Oog voor studenten
nog thuis en draaien mee met de Studenten, sommige zie je in de gemeente nog maar nauwelijks, andere wonen gemeenteactiviteiten. Als ambtsdrager kan het een uitdaging zijn om hen goed te begeleiden. Je krijgt ze misschien moeilijk te spreken, en als je ze spreekt komen ze soms kritisch uit de hoek. Je kunt je zelfs onzeker voelen in contact met studenten omdat ze verbaal sterk zijn en je niet weet of je hun vragen kunt beantwoorden. Hoe ga je als ambtsdrager met hen om?
Afstand
T groeit op in een van de vier grote steden in ons land. Zijn vader voetbalde maar heeft daardoor zijn relatie met (later) de moeder van T radicaal gebroken. Vader komt voor zichzelf niet tot ruimte op geestelijk vlak. T groeit dus op in een serieuze maar niet wereldvreemde omgeving. Toch raakt hij van zijn stuk als hij gaat studeren. Hij komt op de CSFR terecht en ontmoet daar mensen die zich gelovig noemen en die aan het avondmaal gaan. Hij realiseert zich met een schok: dat kan dus. Vervolgens stelt hij zichzelf de vraag: hoe zit dat dan met mij? Dat leidt tot een crisis maar daarna ook tot een doorbraak in zijn geloofsleven. Het is echter een grote drempel om zijn vader te vertellen dat hij aan het avondmaal gaat. Vooral ook omdat dan pijnlijk duidelijk wordt dat vader blijft zitten. Een leven lang praten ze met elkaar, in goede harmonie maar tot op zekere hoogte praten ze langs elkaar heen.
Als ambtsdrager is het goed je bewust te zijn van de afstand die kan ontstaan tussen een student en zijn thuissituatie. De ontwikkeling van een mens heeft erg te maken met de context waarin je opgroeit. Je zou uit kunnen gaan uit van vier cirkels. De binnenste cirkel is onze directe omgeving, bijvoorbeeld ouders en vrienden. De cirkel daaromheen zijn de mensen die iets verder weg staan maar wel direct van invloed zijn: de predikant, de docent en de verhouding tussen ouders en kerkenraad. Daar weer omheen staat de cirkel van het dorp of de stad waar je opgroeit. De buitenste cirkel is de maatschappelijke context waarin we leven: je groeit op in Nederland maar ook in een wereld vol social media.
Beschikbaar zijn
T en JW gaan trouw iedere week naar de catechisatie in hun studentenstad. Wat hen echter steeds zwaarder valt is dat er weinig ruimte is voor hun vragen. Als ze weer eens te laat aankomen, vinden ze de deur van de kerk op slot. Later kunnen ze daarop terugkijken en erkennen ze dat ze zelf niet de verantwoordelijkheid namen om op tijd te komen. Op dat moment zijn ze echter zo verontwaardigd dat ze de week erna naar een andere gemeente gaan om daar de catechisatie te volgen.
Door de tijd ontwikkelen alle verschillende systemen of cirkels die ik hiervoor noemde zich. Soms verbonden met elkaar, soms onafhankelijk van elkaar. Je kunt als ambtsdrager in de tweede cirkel staan voor een puber omdat je jaarlijks op huisbezoek komt of mentor bent van zijn catechesegroep. Maar als hij gaat studeren verandert dat, je staat ineens aan de rand van zijn leven. Besef dat, je hebt niet meer de centrale plaats die je in de jeugd van deze jongere had. Zijn wereld verandert ingrijpend, de jouwe nauwelijks.
Ook al ontstaat er op deze manier meer afstand tot de thuisgemeente, geef studenten toch een welkom gevoel als ze er zijn. Het wordt door de studenten die ik ernaar vroeg op prijs gesteld als er begrip is voor het feit dat ze niet wekelijks aanwezig zijn en minder betrokken kunnen zijn bij gemeenteactiviteiten. Om ondanks de ‘gescheiden’ levens, waarbij het studentenbestaan steeds belangrijker voor je wordt, toch een welkom gevoel te hebben.
Ken jezelf
Ouderling A is in gesprek met een studente. Hij hoort haar betoog maar het blijft bij hem niet hangen. Wat hem pijn doet is een voorbeeld dat de studente noemde over hoe ze met haar vriend leeft. Dat vond hij echt niet kunnen. Dat benoemt hij, maar de studente heeft meteen een heel verhaal waarom ze doet wat ze doet. Zo komen ze niet bij elkaar.
