Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het beroep

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het beroep

Kort verhaal

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een schelle jingle klinkt door de pastorie. Elke is er niet, hij zal de telefoon zelf moeten opnemen. Die preek kan hij nu wel op zijn buik schrijven. Er moet leegte zijn. Stilte om taal en tekst tot zich te nemen. Ruimte om te wachten tot de Geest langszij komt. Na een onverwacht pastoraal gesprek voelt het soms alsof hij van voren af aan moet beginnen.

De scriba van Beverbroek is aan de lijn. De man is kort van stof. De kerkenraad overweegt hem te beroepen. Of hij daarvoor openstaat. De groslijst is inmiddels teruggebracht tot twee predikanten. Wellicht kunnen ze zelfs al een kennismakingsgesprek plannen.

Als gebeeldhouwd luistert hij, zijn benen zwaar. ‘Bent u er nog, dominee?’ vraagt de scriba. ‘Heb ik u overrompeld misschien?’

‘Ja, nee, geen probleem’, zegt hij. ‘Neemt u mij niet kwalijk.’

Hij belt Elke op haar werk. ‘Is er iets?’, neemt ze op. ‘Ik sta voor de klas.’

‘Er komt een hoorcommissie.’

Op de achtergrond rumoeren leerlingen.

‘Serieus? Chris! Waarvandaan?’

‘Beverbroek. Vanavond vertel ik je er alles over. Als ik daar ga dienen, dans ik met je door de tuin. Mag ik dat zeggen, als dominee?’

Ze lacht. ‘Tegen mij wel. Spreek je later.’

Hij zet koffie. Trekt de jaloezieën van zijn studeerkamer volledig op om zoveel mogelijk licht binnen te laten.

Om half vier rennen zijn dochters binnen. Kaat aait over zijn wang. ‘Is uw haar geknipt, papa?’

‘Welnee. Hoe kom je daar nu bij?’

‘U ziet er anders uit. Hé, bij uw oor is het helemaal grijs.’

‘Wilt u met ons voetballen, pap? vraagt Marijne. ‘Alleen als ik mag keepen.’

Zijn dochters giechelen. ‘Alleen als u ons naar de tuin draagt.’

‘Weet je wie de andere gelukkige is?’, vraagt Elke tijdens het avondeten.

Hij stopt abrupt met kauwen. ‘Weet je dat ik nu pas goed besef dat ik een concurrent heb?’

‘Een concullega, bedoel je.’

Knarsend schraapt zijn vork over het bord.

De dauw ligt nog op het gras, als hij opstaat. Tegen de oude stenen muur bloeit de kamperfoelie. Hij laat zijn hand door de lichtbruine pluimen van het vedergras gaan. Net koffie met melk, die kleur. Het zou hem aan het hart gaan de tuin achter te laten, hoe graag hij ook weg wil.

Naar binnen nu. Bidden. Zijn preek nog een keer doorlezen. Gestolde gedachten. Bij de eerste ingevingen zuiver en gaaf als een kerkgewelf van Helmantel, maar kreupel als ze eenmaal zwart op wit staan. Met zorg opgeschreven. Eindeloos geschrapt. Opnieuw verwoord. Tot zijn ogen weigerden scherp te stellen.

Kramp trekt door zijn darmen. De papieren belanden op de hoek van het bureau. Elke en de meiden zijn wakker. Hun gepraat klinkt hol in de badkamer.

Naar het toilet gaan. Aankleden. Nogmaals de wc bezoeken. De neiging weerstaan om de tekst opnieuw in te zien.

Kaat komt binnen en vertelt iets. Voor de spiegel inspecteert hij zijn zwartwitcombinatie. Niet dat het veel uitmaakt. Straks trekt hij er een toga overheen.

Zijn broekriem kan een gaatje strakker.

‘Papa, u luistert niet.’ Kaat perst haar lippen op elkaar.

Hij loopt de gang in en grijpt werktuiglijk de deurklink van het toilet. Bezet. Marijne?

Haar gedempte stem. ‘Moet u nu alweer?’

Ik moet alweer, denkt hij.

Elke kust hem in zijn nek. ‘Het is goed nu’, zegt ze. ‘Kom je eten?’

Met droge mond eet hij een beschuit. Een schuin oog op de klok. Tien minuten nog. Hij zet de borden in de vaatwasser en vouwt een rondslingerende krant op. Het beroepingswerk kan hij weer lezen zonder met het avondblad te smijten.

