Getuigenis van de Generale Synode der Chr. Geref. Kerken aan de kerken
”De Generale Synode, diep onder de indruk van de ernst der huidige geestelijke situatie in onze Kerken en verontrust over de hier en daar zich voordoende verschijnselen van inzinking, vervlakking, en zelfs van tegenstand somtijds ten opzichte van de praktijk der godzaligheid, voelt zich geroepen tot de Kerken een getuigeniswoord in alle liefde en vermaan te doen uitgaan. Het modern-religieuze “klimaat” in heel de wereld kenmerkt zich thans door een almeer loslaten van het verleden, en van het historisch gewordene, gepaard gaande met nog wel een overnemen van de religieuze symbolen, maar om inmiddels haar inhoud te vervagen of los te laten. In dit klimaat (in het algemeen geestelijk wereldproces) komen ook onze Kerken min of meer te staan.
Dit roept op tot diep ernstige bezinning. Temeer daar wij helaas ook onder ons verschijnselen constateren, die ons met grote zorg vervullen. Onder welk wij als voorbeeld noemen een soms waar te nemen verslapping van de ernst in de behandeling der ons toe betrouwde zielen. Waarom wij allen allereerst oproepen om óp en ónder de kansel, en in al de ambtelijke arbeid diep doordrongen te zijn van het tijdelijk en eeuwig wel en wee, zowel der bekeerden als onbekeerden, opdat toch vooral het onderscheidend, ontdekkend, onderwerpelijk en bevindelijk element in prediking, catechisatie, huisbezoek etc. krachtig aanwezig zij.
Tevens niet minder om de gans algenoegzame rijkdom en levensvervulling welke in Christus is, zo uit te stallen, dat middellijkerwijs de zielen tot jaloersheid worden bewogen, opdat men onder de toepassing des Heiligen Geestes Christus zo lere kennen, dat men op Hem betrouwt en uit Hem leeft, tot openbaring van de blijdschap des geloofs en een beleving tot de verheerlijking Gods.
Om te beginnen worde daarbij uitgegaan, gelijk bijv. ook in het Doopformulier geschiedt, van ons van nature midden in de dood liggen in een gebroken werkverbond, om alzo de noodzakelijkheid en rijke inhoud van het Genadeverbond te leren verstaan. Zo blijft zalig worden een wonder, en wordt de noodzakelijkheid der wedergeboorte door de Heilige Geest niet uit het oog verloren. Op deze wijze zal men ook bewaard blijven voor een oppervlakkigheid, die maar al te gemakkelijk leidt tot wereldgelijkvormigheid, welke vooral hierin bestaat, dat men heden ten dage almeer vraagt: hoever kunnen wij gaan in het uitleven van onszelf, in plaats van: hoe dicht moeten wij wel bij de Heere blijven?
Hier ligt bijzonder een taak voor de ouderen, opdat zij onze jongeren tot een goed voorbeeld mogen zijn, en het meer dan thans het geval is, aan het licht trede, welk een zielvervullende rijkdom er in de waarachtige vreze en gemeenschap Gods is. Tevens wijzen wij erop, hoe bij het toch bekeerde volk van God vaak nog zulk een donkerheid en geesteloosheid heerst en hoe daar de grondoorzaak ook van is, dat het volk Gods almeer schijnt te willen leven uit zijn bekering en niet uit de Bron Zelf; een Drieënige verzoende en genaderijke Verbonds-Jehova. Hier moeten wij almeer nog “bekeerd” worden van onze “zelfgenoegzame bekeerdheid”.
