemen aan het vormingswerk of het onderwijs, behoeft hij daaraan niet deel te nemen."

Daarom zij nogmaals gewezen op de mogelijkheid, om aan burgemeester en wethouders vrijstelling van deze partiële leerplicht te vragen op grond van „overwegende bezwaren tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen onderwijsinstituten, waarop het kind geplaatst zou kunnen worden."

Dit dient vóór 1 juli te geschieden. Hiervoor is voldoende de invulling van het formulier LE 3, dat aangevraagd kan worden bij de Staatsuitgeverij, Christoffel Plantijnstraat, 's-Gravenhage.

Voor duidelijkheid dus nog even samengevat:

In het komende leerjaar, dat 1 augustus a.s. begint, geldt de verplichting om een dag in de week naar zo'n vormingsinstituut te moeten, voor de jongens en meisjes, die

a. geboren zijn na 31 juli 1956;

b. hun negen jaar leerplicht volbracht hebben;

c. geen volledig dagonderwijs meer volgen en ook geen avondcursus of iets dergelijks.

(Wie een avondcursus of iets dergelijks volgt. is dus niet verplicht, om aan het vormingswerk mee te doen, maar het is wel raadzaam, om nauwkeurig te onderzoeken, of de betrokken cursus erkend is als ondenvijsinstituut voor partieel onderwijs. Dat is namelijk niet met alle avondcursussen het geval).

Er is nog een mogelijkheid, dat de regering nu al besluit, om de partieële leerplicht te verlengen tot twee jaar. Terwijl wij dit schrijven, is dit nog niet zeker. In dat geval moet het in a. genoemde jaartal worden gewijzigd in 31 juli 1955.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De partiële leerplicht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's