Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis  Art. e5

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis Art. e5

Van het Heilig Avondmaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat het bij het gebruik der sacramenten op het geloof aankomt, wordt door Guido de Brés beleden met de woorden:

„Jezus Christus, Dewelke het geestelijk leven der gelovigen voedt en onderhoudt, als Hij gegeten is, dat is, toegeëigend en ontvangen wordt door het geloof in den geest".

Guido de Brés heeft in de Avondmaalsstrijd de zijde van Calvijn gekozen en dat zelfs letterlijk uitgedrukt in de woorden waarmede hij de belijdenis heeft opgesteld. Reeds Calvijn heeft er telkens weer in zijn strijd met niet alleen de roomsen en dopersen, maar ook met Luther en Zwingli, op gewezen, dat wij waarachtig ontvangen door het geloof het ware lichaam en bloed van Christus. Sacramenten zijn geen door mensen uitgevonden riten of oude tradities, die alleen maar symbolische waarde hebben. Het zijn genademiddelen, echter volstrekt afhankelijk van de Heilige Geest, Die ons alleen Christus en al Zijn goederen deelachtig maakt. Elk bouwen op enig sacrament, zonder gemeenschap in het geloof met Christus, is een zelfmisleiding. Op het geloof komt hef aan en daarom zegt onze belijdenis dan ook verder:

„Om ons dit geestelijk en hemels brood af te beelden, heeft Christus verordend een aards en zienlijk brood, hetwelk een sacrament is van Zijn lichaam, en de wijn tot een sacrament van Zijn bloed, om ons te betuigen, dat wij, zo. waarachtiglijk als wij hef sacrament ontvangen en houden in onze handen, en hetzelve eten en drinken met onze mond, waarmede ons leven daarna onderhouden wordt, ook zo waarachtiglijk door het geloof (hetwelk de hand en de mond onzer ziel is) het ware lichaam en het ware bloed van Christus, onze enige Zaligmaker, ontvangen in onze zielen tot ons geestelijk leven".

Eén krachtige en sterke uitdrukking gebruikte de opsteller der geloofsbelijdenis, in navolging van Calvijn, wanneer hij belijdt, dat door het geloof, dat is toch een geestelijk goed, het eigen, ware lichaam en bloed van Christus kan worden gegeten en gedronken. Het is het kernvraagstuk van de avondmaalsleer, waardoor ook helaas de scheuringen ontstonden op het Protestantse erf in de dagen der Reformatie. En, zoals altijd, waren ook hier verkeerde zondige hartstochten aanwezig, die de principiële tegenstellingen vertroebelden, terwijl voorts ook de verbittering onder elkaar het komen tot elkaar, om tezamen tegen de aartsvijand Rome te kampen, in de weg stond.

Zowel Luther, Zwingli en Calvijn hadden met Rome gebroken, namelijk dat de sacramenten zelf door gebruik genade verlenen. Vooral ook Luther heeft in zijn eerste periode na de grote ontdekking van de rechtvaardigmaking door het geloof alleen, duidelijk beleden, dat bet geloof onmisbaar is voor een goede vrucht van het "gebruik van de sacramenten. Sacramenten zijn zegels der beloften, en het geloof alleen kan als een hand de beloofde zaken aannemen, die in de sacramenten worden aangeboden. Het sacrament zelf rechtvaardigt niet, maar het geloof van het sacrament. Zoveel hebt ge als ge gelooft, is min of meer de korte inhoud van zijn 95 stellingen. Wanneer in Worms de kardinaal Cajetanus er bij Luther op aandringt om deze stelling te herroepen, dat het geloof bij het sacrament noodzakelijk is om de genade te verkrijgen, verdedigt Luther zich met een beroep op tal van schriftuurplaatsen (Rom. 4, Gal. 3 en 4, Hebr. 9), op Augustinus en Bernard van Clairvaux, en verklaart voorts, dat hij met het oog op deze schriftplaatsen Code meer gehoorzaam moet zijn dan de mensen. In 1530, op het hoogtepunt van de strijd van de avondmaalsleer, stemde Luther volkomen in met artikel 13 van de Augsburgse confessie:

