Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN GODDELIJK BELOFTEWOORD IN  DE OUDEJAARSNACHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN GODDELIJK BELOFTEWOORD IN DE OUDEJAARSNACHT

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

EN ALDAAR ZAL GEEN NACHT ZIJN Openbaring 22 : 5a.

Weer staan wij op de grens van Oud en Nieuw. Toch is oud en nieuw maar zeer betrekkelijk. Wat hoorden en zagen we dat wat niet reeds geweest is.?

Wat zullen we horen en zien.? Hetgeen er geweest is zal er weer zijn, naar de wijsheid van de Prediker. Gehjk heeft hij. Dwaze spotters schijnen het ook te weten. Waar bhjft de dag van Zijn toekomst vragen zij argwanend.?

Er valt geen nieuws te melden. Want van het begin der der wereld af zijn alle dingen geweest zoals zij nu zijn. Op het eerste gezicht merkt u weinig verschil tussen de wijze Prediker en hetgeen dwaze spotters te berde brengen. Wie kan er een speld tussen krijgen. Conclusie: nihil. Gaan de ogen open, dan pas ziet u een verschil als van dag en nacht. De prediker bedoelt met zijn woorden: U moet de tijd uitkopen, want de dagen zijn boos. De spotters zeggen: je moet je tijd uitbuiten, en de wereld erbij: halen wat er te halen valt. Het verschil is: beid uw tijd of pluk de dag.

Het eerste heeft Johannes op Patmos verstaan. Hij tuurt met de hand boven de ogen, met gescherpte geloofsblik en met heimwee in het hart, de hemel af. Maar wij verwachten, is zijn parool.

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan... En ik, Johannes, zag de heihge stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalend uit de hemel van God.

Voorbijgegaan, een woord dat met het voorbijgaan van het jaar met weemoed vervult. Of een woord dat heimwee oproept.? Het ligt er maar aan hoe u er tegen aankijkt. Zonder of met geloof in Hem, Die alle dingen nieuw maakt.

Johannes staat inderdaad op de grens van oud en nieuw. Hij is onderweg naar de stad van Gods vrede en... de stad is onderweg naar hem. De grote ontmoeting vindt plaats op de grote Dag des Heeren. Over de dorre, doodse vlakte van de aan God en Zijn Woord ontzonken wereld waarin wij leven, khnkt de blijmare: En aldaar zal geen nacht zijn.

1. Waar zal geen nacht zijn?

Het antwoord ligt voor de hand in het geschreven recht des Heeren. In de Godsstad zal geen nacht zijn. Dat is Jeruzalem met haar twaalf poorten, die opgetrokken zijn op de twaalf fundamenten waarin de namen gegraveerd zijn van de twaalf apostelen van het Lam. In de werkelijkheid van het geloof bevinden zich daar allen die met Christus in de hemel gezet zijn. Het is het nieuwe Paradijs. Een moordenaar aan het kruis kreeg uit de doorboorde handen van

Christus een met bloed getekend paspoort. Voor honderd procent fraudebestendig. Aangemaakt door de arbeid Zijner ziel. Waar ligt uw domilie? Denkt u er om dat ge het oude jaar maar op één manier met vrede kunt afsluiten? Als uw paspoort verzegeld is met het stempel van de Heilige Geest en er op te lezen staat: „Wie in de Zoon gelooft hééft het eeuwige leven".

Aldaar! De stad is bekend, het licht straalt van verre, de strijdende kerk wacht de onmiddellijke, de onversluierde heerlijkheid van de drieënige God. In beeldende taal, maar het is geen inbeelding, in visionaire gezichten, maar het is geen gezichtsbedrog, ontsluiert Gods openbaring de heerlijkheid aan een op het eerste gezicht ontluisterde apostel, die de eeuwen door exponent is van het volk dat gerekend wrordt tot aller uitvaagsel en afschrapsel, tot nu toe. Hij geeft beschrijving van het onbeschrijvelijke. Een benadering slechts van het onbenaderbare. Dag en uur dat Christus eens het koninkrijk aan God en de Vader zal overgeven naderen met bekwame spoed. Al Iiikt de dag te naderen met vertraagde tred, aldaar zal God toch zijn alles in allen.

