Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geheim van Luther

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geheim van Luther

'Het KRUIS alleen is onze theologie'

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede gehouden door drs. A . DE REUVER op de Landelijke Lutherherdenking, gehouden 11 november 1983 in de Grote of St. Laurenskerk te Rotterdam.

Luther had een hartsgeheim. Maar hij heeft er nooit geheimzinnig over gedaan. Dat moeten ook wij niet doen. Wij willen het dan ook onmiddellijk onthullen: Luthers geheim heet Christus, de Gekruisigde. Om Christus draaide heel Luther's leven. 'In mijn hart', zo luidt het bv. direct al in de voorrede op zijn beroemde Galaten-commentaar, 'regeert dit ene artikel, namelijk het geloof in Christus, uit Wie, door Wie en tot Wie al mijn theologische gedachten dag en nacht heen en weer vloeien.' Zo had hij naar eigen zeggen maar één snaar op zijn lier en wist hij maar één liedje te zingen. En hij had het van geen vreemde: 'De Heilige Geest weet niet meer en wil niet meer weten dan Jezus Christus'. Daarom wordt heel het geloof bezield en beheerst door Christus. Het geloof omvat Christus, zoals de edelsteen in de ring is gevat. En wie deze edelsteen bij zich draagt, is ten diepste onkwetsbaar. Dit betekent intussen niet dat, als wij Christus eenmaal ontvangen hebben, wij voortaan eigenmachtig over Hem beschikken. Zó 'hebben' wij Christus niet. Wij hebben Hem slechts in geloof, geloof dat permanent op het Woord blijft aangewezen. Het geloof is per definitie ontvankelijk en afhankelijk van aard. Het is hórig, of het is niet. 'Als Christus twee of drie dagen niet gepredikt werd, dan zou de kennis aan Hem geheel uit het hart zijn uitgedelgd. Ik ervaar het ook bij mijzelf. Als ik twee dagen lang niet'aan Christus denk, dan word ik mat en traag. Wat moet er dan wel niet van diegenen worden die ettelijke jaren niets van Christus horen? Daarom, houdt u altijd aan de prediking....' Het is dus alleen het Woord dat de kracht heeft om de ziel aan zich gelijk te maken, zoals ijzer dat in het vuur komt roodgloeiend wordt omdat het zich met het vuur verbindt. En het is in dit Woord dat wij die 'blijde ruil' vernemen: Christus mijn zonden, ik Zijn gerechtigheid: 'Christus neemt de ziel ten huwelijk in geloof.....
Is dat nu niet een vrolijk huishouden, als die edele, rijke, vrome bruidegom Christus met zo'n arme, verachte, slechte deerne gaat trouwen, haar van alle kwaad ontdoet en tooit met Zijn rijkdom?' Het geloof en Christus, zij zijn even innig verbonden als bruid en bruidegom. Hoe waar en wezenlijk dit alles ook is, wij zouden een kapitale vergissing maken, als wij ter gelegenheid van onze Lutherherdenking anno 1983 bleven staan bij deze innige, enigszins mystiek aandoende uitspraken. Alsof daarmee heel Luthers geheim voldoende ontvouwd was. En alsof zijn Christus-concentratie geen geduchte consekwenties zou hebben gehad voor geloof en theologie, tot op de dag van vandaag. Oók deze kritische consekwénties behoren tot dat geheim. En Luther met ere herdenken wil óók, zelfs bij uitstek zeggen: zijn kritiek ter harte nemen. Christus: Luthers geheim. Maar welke Christus betreft het? Geen andere dan Christus de Gekruiste. En Christus' Kruis betekent voor alles: Gods volstrekte kritiek op iedere weg van zelfverlossing, Gods oordeel over alle vlees, over Israël en de volkeren, over vroomheid en wijsheid, over kerk en wereld, over Rome en Reformatie, over de 16e en 20e eeuw, over u en mij. Zó is in het kruis ook alle heil gelegen. Het is nu dit Kruis dat Luthers theologie beheerst, 'De ontdekking van het Kruis is voor Luther het beslissende keerpunt geweest' (Dr. W. Aalders). En dat heeft vérstrekkende gevolgen. Drie willen wij er noemen.

