Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GROTE STAP VAN GOEDE BEDOELINGEN NAAR GOED ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GROTE STAP VAN GOEDE BEDOELINGEN NAAR GOED ONDERWIJS

HANDREIKING VAN ROEL KUIPER OM VISIE TE VERTALEN NAAR PRAKTIJK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Scholen steken veel tijd in het verwoorden van hun (pedagogische) bedoelingen. Ze vinden bijvoorbeeld dat goed onderwijs gaat over persoonsvorming. Vervolgens moeten ze dat doel vertalen om daarnaar te handelen. Juist dat vinden scholen vaak moeilijk.

Dr. Roel Kuiper wil hen daarbij helpen. Hij is hoogleraar christelijke identiteit in maatschappelijke praktijken aan de Theologische Universiteit in Kampen. In de verzamelbundel Waar is het onderwijs goed voor? komt hij met een normatief praktijkmodel: een benadering die normatieve elementen in het onderwijsproces expliciet kan duiden. Bij zulke elementen gaat het – anders dan bij iets instrumenteels als lesroosters – om onderwerpen die duiding en sturing vanuit geloof of levensbeschouwing vragen. In het onderwijs gaat het volgens Kuiper om menswording. De vraag wat het betekent om mens te zijn, is een lastige, maar wel de meest wezenlijke in de pedagogiek. Technologie staat in deze tijd op de voorgrond. Duiding en richting blijven echter nodig. Nu is het moeilijk om woorden te vinden voor het menselijke in de pedagogische praktijk. Kuiper noemt dat het ‘articulatietekort’. Met zijn model wil hij onderwijsgevenden helpen er toch taal aan te geven.

Kuiper gebruikt daarvoor een praktijkbenadering die is gebaseerd op de filosofie van Herman Dooyeweerd, grondlegger van de reformatorische wijsbegeerte. Onderwijs is Erziehung, ofwel lerend boven jezelf uitkomen. Dat gebeurt in relaties, in ontmoetingen waarin mensen elkaar ‘onthullen (…) hoe ze liefhebben en verantwoordelijkheid dragen voor zichzelf, de wereld, God en mensen.’ Een mens wordt gevormd, niet gemaakt.

Smaak

De onderwijspraktijk is een normatieve praktijk: het gaat om genormeerd handelen. Normatief handelen houdt in dat je weet of iets goed is of kwaad. Christenen ontlenen hun kennis over goed en kwaad in veel gevallen aan de Bijbel. Bij de mensen die dat niet doen, is de keuze tussen goed en kwaad vaak een kwestie van ‘smaak, emotie en gevoel’.

Ons handelen vindt plaats in contexten; onderwijs is een context van beroepsmatig handelen. Het heeft intrinsieke waarden (bijvoorbeeld: wat is een goede les?) en standaarden (denk aan beroepsprofielen).

Mensen handelen vanuit normatieve inzichten. Dat kan gaan om sociale, economische en juridische normen en ook om inzichten over goed en kwaad. Al die inzichten samen zijn de zogeheten constitutieve regels die de uitvoering van de praktijk regelen.

Naast die normatieve inzichten zijn er nog gezichtspunten van een andere orde: richtinggevende ideeën, attitudes en waarden. In zijn praktijkmodel noemt Kuiper dat ‘regulatieve ideeën’. Regulatief, want ze zijn de grondslag voor het onderwijskundig en pedagogische handelen.

Weerstand

In het onderwijs gaat het om vorming van leerlingen tot zelfstandigheid (een eigen positie kunnen innemen) en verantwoordelijkheid (jouw taak kunnen uitvoeren). Onderwijs is daaraan dienstbaar. ‘Vorming vindt plaats waar ontmoetingen zijn, waar vrijheid voor reflectie is, waar richting wordt gegeven en weerstand moet worden overwonnen’, schrijft Kuiper. ‘Vorming heeft geen meetbare opbrengst.’ Die zíé je bij leerlingen, in hun groei naar zelfstandigheid en in het nemen van verantwoordelijkheid.

In het professioneel handelen binnen deze vormingstaak heb je te maken met zowel constitutieve principes en regels als met regulatieve inzichten. ‘De kunst is het geheel van regulatieve ideeën en constitutieve normen en regels tot een eigen professionele aanpak te smeden die de vorming van personen ten goede komt.’

Het constitutieve betreft bijvoorbeeld methodiek en normen van vakbekwaam handelen en ook het onderhouden van een betrokken relatie. Daar tussenin staan dan conditionerende normen (randvoorwaarden), bijvoorbeeld juridische en economische.

Het regulatieve gaat over de zin ervan: de bestemming en bedoeling van die onderwijspraktijk. Het gaat over de grotere ideeën en persoonlijke ethos, de geloofsdimensie komt er ter sprake. Kuiper werkt dit model kort uit, maar gaat daarbij niet in op de onderliggende dimensies (zoals die van het geloof).

De regulatieve kant van het praktijkmodel – het betrekken van diepere (geloofs)overtuigingen over de mens op het onderwijs – is moeilijk. Maar als je daarmee niet aan de slag gaat, doe je jezelf als docent tekort, en anderen ook. Want dan probeer je neutraal te blijven, en daarmee verlaag je het onderwijs tot zogenaamde objectieve kennis en vaardigheden. Dan komt er geen verbinding ‘met het bestaan en de verantwoordelijkheid van mensen.’

Vrijmoediger

Wat kunnen we met het praktijkmodel van Kuiper? Volgens hem kan het docenten vrijmoediger maken zich te laten zien en ‘samen te reflecteren op pedagogische vragen en geloofsinzichten’ en zo weer terecht te komen ‘bij de diepere lagen van de vraag naar de leerling als mens in een vormingsproces.’ Zijn model is een pittige benadering; het zal veel studie en geduld vragen om het toe te passen. Het is echter bruikbaar voor bezinningsmomenten en opleidingssituaties. Daarin kan het helpen bij het gesprek over vragen als: hoe kunnen we de vorming van leerlingen tot goede burgers bevorderen? Kuiper poogt het pedagogische (weer) in de praktijk terug te krijgen en dat is precies de rode lijn in het hele boek. De klacht dat het pedagogische is verdwenen uit het onderwijs hoor je ook van docenten die zuchten onder een te strak stramien van doelen.

Daarover gaat de bijdrage van Bram de Muynck, lector christelijk leraarschap bij Driestar educatief. Hij pleit voor ontvankelijkheid als grondhouding. Die houding biedt ruimte aan kostbare, niet geplande vormingsmomenten die zich tijdens de les plotseling kunnen voordoen.

Genoemde klacht kan ook het gevolg zijn van een overheid die zich steeds inhoudelijker met burgerschap wil bemoeien en zo de ruimte voor persoonsvorming inperkt.

Brug

Dit boek is de moeite waard, vooral voor opleiders en begeleiders. Maar ook voor bestuurders en leidinggevenden die de brug willen slaan tussen zeggen en doen. Dat moet dan wel een brug worden over het snelstromende water van de dagelijkse beslommeringen; voor je het weet, word je meegesleurd en is de brug vergeten. Die komt er dan ook alleen als je de bouw ervan grondig aanpakt.

JAN SCHOUTEN

Onderwijskundig beleidsmedewerker op het Van Lodenstein College

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2021

De Reformatorische School | 48 Pagina's

DE GROTE STAP VAN GOEDE BEDOELINGEN NAAR GOED ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2021

De Reformatorische School | 48 Pagina's