Bij Sichem
We zeggen zo gemakkelijk dat we onze leerlingen voorbereiden om hun plekje in te nemen in de samenleving. Maar kán dat wel? En zo ja, hoeveel innerlijke distantie is dan gewenst? Bekwamen we ze in een antithetische levenshouding óf zijn er goede redenen om in alle geledingen mee te draaien en dienstbaar te zijn? Wat betekent de oproep om in te gaan in Gods Koninkrijk voor het leven van alledag?
De Amerikaanse neocalvinist Helmut Richard Niebuhr laat in zijn monumentale werk Christ and Culture (1954) zien hoe verschillend christenen in de loop der eeuwen met deze vragen omgingen. In totaal onderscheidt hij vijf scholen. De antithetische school heeft met kerkvader Tertullianus oude papieren en inspireerde tot kluizenarij, pilaarheiligheid en kloosterleven. Iets minder radicaal is de school die pleit voor een duale omgang met de cultuur. Al lezend herken je de refoparadox van “meedoen en afstand houden”.
Aan de andere kant van het spectrum vinden we christenen die helemaal niet wantrouwend staan ten opzichte van de wereld. In de extreemste vorm vereenzelvigen zij iedere vorm van beschaving met het christendom. Iets minder ver gaat het synthetische standpunt, dat Christus schetst als Heer van de cultuur. Vertegenwoordigers van deze richting leggen zich toe op het wijden van de cultuur aan haar wettige Heer. Het accent ligt hier minder op zonde en gebrokenheid. Het model van Niebuhr stuwt je als het ware naar het midden; naar de school van de conversie (bekering). Die beoogt volle inzet voor de maatschappij, maar met het doel deze van binnenuit te veranderen. De wereld ligt in het boze, maar juist dáár kan de christen rekenen met de kracht van de Geest. Niebuhr ziet Augustinus en Calvijn als vertegenwoordigers van deze school. Zij onderkenden het kwaad niet alleen in de cultuur, maar evenzeer in kloosters, kerken en christenen.
Wie Abram volgt op zijn reis uit Haran verbaast zich mogelijk over de voorlopige eindbestemming. Was Kanaän niet het territorium van het vervloekte nageslacht van Cham? Golden Sichem en het eikenbos Moré niet als het offercentrum van hun natuurgodsdienst? Oud-zendingspredikant ds. C.G. Vreugdenhil wijst erop dat de godsverschijning en altaarbouw – juist dáár – niet in de eerste plaats als afzondering valt te duiden. Vooral is het een claim op het heidense land voor zijn toekomstige, heilige bestemming.
Op welk plekje bereiden we onze gedoopte leerlingen voor? Zien we ze als evenzovele claims op heel de samenleving?
DRS. PETER VAN OLST
Docent godsdienst bij Driestar educatief
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2020
De Reformatorische School | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2020
De Reformatorische School | 48 Pagina's