Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit weet ik, dat God met mij is. Psalm 56:10b

Geliefde lezer,

David moest vluchten voor koning Saul. Vrezend voor zijn leven is hij gevlucht naar de Filistijnen en bij Achis, de koning van Gath terecht gekomen. Dit is vaak de praktijk in het leven van Gods kinderen: u zwerft van het ene vijandige oord naar het andere vijandige oord. De ene koning staat u naar het leven en de andere koning zal u ook niet behouden. Er is op aarde geen rust en geen vrede te vinden. Zo was het bij David: hij zwierf in doodsgevaar over de aarde. Maar door genade kon hij in die omstandigheden toch zeggen: Gij hebt mijn omzwerven geteld (vers 9). Waar ik ook heen moet zwerven, hoezeer ik van de ene plaats naar de andere moet vluchten, het is U niet onbekend, o Heere! Alles is in Uw boek geschreven, alles wordt door Uw hand bestuurd. In zijn grote benauwdheid mag David weten: Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal. Als ik tot God zal roepen, zal Hij mijn vijanden veldvluchtig doen wijken. Hoe is het mogelijk dat David in benauwde omstandigheden zoveel hoop en verwachting heeft? David heeft een geloofswetenschap die in tijden van vijandschap en vervolging een wonderlijk houvast biedt: Dit weet ik, dat God met mij is. Een korte en zakelijke geloofsbelijdenis. Dit weet ik! Er is veel in mijn leven dat ik niet weet. Ik weet niet hoe ik zal moeten verkeren te midden van de vijanden. Ik weet niet welke toekomst er voor me ligt. Ik weet niet hoe Gods beloften tot vervulling zullen komen. Ik kan de weg niet bekijken. Ik weet ook niet hoe ik zelf mijn pad recht moet houden. Ik weet niet hoe ik tot Gods eer zal leven. Wat is er onnoemelijk veel dat ik niet weet! Ik weet niet recht Wie toch de wonderlijke God, Schepper en Onderhouder van hemel en aarde is. Ik kan Zijn Wezen niet doorgronden. Bij het overdenken van Wie Hij is moet ik ondervinden dat Hij zo groot is dat ik Hem niet begrijpen, niet omvatten kan. Overdenk ik Uw eeuwige, onmetelijke wijsheid en macht, Uw onveranderlijkheid, Uw gerechtigheid en heiligheid, dan moet ik belijden: De kennis is mij te wonderbaar; zij is hoog, ik kan er niet bij (Ps. 139:6).

Maar bij het vele dat David niet weet, belijdt hij hier toch iets dat hij wel weet. Door Gods Geest onderwezen in tijden van druk en benauwdheid, geestelijke armoede en eigen afwijken, mag hij toch plotseling weer eens toegang krijgen tot die geloofswetenschap die in zijn ziel geschonken was. Dit weet ik, dat God met mij is. Zouden we teveel zeggen wanneer we deze belijdenis de gouden standaard van alle geloofsbelijdenissen noemen? Op de bodem van de ziel lag deze wetenschap, als een geschonken genadegave. En nu schenkt de Heere het om het weer eens vast te mogen geloven, om er weer houvast aan te krijgen. O wonder van genade, dat mag ik toch weten, omdat U het me Zelf hebt gezegd, o Heere. Dit weet ik goed, dat ik het zelf niet gezocht heb. Uw oog zag mij toen ik over de aarde ging in mijn ellendige en jammerlijke zonde staat. Uw oog heeft mij gezien toen ik me uitleefde in de zonden en onreinheid. Maar toen liet U me weten dat U Schepper, Wetgever en Rechter bent. Toen maakte U mij bekend dat U niet met mij was, maar tegen mij. O, dat was de dood voor mijn ziel. Dat was sterven voor mijn ziel, toen ik inleefde dat U tegen mij moest zijn. Want U haat en straft de zonde, o geheel rechtvaardige en reine Rechter! ’Dit weet ik, dat ik God kwijt ben’, werd de belijdenis van mijn ziel. Toen leerde ik droefheid en zielensmart kennen. Toen werd mijn ziel verteerd en verzwolgen door gemis, door schuld en door Uw toorn!

Lezer, is dit de taal van uw hart? Moet u zeggen: Dit weet ik? Onderzoek dan of u ook dit weet: dat God met mij is. Dit wonder is een te groot wonder om recht te omschrijven. Het is naar onze gedachten een grote verborgenheid, maar tegelijk ook de zaak waar het in ons leven op aan zal komen. Te weten dat God met mij is, houdt meer in dan dat we belijden dat er wel eens wonderlijke zaken in ons leven hebben plaatsgevonden en dat er wel eens een dierbaar versje in onze gedachten is gekomen. O, deze zakelijke belijdenis is zo’n zielsnoodzakelijke wetenschap. Hier moet toch alle gemoedelijke mystiek, alle drijven op gevoelens als sneeuw voor de zon wegsmelten. Want dat God met mij is houdt toch niets minder in dan dat we mogen weten weer met God in een verzoende betrekking te zijn gekomen. Dat God met mij is, houdt toch in dat Hij in gunst op mij neerziet. Dat Hij niet langer tegen ons is, maar vóór ons is. Zouden we niet jaloers moeten zijn op David die in zakelijke eenvoud belijdt: Dit weet ik, dat God met mij is. Duidelijk blijkt uit onze tekstwoorden dat David de Parel van grote waarde heeft mogen vinden. Hij heeft door het geloof die wonderlijke Gave Gods mogen omarmen. De Gave Gods Die David in onze tekstwoorden bij Naam noemt: God met mij! Verstaan we het wonder? David belijdt in onze tekst de Naam van zijn enige Hoop en Verwachting, zijn enige Redder en Losser, zijn Leven en zijn Zaligheid. Hoe luidt die Naam? God met mij. We denken aan de profetie bij Jesaja: Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren en Zijn Naam IMMÁNUËL heten (Jes. 7:14). Immanuël: zoals de Kanttekening zegt: ’Dat is, God met ons, waar God en waar Mens, Die de mensen weder met God verzoenen, ja, als verenigen zal.’ David mag weten dat die Messias zijn Gerechtigheid voor God is, waardoor God nu met hem is. Zouden we daar niet naar moeten staan?

O lezer, als dit waar wordt, dan belijden we met Paulus: Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? (Rom. 8:39). En met David: Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen? (vers 12). In tijd van eenzaamheid en ellende op aarde wordt daar de wonderlijke zoete vrede gesmaakt: Het is mij goed nabij God te wezen, en wordt het uitzien geboren om eeuwig met Hem te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 2020

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 2020

De Wachter Sions | 16 Pagina's