Vaak maken we onderscheid tussen doeners en denkers en de kloof tussen hen zou nauwelijks te overbruggen zijn. Ik denk echter dat het verschil beter is te duiden vanuit het onderscheid lezer en niet-lezer. En die twee kunnen wel degelijk bij elkaar komen.
Een lezer heeft een goed geheugen. Hij spreekt logisch, ordelijk en gestructureerd met een hoge informatiedichtheid. Hij trekt verschillende lijnen tot die lijnen samenkomen en het punt maken. Een niet-lezer denkt veel minder logisch en wordt vooral geraakt door beelden of emoties.
Een ouderling hoeft helemaal niet gestudeerd te hebben om goed met studenten te kunnen optrekken. Wat je als ambtsdrager zou kunnen doen als je een betoog niet helemaal volgt, is aan de studente vragen of zij voorbeelden kan geven van wat zij bedoelt of hoe zij de plannen over de kerk die ze heeft concreet voor zich ziet; of je kunt verwoorden dat de studente misschien boos is om wat zij zojuist vertelde. Zo kom je op een terrein waarop je elkaar beter begrijpt.
De chaos
In het boek Studentendenken verzuchten de auteurs (zelf studenten filosofie): waarom lukt het ons prima om te bepalen of een tekst echt uit de Middeleeuwen komt, weten we dus prima wat waar en onwaar is, maar kunnen we maar niet bepalen of we de juiste studie volgen? En het zijn juist díe vragen die ons het meest bezighouden en verwarren.
Besef dat een student zich ontwikkelt. Bij een student van 18 jaar zijn de biologische en de cognitieve ontwikkeling meestal wel afgerond. De psychosociale groei naar volwassenheid vindt plaats tussen het 10de en 24ste levensjaar, en verloopt dus trager.
Dat betekent in het pastoraat dat een studente in een gesprek heel veel kan praten, ontzettend veel weet en overal een antwoord op heeft maar ondertussen zoekend kan zijn naar wie zij zelf is heel erg naar anderen kijkt en denkt: zo kan het dus ook. Daar kan ze zo mee bezig zijn dat ze het moeilijk vindt om verantwoordelijkheid te nemen.
De vraag is wel: waar luister je dan precies naar? Sommige studenten zijn er een meester in om kritische punten helder op een rij te zetten en op je af te vuren. Het gebeurt nogal eens dat een ambtsdrager zich overvallen of aangevallen voelt en in de verdediging schiet. Anderen vinden het wel interessant en gaan het gesprek aan. Maar vaak genoeg ligt er op de bodem van het hart van de studenten een andere vraag.
De brei ontwarren
M en A willen graag langskomen omdat ze niet zo goed weten van welke kerk ze lid moeten worden. Ze willen niet eens zozeer lid worden van onze gemeente maar denken dat ik hen kan helpen bij hun denkproces. Als ik hen vraag waar ze mee zitten vertellen ze over hun afkomst en over wat ze ontdekt hebben. Aan het einde van het gesprek doe ik niet heel veel anders dan hen samenvatten en onder woorden brengen welke keuzes ze zelf eigenlijk al gemaakt hebben. Dat lucht hen op en ze kunnen nu stappen gaan zetten.
Deze studenten kwamen met een concrete vraag maar daarachter ging een heel denkproces schuil. Alle denkrichtingen die ze hadden verkend, konden ze niet zo makkelijk meer aan elkaar verbinden.
Ga er niet te snel vanuit dat je elkaar begrijpt. Ook niet als je elkaar kent. Ook niet als de student zich niet meteen laat kennen (het is vaak het makkelijkst om in je thuissituatie weer in oude patronen te vervallen).
Wat kun je als ambtsdrager dan doen om toch in gesprek te komen? Het is van belang te bedenken dat iedere student anders is. Maar de meeste studenten zijn allergisch voor te snelle antwoorden. Uit navraag onder studenten komt naar voren dat de meesten behoefte hebben aan openheid en een gesprek over geloof. Daarbij willen ze graag ruimte voor (kritische) vragen en het bespreken van verschillen in visie. De woorden ‘luisteren’ en ‘oprechte belangstelling’ als kenmerken van een ideale thuisgemeente worden hierbij genoemd.
Ze zetten hun gedachten voor je op een rij en weten het antwoord dat ze op catechisatie kregen al lang. Geef dat dan niet nog een keer, maar vraag door wat zij er over denken en waarom ze het antwoord van catechisatie misschien niet bevredigend vinden.
Vaak helpt het in gesprekken om gewoon maar even te vragen wat wordt gestudeerd. En vraag dan door, ze willen wel uitleggen waarover ze een paper aan het schrijven zijn, wat zij met hun huisgenoten bespreken of wie er bij de studentenvereniging laatst heeft gesproken. Stel open vragen en wees nieuwsgierig naar waar een student mee bezig is en begin met luisteren.
To he point
Het kan ook anders gaan. Studenten kunnen analytisch denken, ze zijn gewend om problemen op te lossen. Ze kunnen daarom ook een gesprek aanvragen over een heel concreet probleem.
N. heeft nu drie gesprekken met de predikant gehad. In zijn pubertijd heeft hij de catechisaties eigenlijk altijd overgeslagen. De kerkelijke tradities staan hem tegen, zo zelfs dat hij lichamelijk ongemakkelijk wordt als hij in de kerk komt. Een jaar geleden is het leven met de Heere God, mede door de relatie die hij kreeg, erg gaan leven. Hij voelt zich schuldig omdat hij zo weinig weet over de Bijbel en weet anderzijds niet goed hoe hij moet omgaan met het instituut kerk. Nu is er een bijpraatgesprek gepland maar al snel neemt hij het initiatief. ´Ik heb de afgelopen tijd veel gestudeerd en ben m´n kennis aan het inlopen. Door m´n studie Geschiedenis kan ik kerkelijke rituelen nu beter plaatsen en staan ze minder tegen. Dus die werkpunten zijn afgerond. Maar nu heb ik niet meer dat intense gevoel van de nabijheid van God. Hoe krijg ik dat terug?’ Voor de predikant is dat even schakelen maar hij probeert te antwoorden door een voorbeeld te geven. In een relatie zijn er ook verschillende fasen en wanneer de verliefdheid minder wordt vraagt dat om een ander soort ‘onderhoud’. Dat voorbeeld kan N. goed toepassen op zijn probleem. Als hij vindt dat hij voldoende antwoord heeft, rond hij af met een: ‘Nou, bedankt weer’ en pakt zijn tas. De predikant zegt: ‘Zullen we nog met elkaar bidden?’
Juist omdat studenten goed analytisch kunnen denken en ook nogal eens getraind zijn in gespreksvoering kunnen ze soms heel gerichte vragen stellen. De ene keer zit daar dan een wereld achter, maar soms ook niet. Dan helpt het hen als je ook gericht kunt antwoorden. Ik vind het dan altijd prettig om van tevoren te weten wat de agenda is, dan kan ik ook al nadenken over een antwoord.
Breng het evangelie!
Voor wie zelf heeft gestudeerd is het goed te bedenken dat studenten van nu in een andere situatie leven dan studenten van 15 jaar geleden. De druk om te presteren is veel groter. Dat komt door het ontbreken van een beurs waardoor studenten worden gedwongen snel af te studeren zodat hun studieschuld niet te groot wordt. Het heeft ook te maken met een klimaat dat ervan uitgaat dat je als student alle mogelijke geluk hebt gehad en dat je ook heel gelukkig kunt worden, maar dat dat geluk wel in je eigen hand ligt. Je moet goede cijfers halen, mooi zijn, sporten, zorgen dat je de juiste stages volgt en dan ook leuke vriendinnen hebben. Een onderzoek uit 2019 stelt dat 57% van de studenten last heeft van een ongezond stressniveau. Er is dus haast en druk.
In die context mag je met een student optrekken. Laat zij of hij in het contact met jou dan ook het evangelie mogen horen. De boodschap dat de Heere Jezus zijn leven gaf voor discipelen die faalden op alle gebieden. De therapeutische boodschap aan studenten kan nogal eens zijn dat ze hun kwetsbaarheid moeten omarmen. Dat kan helpen en goed zijn. Maar het evangelie wijst ons op de Heere Jezus die ons liefhad toen wij nog zondaars waren. Onze fouten blijven fouten, maar ze tellen niet voor Gods gericht. De rechtvaardiging van de goddeloze is een heerlijke boodschap om mee te geven. Wij maken fouten en dat noemen we voor Gods aangezicht zelfs zonde. Onze kansen maken deze wereld vaak niet veel beter. Maar de Heere Jezus laat ons daarmee niet wroeten in onszelf maar draagt ons leven door de dood heen.
En laat de kerk dan een gemeenschap zijn van gerechtvaardigde zondaren. Een gemeenschap die jongvolwassenen een hartelijk thuis biedt.
D.J.T. Hoogenboom
Drs. Hoogenboom is predikant te Utrecht-West. 90% van de belijdeniscatechisanten in zijn gemeente is student (geweest). Hij gaf leiding aan een aantal studiekringen van de studentenvereniging CSFR.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2022
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's
