Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de bres voor wetenschappelijke geletterdheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de bres voor wetenschappelijke geletterdheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vol inzetten op wetenschappelijke geletterdheid. Dat advies geeft prof. dr. Marc de Vries (63) aan reformatorische scholen die zoeken naar een goede invulling van hun burgerschapsopdracht. ‘Uitgedaagd door de evolutietheorie kun je daarmee voor het hele onderwijsveld een bijdrage leveren.’

Als wetenschapsfilosoof bewandelt De Vries het smalle pad tussen twee gevaarlijke klippen. De eerste is die van een grenzeloos vertrouwen in wetenschappelijke theorievorming, ook wel wetenschaps-positivisme genoemd. De tweede is die van het cynische wantrouwen in het academische ambacht dat naar voren komt in allerlei complottheorieën. ‘Zolang wetenschappers zich bewust zijn van de beperkingen van hun vakgebied, en van de vooronderstellingen waarop hun modellen zijn gebaseerd, gaat het goed’, is De Vries’ overtuiging. ‘Het probleem zit hem vaak ook niet zozeer bij de onderzoekers zelf, maar bij de uitleg van hun bevindingen in populairwetenschappelijke publicaties.’

Als christen-wetenschapper ervaart De Vries een ‘speciale roeping’ om christelijke docenten en leerlingen de hand te reiken met zijn kennis over kennisvergaring en theorievorming. Juist in het klimaat van polarisatie zoals dat opgeld doet. ‘Met name de reformatorische groepering blijkt vatbaar voor complotdenkers. Aan de andere kant worden christelijke scholen expliciet uitgedaagd door de evolutietheorie. Wat moet je nu wel of niet van wetenschappers aannemen? Hoe kun je dat in je onderwijs verwerken? Het is belangrijk om daar met elkaar een goede lijn in te volgen. Met wetenschappelijke geletterdheid kunnen we de samenleving dienen, juist vandaag.’

Coronacrisis

De toon voor het vraaggesprek is gezet. De Vries, als bijzonder hoogleraar christelijke filosofie zelf al druk in gesprek met diverse reformatorische en protestants-christelijke middelbare scholen, is blij dat hij er op zijn werkkamer op de TU Delft op kan ingaan. Meer dan een jaar moest hij onderwijs en onderzoek vanwege corona vanuit huis gestalte geven. ‘Ik heb maanden geleden mensen aangenomen, die ik nu voor het eerst fysiek ontmoet.’ Diezelfde coronacrisis vormt een voorbeeld in het verhaal dat hij te vertellen heeft. Over overschatting en onderschatting van de wetenschappelijke discipline.

‘Weet je nog hoe aan het begin van de crisis die meneer Van Dissel van het RIVM telkens naast Rutte stond tijdens de persconferenties? Het was: luister naar de wetenschap! Achteraf zijn daarbij niet altijd de beste beslissingen genomen. Maar het was met de kennis van toen het beste wat we hadden. Later heeft de politiek de zaak meer naar zich toe getrokken. In plaats van Van Dissel zien we nu minister De Jonge naast Rutte. Er werd gekozen voor mondkapjes, terwijl dat strikt wetenschappelijk niet nodig was. Althans: niet volgens de natuurkundige tests.’

Lessen

Les 1 van De Vries: wetenschap is breder dan natuurwetenschap. ‘Alle wetenschap is reductie. Je hebt altijd je eigen deelgebiedje. Dat is je kracht; daardoor kun je de diepte in. Maar het is ook de zwakte. Je hebt oogkleppen opgezet, waardoor je ook een heleboel niet meer ziet. Natuurkundig was er voor die mondkapjes geen dwingende reden. Psychologisch misschien wel. De kunst van wetenschap is je weten te beperken tot je vakgebied waar je echt iets over te zeggen hebt, terwijl het grotere ge heel altijd complexer is. Iemand die enkel als natuurkundige naar de werkelijkheid kijkt, moet niet komen met domme taal als: “Ik kan bewijzen dat God niet bestaat.” en later ‘God past, met eerbied gesproken, niet onder zijn microscoop.’

