Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Karakter en Geloofsbeleving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Karakter en Geloofsbeleving

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Wat nu onze aandacht krijgt.

Het gaat in dit artikel om twee vragen. Allereerst: beïnvloedt het geloof c.q. het geloven het karakter? Ongetwijfeld! Het geloof c.q. het geloven betreft immers de gehele mens, dus ook zijn karakter. Het tempert het verkeerde in het karakter en het activeert en neemt het goede in zijn dienst.

De tweede vraag keert de eerste om: beinvloedt het karakter het geloven? Ook hierop moet een bevestigend antwoord gegeven worden. Al is het geloven gelijk het geloof ten diepste te danken aan het werk van de Heilige Geest en daarom geen psychologische grootheid, de Heilige Geest doet mìj geloven: ik, concrete mens, in mijn zò-zijn, met dìt karakter, geloof. Daarom zit aan het geloven ook een psychologische zijde en oefent het karakter invloed uit op het geloven zowel gunstig als ongunstig.

Uitwerking.

We gaan het bovengenoemde nu uitwerken bij het karakterleren van Spranger, Heymans en Bavinck (zie het vorige nummer). Uiteraard geschiedt dit in hoofdlijnen. Op volledigheid wordt derhalve geen enkele aanspraak gemaakt.

Er zullen inderdaad bij een bepaalde karakteromschrijving opmerkingen worden geplaatst die je ook bij een andere weergave zou kunnen neerschrijven. Dat ze dan aan dit bepaalde type verbonden worden, komt omdat ze er in dit geval uitspringen. Om de zaak wat overzichtelijker te trakteren werken we het tweeledige antwoord op de eerste vraag als volgt uit. Het geloof c.q. het geloven tempert het verkeerde staat achter a. Na het schuine streepje / volgt een illustratie van het gegeven: het geloof c.q. het geloven activeert het goede en neemt dat in zijn dienst.

Het antwoord op de tweede vraag gaan wij enkel negatief behandelen. Waarom? We blijven handhaven dat het karakter het geloven ook gunstig beïnvloedt. Iemand met een buigzaam karakter zal zich gemakkelijker laten gezeggen door het vermanend woord des HEREN dan iemand met een zogenaamd hard karakter. Toch besteden wij daaraan geen aandacht omdat zij er reeds omgekeerd geweest is bij het tweede antwoord op de eerste vraag: het geloof c.q. het geloven activeert het buigzame en neemt dat in zijn dienst. Expres houden we ons dus enkel bezig met het nadelig gegeven: ons karakter beïnvloedt het geloven ongunstig. U vindt de toepassing achter b.

Ik adviseer u voor wat nu komt steeds eerst de omschrijving uit het vorige nummer te raadplegen en voor uzelf goed door te hebben waarop de zinnen achter a, / en b teruggaan.

SPRANGER.

1. De theoretische mens. a. Hij wordt minder een objectivist. Het verdrongen gevoelsleven treedt wat naar voren. / Hij zal terdege staan naar de fundering van het subjectieve in het objectieve. b. Door de intellectualistische opstelling zal zijn bevindelijk leven in doorsnee aan de schrale kant zijn.

1. De economische mens. a. Het geloof richt hem al meer op wat God wil en al minder op wat hèm nuttig lijkt. / Hij zal zich inzetten voor wat zijn geestelijk nut verhoogt (b.v. de verzekerdheid van het geloof). b. Hij, de nutsmens ten aanzien van zichzelf, zal moeite hebben met de bijbelse eis van het onbaatzuchtig gericht-zijn op het nut van de ander. De egoistische, materialistische hang werkt belemmerend.

3. De esthetische mens. a. Het geloof jaagt hem van de tribune af in ’t veld. / Hij kan sterk ervaren: ”Hier weidt mijn ziel met een verwond’rend oog”. b. Hij zal steeds moeten leren dat de religie meer is dan een genieting, een stemming, een zich welbevinden, een esthetische bevrediging. Je bent als chtisten meer dan oog en oor. Het valt deze mens moeilijk te staan in het strijdperk van het geloven.

4. De sociale mens. a. Dit type leert steeds meer af dat zijn hoofdbestemming ligt in het zijn voor en met de ander. We zijn er allereerst door God voor God. / De Heilige Geest stimuleert hem zijn gaven ten nutte en ter zaligheid van de andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden, b. Het is een hele opgave als een Maria eerst aan de voeten van de Here te zitten en zich door Hem te laten dienen. Men is meer een Martha-Maria type dan een Maria-Martha.

5. De machtsmens. a. Het geloven leert dat de Here God de enige Autoriteit is. / De leiderscapaciteiten worden in dienst genomen. b. Het karakter kan de beleving van Mattheus 20:26b en 27 behoorlijk in de weg staan.

6. De religieuze mens. a. Men komt er in het geloven achter dat de verborgen omgang met God, de vreze des HEREN niets te maken heeft met de natuurlijke religieusiteit. / Steeds meer wordt beklemtoond dat de hoogste waarde inderdaad ligt in het leven met God maar dan met de bijbelse God (Joh. 17:3). b. Het is mogelijk dat dit type mens de Here God nog steeds wat ziet als een Tegenover ten aanzien van schepping en cultuur en zich mitsdien een weinig ascetische en wereldvreemd gedraagt. Als hij echter eertijds in al de waarden van het leven de kiemen van het goddelijke zag en de religie als de verbinding van al die waarden, dan zal hij steeds bij zichzelf moeten inhameren dat de Here God de gans Andere is, de Transcendente.

HEYMANS.

1. De nerveuzen. a. Het geloof werpt hem of haar op het vaste Woord van God. Dat maakt minder onstabiel. / Met een ”vol hart” kunnen zulken met de Here en anderen omgaan. b. Het karakter doet hun geloven op- en neergaan. Hoogten en diepten wisselen elkaar af.