I

Het Kruis door ons denken
Door scha en schande heeft Luther van Godswege geleerd, dat er geen echte, heilzame kennis van God tot stand komt buiten het Kruis van Christus om. Dit Kruis is het brandpunt van Gods openbaring, het oord waar God Zich te kennen geeft en in Zijn hart laat zien. 'Zó ben Ik - , zó ben Ik Gód - , zó ben Ik üw God', luidt het op Golgotha. Dat is een streep door onze rekening. Wie had gedacht, dat God zó zou zijn? 'Gedacht hadden wij heel iets anders. Daar wist Luther van mee te praten. In de Middeleeuwse, scholastieke 'theologie van de glorie' speelde het denken en speculeren (beschouwen) een grote rol. Luther vond dat: een dak bouwen eer je een fundament hebt gelegd. Anders gezegd: het was een theologie van de méns uit, van beneden naar boven, een theologie die in de schepping en de geschiedenis allerwegen de sporen van Gods macht en glorie meende te kunnen ontdekken en duiden, en zo in staat dacht te zijn tot een definitie van Gods wezen te komen. Het is een dus-geloof: 't gelooft omdat het constateert, redeneert en concludeert, - en dus gelooft het. Toen Luther de Gekruisigde ontmoette, ging het Kruis door deze eigenmachtige en hoogmoedige methode van theologiseren. 'Ik ben niets, kan niets en word dagelijks méér niets'. Geloven is per definitie een nochtans geloven: het ziet niet, het begrijpt niet, maar gelooft nochtans. Er loopt immers een onneembare breuklijn tussen ónze wijsheid en die van God. Ons kennen moet door het nulpunt heen. God is totaal en radicaal anders dan wij in de hoogvlucht van ons knapste denken kunnen vermoeden. 'Dat verstand van ons is - inzake de Godskennis! - een duistere chaos. Dat weet je als je geleerd hebt géén ander dan Christus te prediken, het ware en énige licht', zo schrijft Luther in 1518 aan zijn vriend Spalatinus. 'Het Kruis is de grote storing in alle pogingen om a.h.w. regelrecht uit te leggen wie God is, om een rechte lijn te trekken van onze verlangens of onze vroomheid of onze geschiedenis naar God toe' (J. T. Bakker). Aan het Kruis is al onze natuurlijke Godskennis te schande gemaakt. Niet in glans en glorie openbaart zich daar God, maar in lijden en verborgenheid. 'Wie aan de gekruiste Christus voorbijloopt, loopt God, de in het lijden Verborgene voorbij'. Daar, in het tegengestelde, openbaart Zich God: in machteloosheid en dood, in ontlediging en ontluistering. En wie Hem daar ontmoet, die sterft (met Christus mee) aan al zijn vermeende mogelijkheden. 'In de gekruiste Christus is de ware theologie en Godskennis gelegen'. 'Het Kruis van Christus is de enige onderwijzing in de woorden Gods en de betrouwbaarste theologie.' God handeh 'widersinnisch' en wonderbaar met Zijn heiligen. Waarom? Omdat Hij God is: vrij, scheppend, soeverein. Waartoe? Opdat wij niet met onze eigen gedachten te rade gaan, en ons alleen aan het Evangelie van de Gekruiste houden. God verbergt Zich diep voor ons denken, opdat er ruimte kome voor 't geloof. Heel die poging om God van óns uit te bereiken ontmaskert Luther als een driest en ijdel waagstuk. 'God stoot met kracht neer, wat zichzelf God wil maken'. Wie zalig wil worden, moet tot een dwaas worden, d.i. Gods dwaasheid van het Kruisevangelie als reddende wijsheid leren ontvangen. 'Dit zal echter noodzakelijkerwijs op verzet van de natuurlijke mens stuiten, want niemand wil een dwaas zijn. We willen allemaal hoge, verstandige, wijze, heihge heden zijn'. Kinderkens wordt het evenwel geopenbaard. Het zijn de kinderkens die zichzelf niets achten, en God alleen voor wijs en verstandig houden.