Een week nog. In al die jaren waren er een enkele keer hoorders, kleine groepjes mannen die welwillend naar hem knikten. Verder dan dat kwam het niet.

Zijn reputatie is er met de tijd niet beter op geworden. Zo gaat dat. Op een gegeven moment gaan mensen denken dat er iets met je aan de hand is. Als hij hier ooit vertrekt, zwaaien ze hem even enthousiast uit als dat ze hem binnenhaalden. Vrijwel al zijn studiegenoten staan inmiddels in hun tweede gemeente of zelfs in hun...

‘Je moet weg, hoor’, roept Elke.

Langzaam loopt hij naar zijn studeerkamer, pakt zijn preek en legt hem in het leren koffertje dat klaarstaat op zijn bureau.

Op maandag rommelt hij meestal maar wat aan, behalve vandaag. Er moet een preek komen. Voor de hoorcommissie uit Beverbroek. Zo één waarbij de gemeente niet na tien minuten al schuifelt en fluistert.

Verzenden en ontvangen. Een stekende mail van mijnheer B. Ach ja, die preek van gisteren. Hij had het kunnen weten. Nu niet te veel energie in stoppen, een paar ontwapenende woorden schrijven.

Mijnheer B. is tenminste niet te beroerd om zijn naam te vermelden.

Hij wil weten wie zijn tegenstrever is. Zal hij de scriba terugbellen? Nee, dat zou gênant zijn. Hij loopt naar de spiegel. ‘Laat me raden’, zegt hij tegen zijn spiegelbeeld. ‘Hij is vast iemand voor wie preekregelaars elkaar in de haren vliegen. De nummer één op verlanglijstjes en in aanbevelingscomités.

Man van glans en glorie.’

Nee, dan hij, de ploeterende dorpsdominee. Zelfs zijn postuur helpt hem niet.

Hij probeert te bidden. Concentreert zich op het tekstgedeelte. De geluiden van het huis komen niet verder dan zijn onderbewustzijn. De deurbel. De stofzuiger. De meiden die thuiskomen voor de lunch en een uur later weer vertrekken. Als de huizen aan de overkant okergeel kleuren in de namiddagzon, zakt hij achterover, met spieren stijf van de inspanning en licht bevende handen. Gebonk op het raam. Kaat en Marijne wenken hem. Hij schudt nadrukkelijk zijn hoofd en wappert ze weg. Daarna opent hij het document opnieuw. Een paar stevige tikken op het toetsenbord. Control‑A, delete. Een klap. De laptop is dicht.

De week is half voorbij. Hij trommelt met vingers en tenen. Zoekt een nagelschaartje. Loopt een rondje door de wijk om zijn afgeknepen borst vrij te maken. Als hij het raam van de studeerkamer opengooit, slaat het kozijn met een klap tegen de buitenmuur en blijven er witte verfschilfers achter op de stenen. Het idee schiet hem te binnen als hij op de weegschaal staat en Elke hoofdschuddend toekijkt.

Iedereen zal blij zijn. Zijn eigen gemeente nog het meest. Als het lukt. Hij zou ook niet weten hoe hij op deze korte termijn nog een preek moet schrijven.

Zijn vingers slippen langs de ruggen in de boekenkast. Dogmatiek, missiologie, praktische theologie.

Op zijn tenen reikt hij naar een favoriete prekenbundel. Hij moet de tekst nog aanpassen natuurlijk, zodat de voordracht zijn eigen stijl wat meer benadert. Een elf en een half jaar oud krantenknipsel warrelt naar beneden. Het bericht van zijn bevestiging en intrede.

Tegen het einde van de week is er tijd om de druivenplanten bij te snoeien die tegen de zuidmuur van de pastorie staan. Met de meiden koopt hij voetbaldoeltjes voor op het gazon. De koffer staat gereed in de studeerkamer.

‘Ben je tevreden over je preek?’ vraagt Elke op zaterdagavond, als ze bij een glas wijn googelen naar de pastorie en de basisscholen in Beverbroek.

Hij knikt, zijn blik gericht op het scherm.

‘Die pastorie is een stuk nieuwer dan de onze, zie je? Dat zal wel schelen in de stookkosten.’