Aldaar... Eén van de eigenschappen van het geloof is zien. Zien van wat we in Christus hebben en ook vooruitzien naar Hem die ons opwacht.

Wat ziet Johannes? Hij ziet God aan het werk, die alle dingen nieuw maakt. De hemel en de aarde. En als volstrekt nieuw springt het er om zo te zeggen uit: En aldaar zal geen nacht zijn. Nieuw is een eeuwigdurende gemeenschap met God. Een Jeruzalem zonder tempel en toch in de onafgebroken nabijheid van God. Een stad zonder zon en zonder maan. Wat zal ons te wachten staan als op de laatste dag der voortwentelende eeuwen de hemellichten hun glans intrekken? Dan is er van licht geen sprake meer. -

Niet alzo aldaar, in die stad gelegd op bergen Gods gewijd. Zij ligt te glanzen in ononderbroken eeuwigheidslicht. Want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht en het Lam is haar kaars. Aldaar stroomt licht, vriendelijk licht van Gods aangezicht. Nu nog draagt dit woord van onze tekst het karakter van een belofte, Die belofte is nodig met het oog op de huidige situatie; zij scherpt de tegenstelling aan tussen „hier" en „daar". Hier wonen we op de planeet die aarde heet.

Het is Oudejaarsnacht. Wat al duisternis bedekt de aarde, wat al donkerheid greep om zich heen in het afgelopen jaar. In de wereld en in uw persoonlijk leven. Heel dit aardse bestaan is een doorlopende en smartelijke herinnering aan het weggezonken paradijs. De val in Adam bracht de nacht der zonde over Gods stralende schepping. Wat al nachten maakt de mensheidgeschiedenis door. Is het boek der Openbaring niet een bijna onafgebroken klacht over het wereldverduisterend wee, waar de nacht van het laatste oordeel in aanduistert? En lezen we daar niet van de brede bloedstroom, waar de paarden tot aan hun halzen doorheen zullen waden? Verkeert Johannes niet lijfelijk in de nacht van de grote verdrukking en echoot klagen en zuchten en wee niet na in het hart van miljoenen uitzichtloze mensen? Komen al die nachten van ziekte, rouw en zorgen niet verstikkend op je af vanavond? En spreken we niet van „godsverduistering" alsof het aan God lag dat het zo stikdonker is? Tasten we met z'n allen niet als blinden langs de wanden van het leven en zegt de vertwijfelde wanhoop niet: wij wachten naar licht, maar zie het is donkerheid, we smachten naar de dag, maar onze lampen gaan uit. O schrik, die blik in het duister.

Zie Johannes neemt het beloftewoord in de mond en als met een pen van een vaardige schrijver tekent hij een gouden rand om al die duistere wolken. Is dat wat hij nu ziet geen gezichtsbedrog, geen fata morgana? Wissel op de eeuwigheid, wraar de mensheid vergeefs op wacht? Dat zou het zijn als we niet méér wisten, als we ook niet zouden weten: v

2. Waarom zal er aldaar geen nacht zijn?

Nacht is ten diepste de verbroken gemeenschap met God. Geen nacht meer daar omhoog, omdat de gemeenschap voor eeuwig hersteld is. God zelf zal bij hen en hun God zijn. Nacht noemen wij waar het licht ontbreekt. Aldaar geen nacht omdat de Heere God de stad verlicht. Nacht is onheil. Licht is het Bijbels woord voor heil. Heil is de ontsluierde luister van de nacht van Jezus' geboorte. Hij is het Licht der wereld. Nacht is Godsvervreemding, maar daar geen nacht, omdat God gezegd heeft dat het licht uit de duisternis schijnen zou. Om te delen in Zijn licht is nodig te weten dat God in onze harten geschenen heeft om ons te geven verlichting van kennis in het aangezicht van onze Heere Jezus Christus. Nacht is vaak verberging van Gods aangezicht. Daarom zal er aldaar nacht zijn, omdat de inwoners van de Godsstad eeuwig Gods aangezicht zullen zien. Hier is het zovaak nacht, ook in het leven en in de strijd des geloofs. Hebt u, die dit leest en overdenkt, niet de ervaring opgedaan dat uw hart schreeuwde naar God als een hert naar de waterstromen? Hier schuiven telkens wolken van zonden voor de Zon der gerechtigheid, en dan knagen oude kwalen weer. God des levens, ach wanneer zal ik naderen voor Uw ogen. In Uw huis Uw naam verhogen?