'Daarom houden zij zich stil, en onderwerpen zich geheel aan God en laten zich van hem alleen leren'. Kort en kras schrijft Luther aan dezelfde Spalatinus: 'Wir sollen Menschen und nicht Gott sein. Das ist die Summa!' Ook op dit punt moesten wij, veelweters en betweters van de 20e eeuw, maar bij Luther in de leer gaan! Er is tussen hemel en aarde, er is onder en boven de zon nog heel wat meer dan hetgeen wij met onze hersens kunnen bevatten! Geloof is geen zaak van conclusies en constructies, eruditie en intelligentie. Een christen, zegt Luther, is een hogepriester die dagelijks een avond- en een morgenoffer brengt: 's avonds offert en doodt hij zijn autonome vernuft, 's morgens geeft Hij God alleen de eer! Elders heet het: in de geestelijke geboorte komt God om het vernuft zijn kop af te hakken! Hoe ontluisterend deze kruistheologie ook is voor de zelfgenoegzame mens, het is niettemin muziek in de oren van allen die op de scherven van eigen capaciteiten neergeworpen zijn. Want daar, in de diepten van hulpeloosheid, in het dal van waaruit geen weg omhoog te ontwaren valt, daar komt God Zelf omlaag. Zonder restrictie. Daar verschrompelt onze ergernis aan het Kruis, en daar 'acht men deze bespuwde, gegeselde en allerschandelijkst gekruiste Christus hoger en meer dan alle schatten van de rijken, dan de kracht van alle machtigen, dan de wijsheid van alle leraars, dan de tronen van alle koningen, dan de vroomheid van alle heiligen'. Dat is God kennen in Zijn hoogste hefde: Hem te omhelzen waar Hij het 'teerst' is, in de gekruiste Christus. Daar mag ik bedenken: 'Ei, dat is God. Zo is Gods wil en welbehagen, dat Christus voor mij alles doet. Dus met Hem voor ogen ervaar ik de hoge, onuitsprekelijke barmhartigheid en hefde Gods, dat Hij Zijn heve Kind voor mij heeft overgegeven in smaad, schande en dood.... Zo moet God in Christus-alleen gekend worden'. Christus is de brief, het gulden boek van de Vader. Hij is de brug en het voetpad dat tot de Vader voert. In Zijn huid en op Zijn rug moeten wij ten hemel in: Hij draagt ons in Zijn hart en hangt ons aan Zijn hals.