2. De sentimentelen. a. Door het geloven komen zij in contact met hen die evenals zij de HERE liefhebben. Dit brengt hen wat buiten de eigen cirkel. / Geestelijk kunnen zij een diep leven leiden. b. Door een zwaarmoedige trek onthoudt men zich veel licht en blijdschap en door het sterke terugtrekken in zichzelf dreigt het gevaar dat het Woord Gods niet volledig aan het woord komt.

3. De flegmatici. a. Het geloof tempert die onbuigzaamheid die verkeerd is en brengt tegelijk wat warmte aan. / Men is stabiel en trouw in het dienen van de HERE en in het waarnemen van toebedeelde kerkelijke taken. b. Men praat niet gemakkelijk over het innerlijke leven en mist in het algemeen het vurigzijn van geest. De vonken spatten er niet b.epaald as.

4. De sanguinici. a. Het geloof corrigeert hen in hun oppervlakkigheid ten opzichte van emoties, verleden en toekomst. / Ongeremd en vlot zet men zich in voor de taken in het koninkrijk Gods. b. Men leeft veel bij het ogenblik en zegt meer dan men verantwoorden kan. Het geestelijk leven is wat onstabiel en mist een vaste lijn.

5. De cholerici. a. Geschaafd wordt aan het heftig reageren op emotionerende gebeurtenissen. Het geloof doet hen inzien dat de sterke dadendrang een vluchtweg kan zijn, waarvoor dan ook. / Met een groot doorzettingsvermogen wordt de hand aan de ploeg gestagen. b. Het gevaar dreigt dat te weinig verstaan wordt dat men slechts door genade kan werken: zonder Mij kunt gij niets doen.

6. De gepassioneerden. a. Door het geloof wordt geleerd dat al de plussen pure genadegaven zijn. / Men zet zich niet enkel met een grote innerlijke overgave in maar ook nadat men de zaak van alle kanten heeft bekeken. b. Niet denkbeeldig is dat men slechts voor één taak aandacht heeft of dat één aspect of object in de geloofsbeleving overbelicht wordt.

BAVINCK.

1. De gewaarwordingsmens. a. Het geloof sleutelt aan de lijdelijke instelling en de onderwaardering van de eigen verantwoordelijkheid. / Geactiveerd wordt het opmerken van de leidingen Gods in het eigen leven. b. Door de naar buiten ge-keerde, springerige en afstandelijke instelling worden de ernst van de eigen zonde en de heiligheid van God wat moeilijk aangevoeld.

2. De mnemische mens. a. Het geloof rieht hem ook op het heden en de toekomst, daar de bijbel daarvoor een boodschap heeft. / Het bezigzijn met het verleden kan een diepere zondekennis geven en een büjvend gedenken van de ondervonden gunsten des HEREN. b. De vragen van deze tijd krijgen weinig aandacht of worden vlot volgens het oude, vaste patroon beantwoord. Veelal is men bekommerd daar men niet durft te leven uit de vergeving der zonden.

3. De verbindingsmens. a. Het geloof brengt de verdieping aan van gevoelen. / De Schriften worden goed onderzocht. Men houdt zich aan het Woord alleen. b. Door de dogmatische instelling kan men in het geloven moeite hebben met het duidelijk onderscheiden of wat men gelooft enkel verstandswerk is of mede in de bevinding wordt gekend. Als het geloof niet naar behoren functioneert, kunnen zonde, schuld, genade enz. zo gemakkelijk erkend worden: ”natuurlijk” ben ik een zondaar.

4. De gevoelsmens. a. Het staan in-hetgeloof en de mailorders van God weerhouden hem van een hem liggende weleldontvluchting en -mijding. / Diep en fijngevoelig kan men reageren op wat de HERE doet ondervinden. b. Er bestaat een zekere lijdehjkheid, waardoor het wel eens hapert aan geestelijke werkzaamheden: de HERE moet het doen. In nare omstandigheden neigt men ertoe deze te zien als tragische beschikkingen van een God tegen mij. Gemakkelijk laat de gevoelsmens zich op stemmingen drijven.

5. De wilsmens. a. Op de school des geloofs wordt geleerd anderen in hun anders-zijn te accepteren en met hen te leven en te werken. / Sterk beseft men zijn verantwoordelijkheid, ook in het gemeentelijk leven, en dat men de behoudenis moet uitwerken. b. Dat wij slechts voorwerp kunnen zijn van de genade Gods, dat wij de behoudenis aan ons moeten laten voltrekken, roept bij dit type geduchtige weerstanden op.

Slotopmerking.

Alle gelovigen — met welk karakter dan ook — worden gewezen op Hebreeën 12:2a. Zeker, de historische Jezus van Nazareth had geen zondaarsgeloof zoals wij. Toch kun je bij Hem zien wat geloven wezenlijk inhoudt: vertrouwen, je vastklemmen aan de belofte, gehoorzaamheid aan het gebod Gods, staande blijven temidden van de verzoekingen. Zo is de Heiland de leidsman, de voorganger. van het geloof. Tegelijk is Hij de voleinder. Altijd stond Zijn geloof op het hoogste niveau, ook als Hij bij God toenam in wijsheid en grootte en genade (Lucas 2:52). Jezus is daarom uniek. Terecht staat Hij niet in de rij van de geloofshelden van Hebreeën 11.

Wanneer wij nu in Hem geloven, neemt Hij ons op in Zijn volbrachte geloofsbaan. Zijn geloof wordt dan als òns geloof toegerekend. Dit bewaart voor alle zelfverheffing en moedeloosheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1978

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Karakter en Geloofsbeleving

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1978

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's