Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ging Ambrosius te ver? (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ging Ambrosius te ver? (1)

Isaac Ambrosius (1604-1663)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorig jaar gaven we in een aantal artikelen weer hoe de bekende schrijver Isaac Ambrosius in zijn ’De eerste, middelste en laatste dingen’ heeft geschreven over de wedergeboorte. Op één van de afleveringen (het 13 e artikel, in De Wachter Sions van 26 september 2019) kregen we twee reacties van briefschrijvers, die zich afvroegen of Ambrosius in sommige van zijn uitspraken niet te ver ging. We zeggen de briefschrijvers hartelijk dank voor deze vragen. Het biedt de gelegenheid om wat dieper op de zaken in te gaan en hopelijk wat te verduidelijken.

Het ging de briefschrijvers om citaten als: ’Allereerst zal het nodig zijn een gezicht op de zonden te ontvangen door ernstig zelfonderzoek.’

’Het derde middel om in de wedergeboorte te geraken, is om na de belijdenis van zonden die ons wel een dag mag bezighouden, te staan naar ware droefheid en berouw over de zonden.’

’U moet zoeken, en nooit ophouden te zoeken totdat u uw hart in u voelt smelten.’

Ook een uitspraak van Johannes Calvijn riep vragen op: ’Wij moeten eerst vernederd worden voor de Heere, voordat Hij ons opricht.’

De vragen van de briefschrijvers kwamen hierop neer: dit alles kan toch geen mensenwerk zijn? De Heere Zelf zal toch de ware ontdekking moeten schenken, en het ware gebed? Kan een mens in zijn doodstaat wel een aandeel hebben in de wedergeboorte? Strijdt dit niet met onze belijdenis in de Dordtse Leerregels die spreken over de wedergeboorte als een werk dat God ’zonder ons in ons’ werkt?

Welnu, Ambrosius heeft zelf ook duidelijk gewezen op wat de aard van de wedergeboorte is. Het is een werk dat door Gods Geest gewerkt wordt, het is een ’geboorte van boven’. Het is geen mensenwerk, maar Gods werk alleen!

We roepen kort in herinnering hoe Ambrosius de allereerste trap van de wedergeboorte omschreef:

’De eerste trap: Het zien van de zonde

Ambrosius zegt dat het zien van de zonde door onze Zaligmaker wordt beschouwd als het eerste werk van de Geest, naar Joh. 16:8 En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde. Zodra de gezegende verandering van natuur in genade begint, wordt het boek van het geweten geopend, door de werking van Gods Woord, en wordt de ziel een lijst getoond van vele, geweldige, zware zonden die bedreven zijn tegen God en de mens. Dan ziet hij in bloedige, brandende regels de gruwelijkheden van zijn jeugd en de zonden van zijn gehele leven. De geboden van Gods wet worden hem voorgehouden. Elk van de geboden maakt hem de zonden tegen dat gebod bekend. Daarnaast heeft eenieder zijn boezemzonde, waarover zijn geweten hem steeds aanspreekt. De Geest Gods opent zijn geestesogen en laat hem de modder en de vuiligheid van zijn ziel zien, die eerst verborgen waren. Zo is dit de eerste werking van het nieuwe leven: een gevoel van de oude dood van zijn ziel in zonden en overtredingen.’

Hier wordt ons geen mens beschreven die in eigen kracht op zijn eigen zaligheid aan werkt, maar hier wordt het eenzijdige Godswerk, door Gods Geest, in de ziel van een dode vijand omschreven. En dat is de wedergeboorte! Wanneer we er niet duidelijk aan vasthouden dat het de doden zijn die levend worden gemaakt door Gods Geest, uit vrije genade, komen we zonder meer in het remonstrantisme terecht. We citeren een andere schrijver over hetzelfde onderwerp, Wilhelmus à Brakel, die in zijn Redelijke Godsdienst schrijft over de wedergeboorte:

’Daarom staat het vast, dat de mens in het eerste begin der weder geboorte niet medewerkt, maar alleen lijdelijk is, en het voorwerp dat de werking ontvangt. En ook al is hij tevoren wel een mens, en heeft hij dus menselijke werking, zo is hij toch wat betreft het geestelijke leven, dood, en kan dus niet méér in de wedergeboorte medewerken dan een dode.’

Dus: de briefschrijvers hebben zeker gelijk als zij stellen dat de zondaar in de wedergeboorte niet meewerkt, maar geheel lijdelijk is. Hij is onmachtig om iets te doen waardoor hij geestelijk levend zou worden, ja hij is ook onwillig. Zijn doodstaat is een vijandige staat. Dat hebben Ambrosius en Calvijn echt niet ontkend of te weinig ingezien. Maar waarom dan die uitspraken waardoor het lijkt alsof Ambrosius meent dat de mens wel iets kan? Waarom dan die raadgevingen om zonden te belijden voor de Heere, te bidden, de middelen te gebruiken? Hierover de volgende keer, zo de Heere wil en wij leven, meer.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Ging Ambrosius te ver? (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's