De strijdende Kerk is kerk onder de wolk waarachter Christus is heengevaren. Op aarde zijn de dagen der duisternis vele. Kom moede pelgrim, we tellen toch af! Nacht is het als de vloek der wet ons treft. Maar aldaar geen nacht. Want geen vervloeking zal er meer tegen iemand wezen. Oorzaak? Het Lam die het Licht van de stad is, daalde hier in mijn vloek en God nam die gunstig weg.

Hier dagelijks strijden met de boze lusten van het vlees. De verberging van Gods aangezicht is de oprechten bitterder dan de dood.

Hoe hebt u het jaar doorgebracht? Vaak dacht u, zo donker als het nu is, is het nooit geweest. Zo schuldig als ik nu sta, heb ik er nooit voorgestaan.

Daar zal geen nacht zijn, want allen die in Gods lichtstad wonen zijn voor eeuwig wetsconform. En Zijn dienstknechten zullen Hem dienen.

De nacht is voor het ongedierte, zeggen wij. De Vorst der duisternis hult zich bij voorkeur in het donker, ook al vermomt hij zich als een engel des lichts. Maar aldaar zal geen nacht zijn. Als het licht is, eeuwig licht, dan is de macht der duisternis uitgebannen en dan kunnen de poorten van het Nieuwe Jeruzalem open blijven omdat de dood en hel zijn geworpen in de poel des vuurs.

Toch hebben we de diepste reden nog niet genoemd. Die ligt in het Lam. Merk op hoe vaak in dit verband de naam van het Lam wordt genoemd. Hij neemt een allesbeheersende plaats in. Hij heeft de duisternis van de God-verlatenheid naar zich toegetrokken. Hij is weggezonken in de nacht van ons oordeel en de vloek Gods op de zonde. Hij heeft ook het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. De nacht teniet gemaakt. De Vader heeft hem verheerlijkt.

Kent u het Lam? De nachten hier op aarde mogen voor Gods kinderen bang en donker zijn. Maar in de duisternis aller eeuwen geldt voor hen die het Lam toebehoren: „Wie Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar het Licht des levens hebben".

O Lam Gods, in aller nachten nacht zijt Gij [tot mij gekomen. Door Uw genä geeft mijne lamp haar licht. Mijn God verdrijft de nacht uit mijn gezicht. Wat zal het zijn het Lam te prijzen, ongestoord. Wij reizen naar de stad, waar Christus' I't Licht zal zijn. Zie toe dat er niemand van u schijne [achtergebleven te zijn.

3. Voor wie zal er aldaar geen nacht zijn?

Het antwoord op die laatste vraag hangt van één ding af. Wie is het Lam voor u? Buiten dit Lam is er geen licht. Waarom is het zo duister in de wereld waarin wij leven? Omdat de wereld het Lam Gods verwerpt. Omdat we van nature kinderen der duisternis zijn. Leeft u nog verblind voort? Jaar op jaar onbekeerd verder leven zonder dat er iets verandert? De tegenpool van de dageraad zonder nacht is... een nacht zonder dageraad.

Meer dan ooit klemt op de oudejaarsdag het woord, appellerend, nodigend, vermanend: Heden, nu is het de welaangename tijd, nu is het de dag der zaligheid.

Wat is uw reisbestemming? Voor wie zal het aldaar geen nacht meer zijn? Voor degenen die geroepen zijn uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Gods Geest leerde u wat duisternis is en opende blinde ogen voor de werkelijkheid van de nacht der zonde. Jesaja noemt het volk dat in duisternis wandelt en onder de belofte van het licht begrepen is. Gezeten in het land van de schaduwen des doods. Kunt u terugblikken in heilige verwondering? Eertijds waart gij duisternis, maar nu zijt gij licht in de Heere.