II

Het Kruis door onze werken
Scherp heeft Luther de samenhang ontmaskerd tussen 't religieuze intellectualisme van de scholastiek èn haar moralisme. Wie God met zijn denken meent te kunnen vatten en bereiken, meent Hem ook met zijn goede werken te kunnen verzoenen en bemachtigen. Eigen-wijsheid gaat gepaard met eigen-geréchtigheid. Maar dat is de doe-godsdienst van de wettische mens, wiens godsdienst tenslotte niets anders voorstelt dan de vermetele waan dat God hém moet dienen, op grond van eigen productie en prestatie. Dat is Luther de dood geworden. God blokkeerde deze weg en ruïneerde eens en voorgoed zijn werk-gerechtigheid. Buiten het Kruis om is God niet alleen onkenbaar, maar vooral ook onbereikbaar, ongenaakbaar. De verzengende hitte van Gods heiligheid is slechts te verdragen onder 'het gewelf van Gods genade', d.i. de bedekking van Christus' Kruis. Dit bedekkend Kruis is trouwens om te beginnen ontdekkend! Is het daaar immers niet gebleken, hoe ver wij het gebracht hebben met ons monnikenwerk? Met al onze goede wil, ernst, wijsheid en moraal hebben wij de Wetsvervuller-bij-uitnemendheid aan het hout gehangen! En is daar niet uitgeroepen door Hem, die waarachtig wel wist wat Hij zei: Het is volbracht? Wat voor Wetswerk zou daar nog bij moeten? Wet en Evangelie komen daar in dat ene Kruis-punt tezamen. Mens en God ontmoeten elkaar daar: de mens in zijn volstrekte débâcle. God in Zijn volstrekte gelijk. Hoe heilzaam voor onze driftige en bedrijvige tijd, om door Luther tot de orde geroepen te worden! 'Zo weinig de dorre aarde uit zichzelf kan bijdragen tot een rijke, zegenende regenval, zo weinig kunnen wij mensen bijdragen met eigen kracht en werken om ons de goddelijke, hemelse en eeuwige gerechtigheid te verschaffen. Neen, wij moeten haar door schenkende toerekening als onuitsprekelijke gave Gods ontvangen. Daarom is het de hoogste kunst en wijsheid van de christenen, niets te willen weten van de (werken der) Wet en de actieve (zelf ontworpen) gerechtigheid'.... 'De rechtvaardiging uit de Wet zoeken is zoveel als uit een lege geldbuidel geld willen uitgeven, uit een ledig vat willen drinken, honderd gulden te willen betalen terwijl je nog geen muntje hebt....' En hoe komt men tot die verdwazing? Men is niet door het Kruis geleerd en geoefend! De theologie van de glorie zet een mens aan, om voor God te verschijnen als handelende, bijna zouden we zeggen, als handelaar, die God iets te bieden heeft. De theologie van het Kruis maakt de mens 'te niet', maakt hem ontvankelijk-passief, deemoedig, behoeftig, op pure genade aangewezen, maar voert hem zó juist tot zijn eigenlijke bestemming. Christus maakt ons die we zijn! 'Want omdat wij in Adam omhooggeklommen waren om op God te lijken, daarom daalde Hij neer om op óns te lijken, om ons zo tot kennis van onszelf terug te brengen. Dat gebeurt in het geheim van de vleeswording.... waarin het Kruis heerst. Dat Kruis vernietigt ons god-zijn, dat wij tégen ons wezen in poogden te bereiken, en het roept ons terug naar ons mens-zijn, naar de door ons verachte zwakheid van ons vlees, de plek die wij tegen ons wezen in, in de steek gelaten hadden.' Hierbij gaat het erom, Christus werkelijk als de in ons vlees en bloed neergedaalde en tot de kruisdood Vernederde te zien; niet als de gestrenge Rechter op de regenboog tronende. Hij kwam niet om met ons âf te rekenen, maar om Zijn gerechtigheid ons tóe te rekenen. Immers, Hij vereffende de rekening met Zijn kostbaar bloed. De duivel, die duizendkunstenaar, draait alles om: hij maakt van de Heiland een aanklager! Luther bekent, hoe zwaar het hem zelf telkens weer valt, zich Christus zó voor te stellen als het Evangelie Hem schildert, 'zozeer is de leer en de verderfelijke mening van Christus-als-Wetgever als ohe in mijn gebeente doorgedrongen'. Nochtans, 'Christus is louter vreugde en zoetheid voor het vreesachtige en gekwelde hart'. We moeten dus waken, dat wij ons niet door die wonderlijke en talloze streken van de satan laten bedriegen, en de ware Trooster en Heiland niet uit het oog verliezen. En als ik de slangebeet van het geweten vanwege de zonde gevoel, dan zie ik àf van zonde en duivel, en blik ik opwaarts naar die koperen slang, dat is Christus aan het Kruis. Daar vind ik een andere zonde tégen de mijne, n.1. de zonde in het vlees van Christus, Die der wereld zonden draagt en ook de mijne kruisigt en uitdelgt. Het geloof houdt het erop: er valt niets te werken, dan dit ene vast te houden, dat de Gekruisigde het heeft volbracht. Christus en mijn geweten moeten a.h.w. tot één lichaam worden, zodat in mijn gezichtsveld niets rest dan de Gekruiste en Opgestane. Zo wikkelen en hullen wij ons in Christus, en weten van geen zónde en van geen wérken meer dan van de zonde die op Christus was geworpen en de werken die door Hém zijn verworven. En hoezeer wij onszelf ook tegenvallen, zolang Christus, deze machtige Reus, aan de rechterhand van God zit en voor ons bidt, zolang zullen wij aan Gods genade niet vertwijfelen. Zijn genade valt nooit tegen, maar altijd mee!

