Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vandaag geven we in deze rubriek aandacht aan vermakelijkheden in het verleden. Allereerst een stuk over kermissen, uit Vier eeuwen dagelijks leven (WBOOKS, Zwolle):

In de middeleeuwen was de jaarlijkse viering van de wijding van de kerk uitgegroeid tot een viering die jaarmarkt, festival en huwelijksmarkt in één was.

Kermis was hét moment om inkopen te doen, een partner te ontmoeten of zich te verwonderen over bijzonderheden die tegenwoordig in het circus, theater, attractiepark, de dierentuin en bioscoop te vinden zijn. Iedereen was er te vinden, van de allerarmsten tot de prins van Oranje. Maandenlang werd gespaard om, als het zover was, zich er helemaal in te kunnen storten. Hoewel plattelandskermissen soms niet meer waren dan een schommel en een koekkraam, kwam ook daar de hele omgeving erop af.

Kermis betekende daarmee ook: schulden, dronkenschap, vechtpartijen, vernielingen en ongewenste zwangerschappen. Dat was de kerken en overheden altijd al een doorn in het oog, en de weerstand nam in de loop van de negentiende eeuw toe: ‘Wat onze lagere klassen thans onder vermaak verstaan, kunnen de drukke kermisnachten leren, die ons tonelen doen zien waarbij ieder die belang stelt in het lot zijner landgenoten met walging en ontzetting vervuld wordt’, schreef een criticus in 1865. Een geestverwant uit Middelburg vond kermis ‘een combinatie van alles wat vuil, liederlijk en gemeen is, walgelijk tot in de uiterste graad’ en sprak van ‘stinkende tenten met apen en honden en katten, onbeschaamde bedelaars, liedjeszangers, krijsende straatmuziek en onuitstaanbare draaiorgels, nachtelijk straatrumoer en dronkenschap’. In burgerlijke ogen was de kermis een ontmoetingsplek voor de groeiende groep armen die de remmen losgooide. Tussen 1870 en 1920 stelden bestuurders daarom op veel plaatsen kermisverboden in. Dit tot onvrede van de kermisklanten, die in Amsterdam jaren op rij ruiten van notabelen ingooiden op het moment dat voorheen het feest van start ging. •••

Ir. M. Houtman schreef in Gereformeerden aan de Nieuwe Rijn (‘Geschiedenis van de Gereformeerde Gemeente van Leiden en wat eraan vooraf ging’) over zondags(ont)heiliging in Leiden:

In het begin van de zeventiende eeuw heeft de zondag bepaald nog niet het karakter van een rustdag. De dansscholen zijn open, er worden jaarmarkten gehouden, loterijen, verpachtingen, etc. De dag wordt gebruikt voor aanmonstering van knechten, bakkers en bierbrouwers zijn gewoon aan het werk, er zijn optochten van de schutterij, vergaderingen van de schout en schepenen en nog veel meer. Het komt zelfs voor dat kosters die een herberg houden, onder de preek weglopen om hun klanten te bedienen. Er is op het gebied van de zondagsviering nog weinig verschil met de periode van voor de Reformatie.

Langzamerhand komt er verandering. Het is vooral de Utrechtse theoloog Gijsbertus Voetius die van mening is dat een strakke zondagsviering geboden is, omdat de zondag de christelijke vertaling is van de Joodse sabbatviering. Hij krijgt veel volgelingen in het land en dat leidt tot een striktere zondagviering. Maar niet iedereen is het met hem eens, ook niet onder de gereformeerden. De Leidse theoloog Coccejus is het niet met Voetius eens en ziet de Joodse sabbatviering als een ceremoniële zaak die voor christenen in die zin niet meer geldt. Het verschil in opvatting leidt tot veel twist en onenigheid in de Leidse gemeente. Zijn in het begin de Voetianen duidelijk in de meerderheid, tegen het einde van de zeventiende eeuw krijgen de Coccejanen steeds meer aanhang. Het stadsbestuur heeft dan allang de kant van Coccejus gekozen. Het leidt ertoe dat Leiden tegenover het rechtzinnige Utrecht de naam krijgt van ‘een broeinest van ketterijen’en ‘nieuwigheden’, een ‘gevaar voor de Kerke Christi’.

Het stadsbestuur is niet bereid om op zondag markten en feesten te verbieden en kroegen gesloten te houden, terwijl de kerkenraad daar wel toe oproept.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2020

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2020

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's