Spreektechniek voor spreeklezers
Het spreken voor een grote groep, in een grote ruimte, is iets anders dan thuis aan tafel. Om jezelf goed verstaanbaar te maken op de kansel en de belangrijke boodschap van het Evangelie zo goed en levendig mogelijk over te brengen moeten er een aantal ‘knoppen’ aan.
Deze ‘spreekknoppen’ zorgen ervoor dat je duidelijk en overtuigend spreekt. Welke knoppen zijn dat, en hoe doe je dat? Ik loop er een aantal langs in dit artikel over spreektechniek. Uiteraard valt daar veel meer over te zeggen dan ik in een artikel kwijt kan, maar laat dit vooral een aanzet zijn om er concreet mee aan de slag te gaan.
Sta stevig en rechtop
Een goede spreker zorgt ervoor dat adem, stem en articulatie (uitspraak) zo goed mogelijk functioneren. Allereerst door goed rechtop te staan. Plaats de voeten op bekkenbreedte, houd knieën los. Het bekken is gekanteld, de rug recht en ontspannen. De schouders zijn laag; nek en hoofd zijn recht. Probeer niet op de kansel te leunen of te hangen!
Veel sprekers lopen dan al snel tegen een probleem aan: hun papieren liggen te laag op de katheder en dus buigen ze zich (teveel) voorover over hun tekst. Leg de papieren wat hoger op de standaard, eventueel door een boek plat neer te leggen op de onderste rand, en zo een nieuwe rand voor de papieren te creëren. Of leg een anti-slipmat neer. De tekst hoger leggen heeft niet alleen voordelen voor de houding, adem en stem, maar ook voor het oogcontact: de afstand van de tekst naar de zaal is immers korter. Het is dan makkelijker om de tekst weer terug te vinden en het afwisselen tussen lezen en opkijken wordt soepeler. Daarnaast is het – zowel voor de mensen in de kerkzaal als degenen die thuis mee kijken – fijn, dat ze zoveel mogelijk gezicht en ogen blijven zien, en zo min mogelijk kruin!
Nog één tip: zorg voor oogcontact op de momenten in de preek die er het meest toe doen, waarvan je wilt dat iedereen ze hoort en onthoudt, de stukken die de meeste impact moeten hebben. Kies deze momenten eventueel van tevoren uit en markeer ze. De boodschap zal beter overkomen!
Spreek met een lage, ontspannen stem en adem laag
Als je het spannend vindt om voor een grote groep te spreken, kan het zomaar gebeuren dat je hoger gaat spreken dan normaal. Dat is voor jezelf niet fijn, het levert vaak extra keelspanning op en kan zelfs voor stemproblemen zorgen. En voor de gemeente luistert het niet prettig.
Het is daarom belangrijk om zoveel mogelijk op je natuurlijke toonhoogte te spreken, ontspannen en laag. Tel thuis eens rustig tot twintig: de kans is groot dat dát je natuurlijke toonhoogte is. Probeer deze toon ook te gebruiken bij het lezen. Oefen dit thuis: eerst tellen, dan een stuk preeklezen. Heb of krijg je stemklachten, zoek dan hulp bij een logopedist.
Houd de adem zoveel mogelijk laag
Probeer bij deze lage stem ook een lage ademhaling te gebruiken, vanuit de buik. Dit helpt om de lage stem vol te houden en geeft draagkracht aan de stem. Gaat de adem hoog zitten? Neem dan extra pauzes of neem op de punten en komma’s voldoende tijd om rustig in te ademen. Werkt dit allemaal niet, dan is er een simpele truc: ga wiebelen met je tenen. Als je wiebelt met je tenen gaat je aandacht omlaag en daarmee je adem. Succes verzekerd!
Het eind van de zin moet hoorbaar blijven
Ik hoor vaak dat het eind van een zin wegvalt. Dat risico loop je vooral in een kerk met veel akoestiek. Het laatste woord verdwijnt dan ‘onder de kansel’, met slechte verstaanbaarheid tot gevolg. Het klopt dat je stem aan het einde van de zin meestal omlaag gaat, en dat dit dan ook zachter klinkt, maar houd wel zóveel volume, dat het einde hoorbaar blijft. Vaak helpt het al als je je hiervan bewust bent, maar luister jezelf ook eens terug om dit te controleren, of vraag iemand feedback.
Spreek rustig en duidelijk
Spreken in grote akoestiek kost meer tijd dan spreken in een kleine ruimte. Neem daarom meer tijd om alles uit te spreken. Over articulatie valt veel te zeggen en het vraagt ook meer training. Een paar tips om mee te beginnen.
1. Spreek je te snel? Door lippen en kaken meer te bewegen dan normaal, bijvoorbeeld door de mond wijder te openen op de /aa/ of de lippen ronder op de /oo/ zul je automatisch vertragen; deze bewegingen kosten immers tijd. Ook slechthorenden hebben hier veel baat bij: zo kunnen ze beter liplezen!