III

Het Kruis door ons leven
Tot nu toe schonken wij onze aandacht aan het Kruis dat eenmaal op de aarde stond: onherhaalbaar, onophefbaar, afdoende. Het is dat Kruis dat ons Gods hart onthuld heeft én verzoend heeft. Al de kennis van God en de vrede met Hem is daarin gelegen. Toch zouden we zeer onvolledig zijn als we 't hierbij lieten. Het Kruis dat eenmaal, toen en daar in de aarde stond geplant, trekt immers ook terdege zijn voren door ons christenleven van hier en heden. Het tekent en stempelt ons bestaan. Het kneust onze gang, het knakt onze zelfbepaling, het doorkruist onze hoogmoed waarin wij God en onze naaste verachten. Dat komt, omdat het geloof zich het Kruis van Christus niet kan toeëigenen zónder dat het zich ook tegelijk in heel zijn levenswandel door dat Kruis laat bepalen. Kruis-theologie betekent: de kruisiging van ons eigen ik. Niet dat ook wij het Kruis moesten dragen ter verzoening van de zonde. Wat dat betreft is er geen sprake van enige bijdrage of wederkerigheid. Hier heerst volstrekt eenrichtingsverkeer. Maar wèl torsen wij in die zin een kruis op de schouder, dat wij in de navolging van de Gekruiste zijn smaadheid dragen. Een dienaar is niet meer dan zijn Meester! In Christus' dood geloven is geen theorie, geen bespiegeling, maar hoogst zakelijke werkelijkheid: de werkelijkheid van het méde-sterven. Dat betekent: zelfverloochening, belangeloze dienstbaarheid en offerbereidheid tot welzijn van de naaste. Luther zegt in dit verband dat een christen voor de ander een lastdier is, maar durft ook wel te zeggen: 'De één moet voor de ander in zekere zin een Christus worden': elkaar helpen uit liefde, voor niemendal. En het betekent: lijden! Kort en bondig heeft Luther geformuleerd: wie geen crucianus (gekruisigde) is, die is geen christianus (christen). Luther bedoelt: een christen gaat een kruisweg, een lijdenstocht, een stervensgang. Zijn doortocht naar het leven voert door het oord van de dood. 'Een christen is juist omdat hij een christen heet, onder het lieve heilige kruis geworpen. Dat moet hij ondergaan, hetzij van de duivel zelf, die hem plaagt en beangstigt met ellende, vervolging, armoede, ziekte of - innerlijk - in het hart met zijn giftige pijlen.' Doen duivel en mensen ons dit aan? Jawel, maar ten diepste is het Gód die ons de aanvechtingen zendt. Zo doodt Hij - gestaag en levenslang - die opstandige, weerbarstige oude mens en doet Hij de nieuwe mensin- Christus verrijzen. Zo doodt Hij de zonde, en verwekt en loutert Hij het geloof. De duivel begrijpt dat maar niet. Hij blaast en raast, en denkt het vuur van het geloof te blussen. Wijzelf vrezen het trouwens ook! Maar Gód zegt: Blaas maar, dat zal het vuurtje maar aanwakkeren! Zo leren wij van dag tot dag met de Heere Christus onze oude Adam 't graf te delven en aan zijn begeerten te sterven, door kruis en aanvechting! 