Vragen voor u.
Ik heb het wel eens meer zo gedaan dat ik onze geachte lezers een of meerdere vragen voorlegde en waarop ik veel reacties kreeg. Het werd zowel door de lezers als door mij gewaardeerd. Nu heb ik een viertal vragen voor u. Degene die wil reageren per post, mijn adres is Waterwegstraat 64, 3363 CT Sliedrecht. Wilt u per mail reageren kan dat via: ds.hoefnagel@gmail.com
Hier komen ze dan. De eerste vraag gaat over Jozef, de onderkoning van Egypte, op het moment dat hij zich bekend maakt aan zijn broeders. Hij zegt dan: “Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog?”
Wat een schrik voor de broers, wat een opluchting voor Jozef, wat een blijdschap tenslotte bij iedereen, vooral bij de oude Jakob.
Waar het mij nu om gaat is de vraag van Jozef: Leeft mijn vader nog? Hoe kan hij dat nu toch vragen? Juda heeft hem dat toch zojuist in een vurige en emotionele rede uiteengezet? Als Benjamin als slaaf in Egypte zou achterblijven zou vader Jakob grote jammer overkomen, zei Juda, Genesis 44:34 tot en met Genesis 45:3. Natuurlijk heb ik er zelf ook over nagedacht, net als u. Maar ik zou dan nu graag uw gedachten hierover willen weten. Het is en blijft een mooie en aansprekende geschiedenis met allerlei lijnen naar de meerdere Jozef toe.
Een volgende vraag: Daarvoor gaan we naar Markus 13:32. In dit gedeelte horen we de Heere Jezus spreken over de wederkomst en de dingen die daaraan vooraf zullen gaan. Die dag zal zeker komen, alleen weten we niet wanneer. Er zijn in het verleden altijd mensen geweest die meenden te weten wanneer die dag zou aanbreken, soms heel exact. Maar altijd werd weer vervuld: van die dag en dat uur weet niemand. In de genoemde tekst lezen we: “Maar van die dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in de hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader”. U voelt de vraag al aankomen: weet zelfs de Zoon het tijdstip van de grote dag van Zijn wederkomst niet? Dat is toch onmogelijk? Hoe moeten we deze woorden lezen? Overigens hoop ik dat u het boek ‘Bestemming bereikt’ van de hand van ds. P. den Butter hebt. Op allerlei Schriftgedeelten wordt ingegaan, ook op de allerbelangrijkste vraag of we bereid mogen zijn. Juist omdat de Heere zal komen als een dief in de nacht.
Dan de derde vraag. Daarvoor gaan we naar bijvoorbeeld Markus 9:2 en volgende, waarin het gaat over de verheerlijking van Christus op de berg. De discipelen die Jezus meenam om van die verheerlijking getuige te zijn, Petrus, Jakobus en Johannes zijn in slaap gevallen. Maar als ze bij het hemelse licht ontwaken zien ze hun Meester samen spreken met twee anderen. Petrus roept dan uit (en hij weet op dat moment niet wat hij zegt en doet) dat hij bereid is drie tenten op te zetten: voor Jezus een tent, en voor Mozes en tent en voor Elia een. Maar hoe wist Petrus op dat moment dat het Mozes en Elia waren? Hij had wel gelijk, het waren inderdaad Mozes en Elia, ook met verheerlijkte lichamen, maar hoe wist Petrus hun namen? Een vraag die hiermee samenhangt en die ik gelijk ook maar even naar voren breng is deze. We weten dat Elia niet gestorven is, maar met een vurige wagen ten hemel is gevaren. Maar Mozes is toch wel gestorven en begraven? Of moeten wij de woorden: ‘niemand heeft zijn graf geweten’, opvatten als een aanduiding dat hij geen graf heeft gehad? Maar er staat toch: en Hij begroef hem? Zie Deuteronomium 34:6. Toch wel wonderlijk allemaal, vooral als we lezen dat de Heere Mozes begroef.
Afijn, genoeg om over na te denken. Ik ben benieuwd naar uw reacties, welkom hoor! Nee, de Bijbel is geen boek met puzzels die wij op moeten lossen, maar een zorgvuldig lezen van Gods Woord kan ons wel voor vragen stellen. Als we maar bedenken waar het in het leven op aan komt. Namelijk om een verlicht verstand om door de Heilige Geest te leren verstaan waar het op aan komt in ons leven, namelijk op de persoonlijke kennis van de Heere Jezus Christus. Welnu, daar gaat nu mijn laatste vraag over. Daarvoor gaan we naar Filippensen 3:10, waar de apostel Paulus zijn verlangen uitspreekt: “Opdat ik Hem kenne”. Kende hij Christus dan al niet? Paulus getuigt (bijvoorbeeld) toch zelf: “en ten laatste van allen is Hij ook van mij, als van een ontijdig geborene gezien”, 1 Korinthe 15:8. En een overdenking van deze woorden brenge ons tot de vraag: mag ik zelf persoonlijk Hem kennen en is dat ook de begeerte van ons hart geworden?
Tenslotte: bij een eerdere gelegenheid waarop ik onze lezers vragen voorlegde kreeg ik wel eens de reactie, maar weet u dat dan niet? Zo in de geest van: Zijt gij een leraar Israels, en weet gij deze dingen niet?, Johannes 3:10. Nu, ik weet inderdaad niet alles. Die indruk ontstaat makkelijk als je in ons blad geroepen wordt allerlei vragen te beantwoorden. Maar nee hoor, ik moet ook op zoek naar antwoorden. Ik schud in ieder geval niets uit mijn mouw. Maar de bedoeling van mijn vragen is vooral: ik wil uw stem wel eens horen. Heel graag zelfs. Sterkte en zegen en tot de volgende keer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2021
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2021
Bewaar het pand | 12 Pagina's