Dat brengt bij les 2: je moet weten wat je kunt met wetenschap en wat niet. ‘Als wetenschapsfilosoof heb ik veel aandacht voor de vooronderstellingen van wetenschappers. De modellen waarmee ze werken, zijn op aannamen gebaseerd. Als daar iets niet aan blijkt te kloppen, gaat er veel schuiven. Denk aan modellen om het weer te voorspellen. Ze baseren zich op dezelfde satellietgegevens, maar kunnen behoorlijk verschillen in hun berekeningen. Hetzelfde geldt voor de klimaatdiscussie en voor het voorspellen van economische crises. Wetenschappers blijven elkaar tegenspreken. Zelfs zo, dat mensen zeggen: gooi het maar in m’n pet. De één zegt dit, de ander dat; ze doen maar wat! Dat cynisme leidt tot onderwaardering van de wetenschap.’

Alsnog onderuit

De Vries zal de evolutietheorie geen onzin noemen. ‘Je wordt niet zomaar een theorie, en het ene model heeft z’n waarde natuurlijk vaker bewezen dan het andere.’ Toch leidt dat respect niet tot kritiekloze aanvaarding. ‘Soms blijken de aannamen, ook van een model dat decennialang vrijwel onbetwist was, toch niet juist te zijn. Het voorbeeld bij uitstek is de klassieke mechanica. Tegen het einde van de negentiende eeuw leek er nog maar één klein kriebeltje dat niet helemaal paste: de straling van zwarte lichamen. Daar ging Newtons theorie na twee eeuwen op onderuit. Al werkt de klassieke mechanica als rekenmodel nog prima.’

Les 3: wees niet te snel in generaliserende conclusies. Het moet De Vries van het hart: ‘Gijsbert van den Brink schreef als theoloog ooit een heel mooi stuk over de botsing tussen theologie en biologie. Hij berekende daarin de prijskaartjes bij aanvaarding van de evolutietheorie voor de geloofsleer. Vervolgens bleek hij bereid ze één voor één te betalen. Waarom? De theologie mag zichzelf ook weleens een beetje serieus nemen. Zeker als de tekst van de Bijbel niet lijkt te kloppen met de natuurkundige waarneming. Dan mag je als theoloog toch op je hoede zijn?’

Omgaan met spanning

Al is hijzelf geen theoloog, De Vries heeft wel een idee over wat de inbreng vanuit de godgeleerdheid in het wetenschappelijke debat zou kunnen zijn. ‘De evolutietheorie gaat uit van een heel oude aarde en een traag proces van evolutie. Maar de Bijbel zegt dat God de aarde in zes dagen schiep. Een theoloog kan niet het werk van een evolutiebioloog overdoen. Wel kan hij vasthouden aan een goede exegese van het scheppingsverhaal en dat contrasteren met de bevindingen uit de evolutiebiologie. Het woordje “yom” geldt in de Bijbel overal als een gewone dag van 24 uur.’

Natuurlijk levert dat spanning op. ‘Het kan knetteren op allerlei manieren. Trouwens, ook tussen niet-wetenschappelijke overtuigingen die botsen. Neem het geloof in de goedheid van God en de ervaring van het lijden. Daar kan toch een onbeschrijfelijke spanning tussen zitten? Mijn punt is dat juist wetenschappers vanuit de verschillende disciplines, met elk hun eigen aannames en vooronderstellingen, daar integer mee moeten kunnen omgaan. Nogmaals: ik geloof dat ze dat over het algemeen ook doen, en dat het vooral de populairwetenschappelijke publicaties zijn en de vertaling daarvan in de media waar het misgaat. En ja, natuurlijk kan het voorkomen dat je jouw lezing van de Bijbel een tijdje niet met je wetenschappelijke data kunt verenigen. Dan zou ik als christen voor mezelf maar gewoon de Bijbel de voorkeur geven.’