'Overigens zijn het niet die aanvechtingen die wijzelf kiezen, maar die God ons toeschikt en die wij gaarne en geduldig dragen'. God is het Die ons zo 'bewerkt': zoals een houtsnijder schaaft en schuurt aan het hout, om er wat goeds van te maken. Maar zijn we altijd zo geduldig onder de pijn die dat teweegbrengt? Luther wist wel beter! Hij wist dat God Zelf de lijdzaamheid meebrengt. Hij geeft juist in het spervuur van de aanvechting telkens weer die wondere, hartgrondige vreugde. Zoals Christus' Kruis niet 't eindpunt, maar door het Godswonder van de opwekking uit de doden ook doorgang naar de heerlijkheid was, zo is ook aan het lijden der gelovigen de verheerlijking gehecht. Ten dele nu al. Het geloof kruipt immers de kloekhen Christus onder de vleugels. Zo 'staat het vast en verschanst het zich tegen de dood. Zo overwint en verslindt het geloof die onverzadigbare levens-verslinder'. Maar de volle vreugde en grote glorie moet nog komen. Hier blijft het bij voor-smaak, bij voor-vreugde 'onder het kruis verborgen'. Het licht van het Woord schijnt, maar voorlopig in een donkere plaats, onderstreept Luther! Het zal duidelijk zijn: geloofszekerheid kan op deze wijze nooit zelfverzekerdheid zijn. Het is nooit gearriveerd, maar gestaag in beweging en op de vlucht om het leven buiten zichzelf te zoeken. Dat is voor Luther dan ook de onbedrieglijke toetssteen van het echte geloof: we ontvangen onder het horen van het Woord, maar niet zonder de gestage uitvallen van duivel, zonde en dood. Alleen zo is en blijft het: nochtansgeloof! 'Hoe meer wij aangevochten worden, des te meer worden wij opgericht. Hoe meer de satan woedt, des te meer lachen wij. Want hierbij is Christus' roem in het geding. Hij is immers de Heere Die het gekneusde wil bouwen, het treurige opheffen en vertroosten, zelfs in de dood. Dat is Zijn eigenlijke ambt, want Hij is God en daarom schept Hij alles uit niets'! Zo is het kruis de roem van de kerk! Want onder kruis en verdrukking is Zijn genade ons genoeg. De kerk van de 20e eeuw is er dunkt me aan toe, om Luthers kruistheologie opnieuw te leren verstaan en vertolken. Zij heeft immers veel van haar al te wereldse en vanzelfsprekende luister afgelegd. Die tooi paste haar trouwens nooit. Zij zat te wijd. Haar bruidstooi is van andere snit. Het is het kleed van zwakheid en smaadheid, als teken van het Kruis, dat de mondige Griek een dwaasheid en de nijvere Jood een ergernis is, maar voor Christus' bruid: de kracht Gods en de wijsheid Gods. Een andere roem heeft zij niet. En meer heeft zij niet te bieden. Omdat haar zélf voorlopig nog niet meer geboden is. 'Daarom, wilt ge een lelie of roos van Christus zijn, zo weet, dat ge onder doornen leven moet'. Maar daar bloeit de roos dan ook! Dit was Luthers geheim: hij die meer en meer niets werd, kon en mocht nochtans in zijn hoogste aanvechting roemen in het Kruis van zijn Koning. 'Welaan, wij hebben het op die Man, die Heere Christus, Gods Zoon, gewaagd. Die zal ons voorzeker niet aan onszelf overlaten. Ons lijf en leven staat onder Zijn hoede. Waar Hij doorkomt, komen wij ook door. Anders zou ik niet weten, waarin ik roemen kon.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1983

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Het geheim van Luther

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1983

Protestants Nederland | 8 Pagina's