Bij al onze leraren, hoogleraren, ouderlingen en leiders willen wij met diepe ernst aandringen op een zich steeds meer oriënteren in de practicale Godgeleerdheid. Het is voorts niet te ontkennen, dat met name de Verbondsbeschouwing soms ontaardt tot een vervlakking in de beleving, alsof het voldoende ware, dat wij door geboorte onder de Verbondsbedeling zijn opgenomen, of dat wij zonder innerlijk wederbarende werkingen des Heiligen Geestes de weldaden des Verbonds ons zouden kunnen toeëigenen en deelachtig worden. Geloof en bekering zijn wel noodzakelijk in het licht des Verbonds, maar altijd zo, dat goed in het oog worde gehouden, dat ook dit alles genadegift des Verbonds is, tevens dat krachtens dit Verbond, hoe ellendig dat wij ook in onszelf zijn, wij een recht hebben om te geloven. Om daarvan gebruik te mogen maken is het noodzakelijk, dat wij in de bevindelijke weg leren, dat wij God kwijt zijn, en van nature in een verbroken werkverbond liggen, dood door de misdaden en de zonden, en wij alleen door een oprecht geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig kunnen worden, waartoe dan ook dit Verbond ons de volzalige weg ontsluit. Bij deze voorstelling van het Verbond en zijn beleving zal dan ook de toegang tot het Heilig Avondmaal zowel worden beperkt, als op goede gronden ontsloten.
”Voorts brengen wij onder het oog, (het voorbeeld in de Handelingen der Apostelen vermeld) hoe de eerste gemeente zich kenmerkte niet door een drift om zo spoedig mogelijk de gelegenheid aan te grijpen tot onschriftuurlijke scheuring, maar door uit te gaan van het principe, dat Gods Kerk gesticht is om te vertonen het ongedeelde lichaam van Christus. En laten wij verstaan, dat ook het instituut der Kerk niet minder vrucht is van het functionerende werk van de Heilige Geest, dan de onzichtbare zijde der Kerk. Gelijk dan ook in de zendbrieven bij de toen reeds aanwezige botsingen en kwesties en afwijkingen nooit geadviseerd is om zonder Goddelijk bevel te scheiden.
Tenslotte, waar heden de jeugd almeer onze belangstelling vraagt, wekken wij op tot uiterste voorzichtigheid. In verband daarmee were men die middelen welke in feite aan de wereldse gebruiken zijn ontleend, en welke opkomen uit het vlees, om zich dan met een godsdienstig vernis te bedekken. Wie de jeugd wil behouden met de middelen aan de wereld ontleend of ook wel aan verkeerde jeugdlusten, zal daardoor de jeugd des te meer voeren in de armen van de jeugdvijand satan.
Met name willen wij hier noemen: het op jeugdmanier toneelspelen; te ernstiger en wanstaltiger als de zogenaamde toneelstukken nog met een godsdienstige tint aannemelijk moeten worden gemaakt. Tevens dienen weekendkampen waardoor de Dag des Heeren wordt ontheiligd absoluut veroordeeld te worden.
Geliefde broeders en zusters, jong en oud, heel de Kerk en elk der leden in het bijzonder wij wekken u bij deze op, in de Naam des Heeren, ons voor Zijn Aangezicht te verootmoedigen over onze bondsbreuken, om toch de Heilige Geest niet te bedroeven, maar om positief in de vreze des Heeren te wandelen.
De tijden zijn diep ernstig. Alles wijst erop, dat Christus toekomst almeer genaakt. Dat zal worden een zware tijd van benauwdheid voor Jacob, want het oordeel zal beginnen van het huis Gods uit. Wij horen van verre reeds het geroep: Ziet, de Bruidegom komt. Dit wekt op om meer dan ooit te zoeken de dingen, die Boven zijn en niet die op de aarde zijn.
Waakt en bidt, want de ure der verzoeking, die over de gehele aarde komen zal, genaakt. Daarom, gemeente van Christus, wees bereid, om de komende Rechter te ontmoeten; wees gereed, opdat Hij u in die dag en ure wakende vinde, staande midden in uw taak; wees gesierd met alle geestelijke sieraad op de dag Zijner heirkrachten, opdat ge uw verheerlijkte hemelse Bruidegom zult kunnen ontmoeten met de hosannah’s op de lippen en Hij zal u, overwinnaars in Zijn Naam geven de kroon des levens.”
De Generale Synode verzoekt de kerken om dit Getuigenis a.s. zondag 20 september 1953 van de kansel te doen voorlezen.
Het moderamen:
W. Kremer, preses.
J.C. Maris, assessor.
L. de Bruyne, scriba I.
D.H. Biesma, scriba II.
W.F. Laman, questor.
Apeldoorn, 16 september 1953.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2023
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2023
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's