Noodzakelijk is te leren verstaan: Maar broeders, gij zijt niet in de duisternis, want de nacht is voorbijgegaan cn de dag is nabij gekomen. Onuitsprekelijk en onvergetelijk wonder wanneer de Zon der gerechtigheid opgaat in uw hart, met genezing onder haar vleugelen. Hij alleen maakt u tot kinderen des lichts. Zij wachten het heil door God hun toegezegd. De dag zonder nacht. De eis tot heiligmaking krijgt vastere vormen in uw leven. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis en aandoen de wapenen van het licht. Uw handel en wandel de tijd uwer inwoning moet daglicht kunnen verdragen. Gij weet dat de Dag zal komen als een dief in de nacht. Als men in de wereld roept: „vrede, vrede en geen gevaar".

Voor Gods kerk geldt: „Maar broeders, gij zijt niet in de duisternis dat u die dag als een dief zou overvallen". In de nacht der vervolging staat Johannes op de grens van oud en nieuw te wachten op de dag van Christus' wederkomst. Zij die Christus toebehoren leven in de wereldnacht, maar héten kinderen des lichts en kinderen des daags.

Behoort u tot hen die wachten, meer dan de wachters op de morgen? Pertinent en konsekwent willen zij niet meer behoren bij de nachtclub van deze tegenwoordige en boze wereld. Omdat zij Gods vriendelijk aangezicht in Christus zien oplichten, nuchter zijn en aangedaan hebben het borstwapen des geloofs en der liefde, en tot een helm de hoop der zaligheid. Johannes ziet de volken die zalig worden wandelen in het licht van de Godstad. Voiken, wereldwijd, die uitgegroeid zijn tot een schare die niemand tellen kan.. Hun namen zijn geschreven in het boek des levens des Lams. Burgers van de hemelstad, niet op grond van eigen prestatie, maar op grond van verkiezende genade.

Toe maar, denkt iemand, het kan niet op. Het kan heus wel op. Want zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in de poel des vuurs. Intussen wel door eigen schuld. Ik hoop dat u daar nooit komt, in de nacht zonder dageraad. We gunnen er de duivel niet één.

Maar voor Gods kinderen is de nacht voorgoed voorbij. Nooit valt er meer een schaduw van zonde, verlating of twijfel, geen nacht meer vol tranen en bitterheid over het leven van de hemelburgers. En van die stad straalt uit een helder licht, dat ver, eindeloos ver uitschittert, zodat de wereld, voorgoed aan het verderf ontrukt, vol is van haar glans. Hier zal het oog niet wrorden geboeid door wat van God aftrekt; hier zal het oor niet meer worden gekluisterd door wat God vergeten doet. Het oude paradijs is weggeweken. Het nieuwe Jeruzalem ligt als een geheim achter heel de bange wereldgeschiedenis verborgen, om straks geopenbaard te worden. Elk verschijnsel uit de wereldgeschiedenis, elke duisternis van dit tijdelijk leven mag gezien worden vanuit dit licht. Vanuit déze zekerheid, vanuit déze hoop. Want het Lam heeft de vloqk gebroken. De eerste dingen zijn voorbijgegaan. De verschrikking is weg, met de angst en de bedreiging. Aldaar worden blijde vermoedens en gehoopte zekerheid tot diepe, onwankelbare werkelijkheid. Hier zullen de reinen van hart God zien. Geen nacht meer daar omhoog! Het zien van God in Zijn Wezen betekent het volle aanschouwen van God. En daarom zal aldaar geen nacht zijn. Indien uw pas maar gete, kend is door het bloed van het Lam, dan reizen we naar de stad waar Christus het Licht zal zijn. Heb zo een gezegend Oud en Nieuw in de geloofsaanbkiding van het Lam in wie God voor de Zijnen een Licht is en gans geen duisternis is in Hem.

K.a.z!

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1988

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's

EEN GODDELIJK BELOFTEWOORD IN  DE OUDEJAARSNACHT

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1988

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's