Ze legt een hand op zijn arm. ‘Ik weet dat je het zwaar hebt in de gemeente, Chris, en dat het niet meevalt om in deze gesloten dorpsgemeenschap je roeping te vervullen. Trouwens, ik merk zelf evengoed dat er over ons gekletst wordt. Maar wat als God anders beslist? Je moet ook nog vrijmoedigheid krijgen om het beroep aan te nemen. Als je al gekozen wordt. ’

‘Liefst wil ik hier weg.’

Zwijgend kijkt ze hem aan.

‘Ik kan het niet langer, Elke, echt. Ik weet dat ik woorden van vertrouwen en overgave zou moeten spreken. Dat ik zou moeten zeggen dat Gods tijd de allerbeste tijd is. Het spijt me.’ Hij maait een wijnglas om. Ze trekt hem tegen zich aan en streelt zijn stekelige haar. Donkerrood vocht drupt van het tafelblad.

De wind smijt vlagen regen tegen de slaapkamerruiten. Even op de andere zij draaien om te zien hoe laat het is. Nog een paar uur slaap in het vooruitzicht. Een klap op het kussen om het wat op te schudden. Dommelen. Weer wakker schrikken van het gekletter. Als de bui overdrijft, is ook zijn slaap weg. De laatste restjes water gorgelen van de dakgoot de regenpijp in. Behoedzaam slaat hij de deken opzij en stapt uit bed.

Zijn bureaustoel kraakt de stilte in de studeerkamer aan stukken. Met de ellebogen op het tafelblad staart hij in het schemerige niets.

‘Er zit altijd geleend spul in de verkondiging. Je bent schatplichtig aan je docenten, aan de theologen van wie je verklaringen leest. Aan al die predikanten onder wiens gehoor je zat.’

‘Dat is iets heel anders dan wat jij doet. Je doet voorkomen alsof je deze preek zelf hebt geschreven.’ »

’Als ik een punt achter mijn preek zet, is hij nooit zoals ik haar had willen schrijven. Ze is niet goed genoeg.’

‘Naar je eigen maatstaven misschien.’

‘Ik moet voor al die zielen zorgen. Dat is geen kleinigheid.’

‘Er zullen altijd predikanten blijven die het in jouw ogen beter doen.’

‘Dat is geen logisch antwoord.’

Stilte.

‘Weet je hoe lang ik geen beroep heb gekregen?’

‘Nou en?’

‘Hoe vernederend dat is?’

‘Alsof het om een erebaantje gaat. Zo beschouwd kun je beter ander werk gaan zoeken.’

Opnieuw het gevoel dat alle lucht uit zijn lijf verdwijnt. Zijn hoofd ligt in zijn handen, zijn slapen kloppen. Gedachten en flarden gebed lopen door elkaar heen.

Doorgrond mijn hart, dat witgepleisterde hart. De barsten springen erin. Een schadelijke weg, ja.

Als hij opkijkt – het gegons in zijn hoofd is nog niet verdwenen – laat de oostelijke hemel een smalle rode streep zien. Zondagmorgen.

Met trage bewegingen klikt hij zijn zwarte koffer open, haalt de gekopieerde tekst eruit en scheurt hem in snippers. Goed dat zijn laatstgehouden preken nog in een zijvak zitten. Hij vist er één uit en begint te lezen. ‘Het spijt me mijnheer B’, mompelt hij. ‘Ik moet deze nogmaals houden. Gebrekkig of niet.’

Woensdagmiddag. Een briesje laat de donzen pluimen golven. Met zijn handen in zijn zakken drentelt hij de tuin in. ‘Bekijk het maar zo: we kunnen nog jaren van onze druiven genieten’, roept hij naar Elke, die in een tuinstoel een boek leest. Ze grijnst terug. Binnen gaat de telefoon. Zijn vrouw rolt met haar ogen. ‘Net nu ik even zit.’

‘Laat maar’, zegt hij, ‘ik neem ’m wel.’

Marijne komt aanrennen. ‘Pap, het is voor jou. Iemand uit Beverwijk.’

‘Beverbroek’, verbetert hij, terwijl hij steun zoekt bij de tuintafel.

Als hij ophangt, staat Elke naast hem.

‘Ben je gekozen?’

Hij kijkt omhoog. ‘Het is niet te geloven.’

Ze omhelst hem.

‘Nu nog beslissen, Chris.’

‘Ik zal de grenzen van mijn bevoegdheid in acht nemen.’

‘Wat mij betreft is er nu al reden voor dankgebed en vreugdedans.’

Hij pakt haar handen beet.

‘Precies wat ik dacht.’

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 2021

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Het beroep

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 2021

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's