2. Ben je geneigd dingen in te slikken? Let er dan op dat je zoveel mogelijk alle lettergrepen die er staan uitspreekt. Eén klank wordt het vaakst ingeslikt. Deze klank klinkt als de /e/ in ‘je’ of ‘lopen’, maar je ziet hem bijvoorbeeld ook in geweest, be-te-ke-nen, ei-gen-lijk of ver-e-nig-ing. De schuingedrukte delen klinken allemaal als die /e/ in /je/. Ze hebben geen klemtoon (de klemtoon in ‘geweest’ ligt immers op ‘weest’) en worden daarom makkelijk ingeslikt. Dan klinkt het dus als ‘gweest’. Als het lukt om al deze klanken wél uit te spreken ga je gegarandeerd langzamer.
3. Ben je in het algemeen gauw wat minder verstaanbaar? Probeer eerst de bovenste tips uit in zowel lezen als spreken. Neem verder eens onder de loep of je echt alle klanken (goed) uitspreekt. Slik je wellicht een bepaalde klank vaak in? Rolt de /r/ wel of wordt dit een /g/? Zijn er klinkers die net wat anders klinken, waardoor de verstaanbaarheid afneemt? Tip: laat iemand eens kritisch meeluisteren! Wil je jezelf verbeteren maar kom je er niet uit, schakel dan een professional in.
4. Struikel je gauw over moeilijke woorden en zinnen? Pas bovenstaande tips toe én oefen ze van tevoren altijd extra hardop, zowel los, als in de volledige zin. Eerst langzaam, dan snel. Spreek ze ook op de kansel nét wat langzamer uit, om alsnog struikelen te voorkomen. Geef de moeilijke woorden ook een kleurtje in de tekst, om ze te zien aankomen!
Spreek levendig
Die leraar op de middelbare school had vast iets te melden, maar door zijn vlakke toon vond je hem ‘slaapverwekkend’ of ’saai’. Sprekers die je wél aanspreken doen vaak zoveel met hun stem (en gebaren en mimiek) dat je aan hun lippen hangt. Of denk aan diegene die zégt dat het goed met haar gaat, maar bij wie je aan álles kunt horen en zien: zo goed gaat het helemaal niet! Het non-verbale deel verraadt hoe het er echt met haar voor staat. Kortom: hóé je het zegt weegt uiteindelijk meestal zwaarder dan wát je zegt. Het is dus belangrijk om zó te spreken dat het past bij je tekst. Om intonatie, levendigheid en dynamiek aan te brengen in je stem. Je boodschap zal beter overkomen en het helpt de luisteraars om geconcentreerd te blijven luisteren.
Eerst een basisadvies. Probeer de tekst zo te lezen dat het zo natuurlijk mogelijk klinkt. Blijft het lezen wat ‘voorlezerig’ of ‘stijf’ klinken? Probeer dan wat meer te vertellen i.p.v. te lezen – mits je je tekst goed kent uiteraard. Of lees het voor met één persoon in gedachten, bijvoorbeeld een kind van een jaar of 12. Vaak knapt de hele toon van het spreken daar van op, en klinkt het spreken natuurlijker.
Een aantal tips voor meer afwisseling:
1. Zorg dat het duidelijk is welk woord in de zin een klemtoon / nadruk krijgt. Een klemtoon maak je door dat deel van het woord hoger, harder en langer te maken.
Kijk hier eens naar:
Marie zingt vandaag een canon.
Marie ziet vandaag een kanon.
Spreek ze hardop uit en hoor: bij de eerste zin gaat ‘ca’ omhoog, bij de tweede zin ‘non’. Lukt het ook om ze nóg meer nadruk te geven door hoger te gaan? Als je een bepaald woord graag extra wilt benadrukken kun je daar nét wat meer geven: wat hoger en wat langer, of wat langzamer uitspreken.
2. Dat kan ook op de belangrijkste zinnen van een alinea of punt. Welke zinnen zijn belangrijk? Zorg dat ze boven de rest van de tekst uitspringen, doordat ze meer lading krijgen: harder, langzamer, hoger, of soms juist zelfs: lager, bijvoorbeeld om de ernst van een bepaald gedeelte weer te geven. Als je veel omhoog gaat op een moment dat het heel serieus is, klopt de klank niet met de boodschap. Probeer dus de stemklank aan te passen aan de inhoud van de tekst: wat is het karakter van een bepaald gedeelte?
3. Om de luisteraars er zo goed mogelijk bij te houden wissel je regelmatig af van toon, toonhoogte, volume, klank en tempo. Zoek van tevoren uit: wat voor alinea is dit, wat voor stemgebruik past hier? Kan ik hier iets méér geven, of past het daar om juist wat zachter te spreken? Als er drie dingen uit de preek moeten springen, welke zijn dat dan? Teken dit aan in de preek, door bijvoorbeeld tekst te markeren, strepen te zetten of symbolen te gebruiken. En: oefen dit thuis hardop, luister zo mogelijk ook terug om te checken of het zo overkomt als je bedoelt!
