De kleding van de priesters

In n hun adamsbestaan kunnen ze nooit tot God naderen en hun priesterdienst verrichten. Nadat ze gewassen zijn, bekleedt Mozes deze priesters met een heerlijk priesterkleed, waaraan ze zelf niets hoeven doen. Het is bovendien on- misbaar, want zonder dat kleed zal geen enkele priester in het heilige en in het voorhof zijn dienst kunnen doen.

Het priesterkleed is tot in de kleinste details door de Heere voorgeschreven. Mo- zes moet voor de zonen van Aäron linnen rokken, gordels, mutsen en onderbroeken maken. Een linnen rok is een tunica, een kledingstuk dat zonder naad geweven is en tot op de hielen hangt. De rok bedekt dus het hele lichaam van de priester. Van de stof staat dat het vol oogjes is. Dat zijn putjes of holligheden, die in de stof ingeweven zijn, zodat het geen gladde stof is. Daardoor worden de lichaamsvormen verhuld, want de Heere wil niet dat de kleding aanstootgevend is.

De kleuren

Om te kunnen lopen en werken moet de priester zijn linnen lijfrok optrekken en dubbelslaan. De gordel om zijn middel houdt het kleed op zijn plaats. Die gordel is niet alleen van wit linnen, maar met de kleuren hemelsblauw, purper en schar- laken zijn er bloemfiguren in geweven of geborduurd.

Dat zijn de betekenisvolle kleuren die ook in de tabernakel gebruikt zijn. Het is het wit van de reinheid, het rood van het bloed van Christus en het hemelsblauw van Zijn gerechtigheid.

De gordel geeft de bereidwilligheid weer om volvaardig het ambtswerk te doen. Zonder gordel kan de priester niet werken.

Onder zijn witte kleed draagt de priester een linnen onderbroek. Die is nodig om eerbaar het offerwerk te kunnen doen.

Als de priester het heilig brandofferaltaar moet beklimmen, mag zijn schaamte op geen enkele wijze openbaar komen, zoals we lezen in Éxodus 28:42. Hij moet voor het heilig aangezicht van de Heere hele- maal bedekt blijven.

Ten slotte lezen we over de muts, die Mozes de priesters moet opbinden. In de grondtekst staat ‘een heuvel, een verho- ging’. De muts is dus een soort tulband en ze dient tot heerlijkheid en sieraad. Met vreugde mag de priester in het huis des Heeren gaan.

Adamsplunje en bladeren

Het is alles vol betekenis. De priester in zijn witte kleding heeft maar één doel.

Hij wijst als het ware met de vinger naar Christus, in Wie de priesterdienst vol- maakt en heerlijk vervuld zou worden. Hij verwierf als Borg en Middelaar de klederen des heils en de mantel der gerechtig- heid en Hij is een Uitdeler van menigerlei genade.

Loopt u nog in uw adamsplunje? Hebt u alleen wat vijgenbladeren? Vraag of de Heere al die onhoudbare bedekselen weg- neemt en u uit louter genade het kleed van Christus’ gerechtigheid schenkt.

(wordt vervolgd)

Vragen

1. Waarom had de priester het pries- terkleed nodig om te dienen?

2. De gordel heeft verschillende be- tekenissen. Welke zijn dat en waar wijzen ze ons op?

3. In Christus is de priesterdienst vervuld. Welke rijke weldaden zijn door Hem verworven?

ds. C.A. van Dieren, Rijssen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen