Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 168

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 168

Hoofdstuk 25 De nieuwe schepping - 1 (4) Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden. 2 Korinthe 5:17

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het tweede. Vervolgens moeten we de vraag stellen in welk opzicht elke ziel die in Christus is, wordt vernieuwd, of tot een nieuw schepsel wordt gemaakt.

We zullen een drievoudige vernieuwing zien bij ieder die in Christus is.

Het is een vernieuwing in zijn staat en toestand; in zijn aard en gesteldheid, en in zijn handel en wandel.

Hij wordt vernieuwd in zijn staat en toestand, want hij gaat in zijn rechtvaardigmaking over uit de dood in het leven (1 Joh. 3:14). Hij werd veroordeeld door de wet, en nu is hij vrijelijk gerechtvaardigd door de genade, door de verlossing die in Christus is. Hij wás onder de vloek van het eerste verbond; hij ís onder de zegen van het nieuwe verbond. Hij stond van verre, maar nu is hij dicht bij God gebracht; eens was hij een vreemde, en nu een van Gods huisgezin (Ef. 2:12, 13). O, gezegende verandering, van een droevige naar een liefelijke en aangename toestand! Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn (Rom. 8:1).

Ieder die in Christus is, wordt vernieuwd in zijn aard en gesteldheid. Alle vermogens en genegenheden van zijn ziel worden door de wedergeboorte vernieuwd: zijn verstand was verduisterd, maar nu is het licht in de Heere (Ef. 5:8). Zijn geweten was dood en zelfverzekerd, of vol schuld en verschrikking, maar nu is het teder geworden, waakzaam en vol vrede (Hebr. 9:14). Zijn wil was opstan-dig, halsstarrig en onbuigzaam, maar nu is zijn wil gehoorzaam gemaakt, en voegt hij zich naar de wil van God (Ps. 110:3). Ooit smachtten zijn begeerten naar de ijdelheden om daarin te verkeren, maar nu gaan ze uit naar God (Jes. 26:8). Zijn liefde ging, dwaas genoeg, uit naar verlokkende aardse dingen om die te verafgoden, maar nu wordt zij verzwolgen in al het oneindig uitnemende van God en Christus (Ps. 119:97). Zijn vreugde was eens in kleinigheden en dingen van niets, maar nu verheugt hij zich in Christus Jezus (Filipp. 3:3). Eens was hij bang voor schepselen die hem krenkten, maar nu is God het Voorwerp van eerbied en vrees (Hand. 9:31), en de zonde iets om beducht voor te zijn (2 Kor. 7:11). Zijn hoop en verwachting waren slechts gericht op de wereld van het heden, maar nu op de wereld die komt (Hebr. 6:18).

Zo wordt de ziel in haar vermogens en genegenheden vernieuwd; en als dat is gedaan, moeten hierdoor de leden en de zinnen van het lichaam noodzakelijkerwijs tot een nieuw dienen worden bestemd en gebruikt, om niet meer wapenen der ongerechtigheid te zijn, maar instrumenten om Jezus Christus te dienen (Rom. 6:19). Zo worden allen die in Christus zijn in hun aard en gesteldheid vernieuwd.

De mens in Christus wordt vernieuwd in zijn handel en wandel: de manier van werken volgt altijd de aard van een levend wezen. Nu een wedergeborene niet meer is wat hij was, kan hij niet meer handelen en wandelen als weleer: En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden, in welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld (Ef. 2:1, 2). Zij werden weggevoerd, zoals water door de kracht van het getij, door de invloed van hun verdorven natuur en door de gewoonten en de voorbeelden van de wereld - maar nu is de situatie veranderd. Zo toont de apostel in 1 Korinthe 6:11 de gelovigen hun metgezellen van weleer, en hij zegt hun: Dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd. Het is alsof hij wil zeggen: de wereld is nu helemaal voor u veranderd, en de genade Gods zij daarvoor dank! Deze wondere verandering in de manier van leven, die zo allesomvattend en opmer kelijk is bij allen die wedergeboren zijn, en directe gevolgen heeft voor hun wandel, maakt dat de wereld zich over hen verbaast: Waarin zij zich vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en u lasteren (1 Petr. 4:4). Zij vinden het vreemd. Het woord betekent: ’staan aangapen’, net als een kip dat doet die patrijzeneieren heeft uitgebroed, wanneer zij ziet dat de kuikens die ze heeft voortgebracht, de vleugels uitslaan en bij haar vandaan vliegen. Zo staan de mensen van de wereld verbaasd te kijken wanneer hun oude metgezellen in de zonde, die eens in hun woorden ijdel en aards waren, misschien wel grof en smerig, nu bidden, over God spreken, over de hemel en over geestelijke dingen. Ze hebben niets meer met hen van doen als het over de zonde gaat, behalve dan dat zij hen terechtwijzen en waarschuwen. Dat verbaast de wereld, en het maakt dat zij met een vreemde, verbaasde blik kijkt naar het volk van God.

(wordt vervolgd)

© 2008 Den Hertog B.V., Houten.

Geschonken genade

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 168

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's