„Wat het gebruik van de sacramenten betreft, leert men, dat de sacramenten ingesteld zijn niet alleen om kentekenen te zijn van de belijdenis bij de mensen, maar om tekenen en getuigenissen van de wil Gods jegens ons te zijn, voorgesteld om het geloof in hen, die ze gebruiken, op te wekken en te versterken. Derhalve moet het sacrament zo gebruikt worden, dat, het geloof er bij komt, dat in de beloften gelooft, die door de sacramenten gereikt en getoond worden".

Ook toonde Luther in de eerste periode enige genegenheid om de leer van de plaatselijke tegenwoordigheid van Christus (consubstantiatie, d.i. dat Christus met en onder het brood en de wijn lichamelijk genoten wordt) in het Heilig Avondmaal af te wijzen. Jammerlijk is vooral door de latere strijd met de dopersen en andere geestdrijvers deze genegenheid in zijn tweede periode geheel verdwenen. Ware dit wel zo gebleven, dan zou de kerk van veel strijd en moeite verlost zijn geweest en de verhouding tussen Luther en Calvijn ware beter geweest.

Vooral door het optreden von Karlstadt, die eerst hoogleraar te Wittenberg was ei aan de zijde van Luther stond, maar tijdens het verblijf van Luther op de Wartburg zich met de wederdopers verenigd had, is Luther een andere richting uitgegaan. Karlstadt leerde toen de zonderlinge verklaring der inzettingswoorden van het Heilig Avondmaal: Dit is Mijn, lichaam; namelijk, dat deze woorden niet op het gebroken avondmaalsbrood doelden, maar dat Christus onder het breken van het brood op Zijn eigen lichaam, !n zou hebben gewezen en gezegd zou hebben: Dit, waarop Ik nu wijs, is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt.

Maar dan is het breken van het brood slechts een handeling geworden zonder betekenis, daar de door Christus uitgesproken woorden in generlei betrekking stonden tot het brood. Deze verklaring van prof. Karlstadt ligt geheel in de lijn der doperse visie, namelijk, door de komst van Christus is er geen verzekering meer door uiterlijke tekenen. De tekenen van het Nieuwe Testament verzegelen en verzekeren ons niets, alleen de enige en eeuwige zekerheid is Christus Jezus en de Heilige Geest als de Verzegelaar : n de harten. Ieder, die op water, brood en wijn wijst, keert zich weder van Christus tot Mozes. Wel moeten de sacramenten van Doop en Avondmaal ook gebruikt worden, maar als tekenen van gehoorzaamheid. De nadruk valt op het werk der gelovigen zelf. De Doop zouden de gelovigen ontvangen als een teken der gehoorzaamheid, uit het geloof voort-' komend, tot een bewijs voor God en Zijn gemeente, dat zij zekerlijk de kwijtschelding door Christus Jezus geloven, en de gelovige zou bewijzen in de Doop, dat hij de aangeboren aard der zonde en het vlees begeert af te sterven en te vernietigen. Ook bij het gebruik van het Avondmaal zou de gelovige een werk der gehoorzaamheid doen, om Christus' dood te verkondigen en de onderlinge liefde en gemeenschap te betuigen. Niets is er in het sacrament te vinden tot versterking van het geloof, dit is alles gebazel van predikanten.

Tegen deze. beschouwing is Luther met het vuur, zijn karakter eigen, opgekomen. De instelling van hét Heilig Avondmaal werd krachteloos gemaakt. Helaas ging Luther aan de andere zijde weer te ver.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1954

De Saambinder | 4 Pagina's

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis  Art. e5

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1954

De Saambinder | 4 Pagina's