Evenwicht bewaren

Wetenschap geeft nooit zekerheid, waarschuwt De Vries. Tegenover het enthousiasme van de wetenschaps-positivistische stroming roept hij zijn collega’s aan de universiteiten graag op tot bescheidenheid. ‘Wetenschap is modelmakerij. Daarvoor gebruiken wetenschappers het goede verstand dat ze van God gekregen hebben. Dat verstand is gebleven, ook na de zondeval, al zijn we nu wel behept met zonde. We moeten de werkelijkheid onderzoeken zonder van ons begrip een afgod te maken. De Heidelbergse Catechismus zegt dat we ons verstand niet naast of boven God moeten stellen. La ten we het evenwicht bewaren door God te dienen vanuit het liefdesgebod: ook met het verstand.’

Dat behoedt ook tegen cynisme over wetenschap, soms zelfs in de vorm van complottheorieën. Of het nu over evolutie gaat of over vaccinatie, opwarming van de aarde of de voorspelling van economische ontwikkelingen. ‘Je blijft als wetenschapper de modellen waarmee je werkt bijstellen, finetunen en bijschaven door je resultaten met de werkelijkheid te vergelijken. Dan nog blijven er altijd verschillende mogelijkheden. Soms doen mensen voorkomen alsof er maar één model mogelijk is, maar dat is onzin. Er zijn altijd nieuwe modellen mogelijk. Wetenschap is niet zo dichtgetimmerd als weleens wordt gedacht. Laten we studenten en leerlingen duidelijk maken dat daar best de nodige rek in zit, maar dat daarmee de wetenschap niet minder relevant wordt.’

Bottenbeest

Een goed begrip van de mogelijkheden én beperkingen van de wetenschap – wetenschappelijke geletterdheid – kan voor bruggen zorgen in een gepolariseerde samenleving die doorgaans zwart-wit denkt. Het reformatorisch onderwijs met z’n innerlijke weerstand tegen agressief evolutionisme zou daarbij voorop kunnen lopen, denkt De Vries. ‘Maar dan is er nog wel wat te winnen. Welk beeld van wetenschap wordt weerspiegeld in de manier waarop we het natuurkundige onderwijs gestalte geven? Ik ben bang: een ronduit positivistisch beeld. We doen een experiment en de gewenste uitkomst staat al in het boekje. Zo stapelen we wet op wet. Maar leren we leerlingen op die manier goed met onderzoek en wetenschap om te gaan?’

Om docenten een betere weg te wijzen maakt De Vries gebruik van een door Naturalis Leiden ontwikkelde les over ‘Het Bottenbeest’. ‘Dat is een verzameling van allemaal botten uitgeknipt in papier, alsof ze zijn opgegraven. Met daarbij de opdracht aan verschillende groepjes leerlingen tegelijk: probeer er maar een reconstructie van te maken. Elk groepje komt natuurlijk met een eigen versie van het beest. Binnen de kortste tijd heb je tien verschillende versies. Door de groepjes argumenten uit te laten wisselen, kunnen sommige van die theorieën gefalsificeerd worden, terwijl andere aan geloofwaardigheid winnen. Dat is wat een wetenschapper doet, naar beste weten. Je houdt altijd over, komt nooit helemaal uit.’

Juist dat maakt wetenschap zo boeiend, vindt De Vries. ‘Het is één grote ontdekkingstocht. En als je daarnaar ook je onderwijs inricht, krijgen leerlingen niet alleen meer inzicht; het wordt ook nog veel leuker voor ze.’


Marinus Jacobus (Marc) de Vries (1958)

1982 - 1983: docent wis- en natuurkunde voortgezet onderwijs Papendrecht

1983 - 1988: docent Pedagogisch Technische Hogeschool Eindhoven

1988 - 1990: hoofd Tweedegraads lerarenopleiding Techniek Pedagogisch Technische Hogeschool Eindhoven

1990 - 2008: universitair docent Filosofie en Methodologie van de techniek aan de Technische Universiteit Eindhoven

2008 - heden: hoogleraar Bèta-didactiek aan de Technische Universiteit Delft

2003 - heden: hoogleraar Christelijke filosofie van de techniek aan de Technische Universiteit Delft

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2021

De Reformatorische School | 52 Pagina's

In de bres voor wetenschappelijke geletterdheid

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2021

De Reformatorische School | 52 Pagina's