Neem voldoende pauzes
Pauzes geven rust aan het spreken, en daarmee aan jezelf. De luisteraars krijgen de tijd en de rust om te verwerken wat er is gezegd. Ook geeft het ze houvast en wordt de structuur van de tekst duidelijker. En er is nog een voordeel: als je genoeg tijd neemt op punten en komma’s heb je zelf genoeg tijd om voldoende vooruit te lezen. Je kunt dan met je ogen nét wat meer woorden verder zijn dan met je mond. Dit voorkomt leesfouten en struikelen, én het verbetert je intonatie: je kunt je stem namelijk nog op tijd aanpassen, omdat je ziet wat er komt.
Dit geldt ook voor de gebeden en het leiden van de dienst: neem pauzes op de komma’s en punten en denk dan (snel) na wat er komt. Dit voorkomt vastlopen in de formulering, of veel “eh” zeggen. “Eerst denken, dan praten” is misschien wel de zin die ik het meest gebruik in mijn trainingen…
Drie manieren om rust in te bouwen, van klein naar groot:
1. In het klein: neem voldoende tijd voor de komma’s, punten en andere logische fraseermomenten, zoals voegwoorden (en, maar, want, omdat, dus etc.). Deze korte pauzes en fraseringen moeten de structuur van de tekst, en dus van de inhoud, duidelijk maken aan de luisteraars. Het moet duidelijk zijn waar de ene zin ophoudt en de volgende zin begint. Ga je te snel, dan gaat dit ten koste van de boodschap. Let op: in een kerk met nagalm hebben die korte pauzes meer tijd nodig!
2. Neem een pauze na iedere alinea. Laat duidelijk horen dat er een nieuw gedeelte, wending, onderdeel, inzicht of punt volgt.
3. Is de preek opgedeeld in bijvoorbeeld drie grote punten? Laat na ieder punt een wat langere stilte vallen voor u uw luisteraars meeneemt naar het volgende. Zo kunnen ze het vorige punt even op zich laten inwerken en is het voor iedereen duidelijk: nu zijn we bij punt 2. Het overzicht en de structuur die je hiermee biedt helpt mensen om zich beter te concentreren op het verhaal.
Vraag en antwoord
Een veel gehoorde valkuil: de ouderling of predikant stelt een vraag in de preek, maar geeft er gelijk zelf het antwoord al op. Daar gaat je poging tot het activeren van de luisteraars! Zo gaat er iets van de lading en inhoud, van de bodem die je onder je boodschap wilde leggen, verloren. Durf gerust een wat langere stilte te laten vallen, tel gewoon eens tot 3, 4 of 5 voor je verder gaat. Spannend, maar de moeite waard. Markeer de pauzes met een opvallende kleur in de preek: niet te missen!
Voorbereiding van de dienst
Kies één of twee dingen waarmee je aan de slag wilt. Lees de preek eerst een keer goed door en streep bijvoorbeeld moeilijke woorden aan, of pauzes, en/of gedeeltes waar je levendiger stemgebruik wilt. Oefen de preek thuis hardop.
Neem het eens op en luister terug. Vraag feedback aan een ander. Test – als het de eerste keer is – de microfoon en de kansel uit. Bereid thuis goed voor wat er verder gezegd moet worden om de dienst te leiden – wat schrijf je wel en niet uit? Zorg voor genoeg rust en goede slaap, en drink – ook de dag ervoor al – voldoende water om de stem ‘gesmeerd’ te houden.
Na de dienst
Om je zelf te blijven verbeteren is het goed om regelmatig (stukjes van) de dienst of preek terug te luisteren. Komt het over zoals je bedoelde? Was het inderdaad zo langzaam, duidelijk of levendig als je zelf dacht? Ik raad ik mijn cursisten altijd aan om feedback te vragen. Aan een familielid, collega-ouderling, of gemeenteleden die er ‘kijk’ op hebben. Op basis van al deze punten kun je een plan maken voor de volgende dienst. Vaak werkt het dan goed om hetzelfde ‘doel’ te kiezen als deze keer, plus iets nieuws. Zo komt de boodschap steeds beter over. Want: een goede boodschap verdient een goede spreker!
N. Duijzer – Algra
Nynke Duijzer-Algra is opgeleid als logopedist en behandelt, coacht en traint al 15 jaar kerkelijke sprekers in hun stemgebruik, verstaanbaarheid en presentatie. Met haar bedrijf Dixit (www.dixit.info) traint zij – zowel individueel als in groepen - o.a. predikanten, ouderlingen en theologiestudenten die willen groeien in hun spreekvaardigheid en voordracht in de kerk. Dixit is verbonden aan de theologische universiteiten van Apeldoorn en Kampen, de Permanente Educatie Predikanten in Kampen en de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Zij is lid van de CGK in Delft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2022
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2022
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's