Een jonge generatie en de oude paden
Zo zegt de HEERE: Staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin…(Jeremia 6: 16a).
De woorden van de tekst hierboven klinken onder heel aangrijpende omstandigheden: Het volk van Jeremia’s dagen koerst aan op de ondergang. Ondanks alle dringende waarschuwingen van de profeet gaat het maar door op het pad van de zonde. ‘Mijn volk heeft twee boosheden gedaan’, zo moet de HEERE klagen: ‘Mij, de Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden’ (Jeremia 2: 13). De afgoderij van het volk gaat gepaard met allerlei andere zonden. En de priesters en de profeten gaan erin mee: ‘Van de profeet af tot de priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid. En zij genezen de breuk der dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede. Doch daar is geen vrede’ (Jeremia 6: 14).
Een wonder dat de HEERE het volk toch niet ongewaarschuwd laat voortgaan! Opnieuw zendt Hij Zijn profeet Jeremia vanuit het priesterstadje Anathoth naar Jeruzalem. En bij monde van deze – op dit moment nog jonge - profeet richt Hij Zich tot een afdwalend volk: ‘Zo zegt de HEERE: Staat op de wegen en ziet toe’. Dat betekent zoveel als: Sta stil. Kom tot bezinning. Kijk achterom en vraag uzelf af, op welke weg u tot nu toe heb gewandeld. Blik eens om u heen en ga na, wie er nog meer dezelfde koers volgen als u nu doet. Blik eens vooruit: waar gaat het heen, als we de reis zo voortzetten? Hoe zal deze weg eindigen?
Die vragen zijn belangrijk genoeg om ook door ons gesteld te worden. Is er niet alle reden om ons persoonlijk, ambtelijk, als kerkenraden, als kerken te bezinnen op de volgende vragen: Waar bevinden we ons – persoonlijk en als gemeente? Hoe zijn we op deze weg gekomen? En waar koerst deze weg op aan? Het zou – als de Heere het zegent – nog kunnen leiden tot echte verootmoediging!
Er is nóg een woord dat Jeremia van Godswege moet en mag doorgeven. ’En vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin.’ De HEERE gebruikt daarin twee beelden die heel vertrouwd waren voor het volk van Jeremia’s dagen. Allereerst het beeld van de goede weg. Als men onderweg was in onbekend gebied, was het van levensbelang om naar de goede weg te vragen. Een verkeerde weg kon leiden naar een gevaarlijk, onbegaanbaar gebied, een onherbergzame woestijn, een hinderlaag van rovers. En het leven van de reiziger kon zo in groot gevaar komen. Het tweede beeld dat de HEERE gebruikt is dat van de oude paden. Als u wel eens in de bergen geweest bent, dan weet u het wel: de oude paden dwars door dalen en over bergen heen, zijn vaak de beste paden. Eeuwenlang hebben generaties mensen daarvan gebruik gemaakt. Het zijn beproefde paden, die door de eeuwen heen hebben bewezen, de goede weg te zijn.
De HEERE roept een afdwalend volk terug naar de oude paden. Toen en nu. Wat dat in onze tijd betekent? Allereerst wel, dat we gaan vragen naar de oude wegen van Gods Woord. Dat we, biddend om ontdekkend licht, veel lezen in en veel luisteren naar Gods Woord.
Er ligt ook een verwijzing in naar het werk dat de HEERE in vorige geslachten heeft gedaan. In welke weg gaf de HEERE in vroegere tijden Zijn zegen? Langs welke wegen leidde Hij Zijn volk? Hoe leefde ons voorgeslacht bij Gods Woord? Wat waren de gronden der vaderen?
Een van de aangrijpende dingen die u en ik kunnen vaststellen als we bijvoorbeeld oude jaargangen van Uit de levensbron lezen, is dat op veel plaatsen waar vroeger een Schriftuurlijk-bevindelijke prediking klonk, nu allerlei zaken spelen die een grote geestelijke armoede in de prediking doen vermoeden. Maar wie zegt, dat u en ik daar persoonlijk of gemeentelijk ook niet op aankoersen? Daarom mogen we wel ootmoedig biddend vragen, of de HEERE op de oude paden wil brengen, wil terugbrengen en wil bewaren! Daarom mogen we ook wel waakzaam zijn.
Speciaal de jongere generatie belijdende leden en ambtsdragers heeft die verantwoordelijkheid. Het was per slot van rekening een jonge profeet die de woorden van onze tekst moest boodschappen: Jeremia. En het was – in dezelfde tijd! – ook een jonge koning die de HEERE, de God van zijn (voor)vader David, begon te zoeken: Josia. Ondanks het feit dat Gods oordeel vastbesloten was, spande hij zich in om de tempel te herstellen. Al was het maar voor een tijd. Want ook in een tijd dat de wolken van Gods oordeel laag hangen, kunnen en moeten er mensen zalig worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 2021
Bewaar het pand | 12 Pagina's