Een roeping!

De e lezers van deze brief moeten in de heidenwereld van Klein- Azië vertellen Wie God is en wat Hij deed en doet! Ze moeten hun God en Zaligmaker belijden in woorden en wandel. ‘Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen’.

Wat moeten ze verkondigen? Hun be- vindingen? Nee, in de eerste plaats de deugden van God. Die eigenschappen hebben zij bij bevinding leren kennen en bewonderen. Zijn wijsheid, Zijn rechtvaar- digheid, Zijn barmhartigheid, Zijn liefde, Zijn genade. ‘Zij zullen uit de volheid van het gemoed’.

Uit de duisternis

Hij heeft hen geroepen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. God riep hen er uit! Krachtdadig, onweerstaanbaar en in- wendig werden ze geroepen door Geest en Woord. Uit de duisternis, de dood en het verderf. Uit de ellende en de vervreemding van God. Ze hadden van nature de duister- nis liever dan het licht. Ze volgden de vorst van de duisternis en deden de werken van de duisternis. Dat is ons aller bestaan van nature! Ze zijn echter geroepen uit de duisternis. ‘Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus’ (2 Kor. 4:6).

‘Tot Zijn wonderbaar licht’. Hun redding was een wonder van God. Dat Goddelijke licht overwint alle duisternis. Dat licht is een beeld van leven, kennis, heiligheid en zaligheid. Gods vriendelijk aangezicht in Christus geeft vrolijkheid en licht aan alle oprechte harten.

Zijn wonderbaar licht wijst naar de Zon der gerechtigheid. ‘Ik ben het Licht der we- reld; die Mij volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben’ (Joh. 8:12). Gods kind is geroepen uit de wereld, om in de wereld Gods Naam en daden te verkondigen.

Woorden van Hoséa

De apostel haalt enkele woorden van de profeet Hoséa aan (vers 10). Wat een grote tegenstelling! Vroeger waren ze niet Zijn volk en nu wel. De lezers van deze brief leefden eertijds zonder God in de wereld, zonder Christus, geen hoop hebbende.

Maar nú zijn ze door Gods grondeloze barmhartigheid en ontferming: volk van God.

Zeker voor deze verstrooide en ver- drukte gelovigen - soms uitgestoten uit hun familie - was het een vetroosting en bemoediging dat zij ondanks alle moeiten behoorden tot dit geestelijk huisgezin van God. Door ontferming (‘maar nu ontfermd zijt geworden...’ vers 10) mogen zij behoren tot de kudde van de grote Herder der schapen. Weet u ook van een eertijds?

(wordt vervolgd)

Vragen

a. Welke roeping heeft een kind van God? Is dat gemakkelijk?

b. Verklaar: uit de duisternis geroepen.

c. Waarvan is ‘licht’ een beeld?

ds. M. Karens, Middelburg

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen