Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geheim, in zeven punten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geheim, in zeven punten

over de kern van ons leraarschap

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze rubriek iedere maand een opiniërende bijdrage van een kritische denker die betrokken is bij het onderwijs. Het artikel is bruikbaar voor bespreking in docenten- of managementteam. Deze maand: Dr. Bart Jan Spruyt Docent geschiedenis/cuma bij Driestar educatief

Hoe belangrijk onze bezinning en discussies ook mogen zijn, een geregelde terugkeer tot de kern van ons leraarschap is nog belangrijker. Een oud, geestig boekje van ds. H.J. de Groot kan ons daarbij helpen.

Dat pedagogiek een belangrijk vak is, geloof ik graag. Het is zonder twijfel van groot belang ons met enige regelmaat ernstig te bezinnen op ons mens- en kindbeeld. Op wat nu toch ook alweer persoonlijke vorming is, op ingewikkelde zaken als leerpsychologie, op profilijnen, vaardigheden en leerdoelen. Maar hoe belangrijk de theorie ook is, het is nóg belangrijker het hoog vertrek van onze bezinning geregeld te verlaten en af te dalen tot de eenvoudige kern van ons vak.

Die kern is met onovertroffen helderheid terug te vinden in een humoristisch boekje, geschreven door een hervormde dominee die ik straks nader zal introduceren. Die dominee had zijn eigen kerkblaadje (Ons Zondagsblad) en publiceerde daarin preken en zeer onderhoudende ‘pastorale schetsen’, die op aandringen van een hooggeleerde (niemand minder dan K.H. Miskotte) in boekvorm zijn verschenen.

In een van die bundels met pastorale schetsen schrijft deze ds. H.J. (Hendrik Jan) de Groot (1872-1941) over het ‘moeilijke werk’ van het catechiseren. Het is minstens zo moeilijk als preken, en menigeen legt het hier af. De Groot had het 44 jaar gedaan en vatte het geheim aan het einde van zijn leven in zeven punten samen.

Hier volgen ze:

1. ‘Vóór alles: voorbereiding, keer op keer. Zorg dat u het vak onder de knie hebt.

2. Schep sfeer. Maak het catechisatie-uur tot een verlengstuk van de huiskamer. Zorg dat de leerlingen van u houden als van een vader of grootvader.

3. Vertel zó prettig, dat u er zelf schik in hebt.

4. Wees rustig als u binnenkomt. Als de huiskamersfeer in de pastorie niet goed is, deugt het verlengstuk vanzelf niet.

5. Doe niet plechtig. Spreek gewoon Hollands. Galm niet.

6. Bid niet te lang, bij begin en eind.

7. Kom de jonge mensen met vererende toegenegenheid en liefde tegemoet. Heb eerbied voor de kinderen, en voor de ouders die hen aan u toevertrouwen, en voor God, de God van de doop, Die ze u geeft.’

‘En zo u kans ziet’, zo luidde De Groots toegift, ‘een tikkeltje humor onder uw onderwijs te mengen, dát is goud waard. Een vrolijk hart is een gedurige maaltijd.’ 1

GEESTELIJKE ONTSPANNING

Deze dominee, afkomstig uit Zwolle, opgeleid op Ruimzicht in Doetinchem (een door ds. M.F. van Dijk gestichte instelling voor ‘zoons van niet-bemiddelde ouders’ die zich op het predikantschap voorbereidden), worstelde lange tijd met zijn eigen prediking. Die verliep volgens het bekende stramien. Eerst de leer, dan een tussenzang, dan de toepassing.

Voor de tussenzang stond de genade centraal, na de tussenzang werd de gemeente aan het werk gezet. Hij werd er zelf moe van. Toen las hij een preek van Kohlbrugge over het ‘moordenaarsgeloof’, en raakte hij bevriend met ds. Foppe Oberman, een man die in de lijn van Kohlbrugge preekte. Dat gaf geestelijke ontspanning. Al het doen is al gedaan.

VERFIJNEN

De Groot gaf niet alleen catechisatie, maar was ook jarenlang leraar Hebreeuws aan enkele scholen in de IJsselstreek. Hij wist dus heel goed waar hij het over had. Zijn eerste punt blijft van groot belang. Hoe groot de kennisvoorsprong van de leraar ook is en hoe vaak hij een bepaalde les misschien al heeft gegeven, het blijft onontbeerlijk om lessen steeds weer te verfijnen, te corrigeren, aan te vullen met nieuw opgedane kennis en vooral ook te actualiseren.

Ik hoorde onlangs het verhaal over een docent die iedere zomer twee weken met zijn vrouw met vakantie ging, en de overige vier weken gebruikte om zijn lessen opnieuw voor te bereiden. Dat is misschien niet iedereen gegeven, maar het benadert wel het ideaal. Al is het maar om te voorkomen dat we aan De Groots derde punt niet toekomen. Dat we nog wel veel over onderwijs theoretiseren, maar zelf geen zin meer hebben om voor de klas te staan en op zoek gaan naar alternatieve taken.

ONVERGETELIJKE EER

Het tweede en vierde punt lijken hoog gegrepen, zeker in een situatie waarin een leraar zijn leerlingen slechts af en toe, en met grote intervallen, ontmoet. Maar een sfeer van vertrouwen en genegenheid vormt, denk ik, de basis van iedere goede les. Dat leerlingen je dan als hun vader of grootvader gaan zien, lijkt wat overdreven. Maar De Groot heeft zelf verhaald hoe kinderen/leerlingen hem in moeilijke situaties in vertrouwen namen. Het gaat hier, schrijft hij, om onze liefde tot het kind en het kind dat ons ‘die verering en die liefde teruggeeft, met rente op rente’.

De Groot verhaalt over het Joodse meisje in zijn klas dat hem in vertrouwen neemt over de echtscheiding van haar ouders. ‘En toen is er in mijn ziel, uit verre diepten, zo’n innig dankbaar gevoel omhoog gewoeld. Ha, zo heeft God ons, leraars, die onvergetelijke eer gegeven dat onze lieve leerlingen, wanneer de wereld hun te benauwd wordt, naar ons komen vluchten met hun leed? […] Die middag, naast dat huilende kind, had ik het gevoel alsof onze lieve Heere God persoonlijk mij een ridderode op de linkerborst had gespeld. En uit de grond van mijn hart heb ik Hem gedankt.’ 2

KEUKENMEID

Doe niet al te gewichtig, houdt De Groot ons voor. Wees natuurlijk en authentiek, zouden wij nu zeggen. Ergens haalt hij herinneringen op aan zijn eigen predikant, ds. J. Vermeer Azn. uit Zwolle, een man die vergeten is geraakt. Maar als hij ’s zondags de consistoriekamer uit kwam en stil, ‘als in zichzelf verloren’, naar de kansel liep, ‘dan voelde men: deze man heeft zichzelf verloren aan zijn taak. Hij had geen behoefte zichzelf belangwekkend te maken.’

Een gewone dorpsdominee en een gewone leraar zijn geen professoren en moeten dat niet willen zijn. Ze staan immers in contact met het ‘ruige, gezonde, levendige’ bestaan van alledag en mogen daarin werkzaam zijn. Ingewikkeld doen hoort daar niet bij. Alleen professoren, of zij die dat willen lijken, hebben er slag van ‘dingen die voor de keukenmeid zo klaar zijn als de dag, zodanig in te wikkelen en daarna weer uit te vouwen, dat geen heiden of schepsel er het eerste half uur wijs uit kan worden.’ 3

De Groots zesde punt is niet minder van actueel belang. Misschien bidden wij niet zo lang als dominees dat vroeger konden, maar wij lopen wel het gevaar aan dagopeningen en -sluitingen een te groot belang toe te kennen. Vergis ik mij wanneer ik denk dat het belang dat aan die momenten wordt toegekend evenredig toeneemt met ons onvermogen al onze lessen met de geest van het geloof te doortrekken?

WITTE RAAF

De Groot bepleitte en etaleerde vooral een grote ontspannenheid. Dat had alles met zijn geloof te maken: het geloof in het kale Evangelie. ‘Hier lig ik nu, en ik heb niks dan uw kale Evangelie’, zei een stervende oude man eens tegen De Groot. ‘Maar mijn lieve oude vader, is dat dan niet genoeg?’, vroeg hij. De ogen van de oude man lichtten op. ‘Ik waag het erop, ik heb niks anders en ik hoef niets anders.’

Ontspannenheid brengt ook humor, zo besluit De Groot. Toen hij op het gymnasium in Doetinchem zat, was de excentrieke J.A. dèr Mouw, de dichter, daar leraar klassieke talen en geschiedenis. Hij werd later ontslagen, omdat hij het geloof van Doetinchem niet deelde. Maar hij was een voortreffelijk leraar geweest, met goede grappen. ‘In die dagen was een leraar die zich meer de kameraad dan de superieur van zijn jongens voelde, nog een witte raaf. Die oude heren, niet te genaken! Zowat halfgoden. Der Mouw deed dat anders. Hij peilde ons: op bekwaamheid, op karakter, op inborst. En als het hem dan vertrouwd leek, sloot hij zo’n stille vriendschap met de zestien-, zeventienjarige. Wie kon, die hielp hij vooruit, meer dan het gymnasium bij machte was te doen.’ 4 Zijn collega’s verweten hem de jongens als ‘grote mensen’ te behandelen. 5

STIL VERTROUWEN

Wat de uiteindelijke bron van die ontspannenheid is, onthult De Groot helemaal aan het slot. Ouders vertrouwen ons hun kinderen toe. God geeft ze ons. Die God is de God van de doop. Hier klinkt door wat Calvijn al schreef: dat wij met stil vertrouwen ons werk als leraar mogen doen, omdat God Zelf ons onderwijs wil gebruiken om hen de diepe zin van hun doop te doen verstaan. Dat is de uiteindelijke kern en het geheim van christelijk leraarschap.

Bronnen:

1. De Groot, H.J. (1943). In de gezonde apotheek. Zwolle: La Riviere. Pag. 47.

2. De Groot, H.J. (1940). Van een oud stadspompje. Nijkerk: Callenbach. Pag. 223, 231-232.

3. De Groot, H.J. Ibid. Pag. 82, 92.

4. De Groot, H.J. (1940). Meneer Der Mouw. In: Opwaartsche wegen 18 240-248, aldaar pag. 241-242.

5. Custers, Lucien (2018). Alleen in wervelende wereld. Het leven van Johan Andreas dèr Mouw (1863-1919). Nijmegen: Uitgeverij Vantilt. Pag. 140.


BESPREKEN

Onderstaande vragen zijn bedoeld als handvatten om dit essay in groepsverband te bespreken.

Wat is volgens u de diepste kern en het geheim van christelijk leraarschap?

Bent u het eens met ds. H.J. de Groot dat het voortdurend vernieuwen en bijschaven van uw lessen een essentieel onderdeel van het leraarschap is?

Herkent u de tendens om het christelijke aspect van het onderwijs te concentreren op dagopeningen, wat dan ten koste gaat van de poging om alle lessen met de geest van het geloof te doortrekken?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 2020

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Het geheim, in zeven punten

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 2020

De Reformatorische School | 48 Pagina's