Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Petrus van Mastricht, Theoretisch-praktische godgeleerdheid (verklaard-geleerd-verdedigd-beoefend), deel 3, Gebr. Koster - Barneveld, i.s.m. Stichting Gereformeerd Erfgoed, 761 blz.; € 32,50

Dit derde deel handelt in zijn geheel over ’De verlossing door Christus’. We zouden dit deel ook ’het zien op Jezus’ kunnen noemen. In het eerste hoofdstuk wordt een uitgebreide verklaring gegeven van het verbond der genade. Daarna volgt een diepgaande en duidelijke uitleg over de Middelaar van het genadeverbond; over de Namen, de Persoon en de drie ambten van de Middelaar; over de vernedering en over de verhoging van de Middelaar. Het laatste hoofdstuk handelt over ’De verlossing door de Middelaar’.

Op meer dan 700 bladzijden worden de Persoon en het werk van Christus verklaard, maar ook vele dwalingen bestreden. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met de praktijk der godzaligheid.

In samenwerking met de ’Stichting Gereformeerd Erfgoed’ verschijnt een hertaling van het unieke, omvangrijke werk van Petrus van Mastricht (1630-1706), Theoretischpraktische godgeleerdheid, een zesdelige serie van ongeveer 4400 pagina’s. Het complete werk van 6 delen kost slechts € 195. Elk deel kost € 32,50; dat is heel weinig voor zo’n dik boek met rijke inhoud. Er zijn nu 3 delen verschenen. De boeken zien er zeer verzorgd uit.

Het genadeverbond

We willen enkele stukjes uit dit derde deel overnemen om een indruk te geven van het werk. Petrus van Mastricht noemt het genadeverbond tweevoudig: het eeuwige genadeverbond en het tijdelijke genadeverbond. Duidelijk zien we bij P. van Mastricht dat alleen de uitverkorenen in het genadeverbond worden opgenomen en de beloften toekomen; niet alle gedoopten. ’Dit eeuwige genadeverbond is bij ons niets anders dan: Een personele en huishoudelijke onderhandeling en verbondmaking tussen de Vader en de Zoon. Daardoor heeft van eeuwigheid de Vader van de Zoon alles geëist wat noodzakelijk zou zijn om voor de uitverkoren zondaren de eeuwige zaligheid te bewerkstelligen, en, als het ware tot een loon, onder andere een Middelaarsheerlijkheid beloofd. De Zoon heeft daarentegen de vereisten van de Vader toegezegd en beloofd, en van Zijn kant de aan Hem gedane beloften voor Zich geëist, tot nut en voordeel van beide partijen.’ (p. 32,33)

’Dit tijdelijke genadeverbond is niets anders dan: Dat genadige verdrag tussen de drie-enige God en de uitverkoren zondaar, waarin en waardoor Hij aan de verkorenen, elk in het bijzonder, overeenkomstig het eeuwige genadeverbond, vanwege de borgtocht van Zijn Zoon, verlossing, roeping, wedergeboorte en andere middelen tot zaligheid belooft, volstrekt en onbeperkt, zonder enige vooraf vereiste voorwaarde. Ten aanzien van de rechtvaardigmaking, de aanneming tot kinderen en de heerlijkmaking eist Hij van hen het geloof, dat zij moeten betuigen en betonen door bekering en de betrachting van een nieuwe gehoorzaamheid. Anderzijds beloven de uitverkorenen aan God wat van hen geëist is, en eisen voor zich wat hun door God beloofd is, tot heerlijkheid van God en de Middelaar.’ (p. 38)

Christus’ genoegdoening

Over de genoegdoening van Christus schrijft hij: ’De hele genoegdoening van Christus is van oneindige waarde geweest, krachtens de oneindige waardigheid van Degene Die voldoet en van de tot voldoening geofferde prijs, en krachtens de manier van offeren. Een grotere genoegdoening dan deze kan niet bedacht worden en kan er niet zijn. Zij is ook noodzakelijk geweest, om de oneindige schuld van iedere uitverkorene weg te nemen en het recht tot een oneindig goed voor hem te verwerven. Bijgevolg, als Hij minder volbracht had (ten minste ten aanzien van het wezen van de zaak) dan Hij volbracht heeft, zou de genoegdoening niet genoegzaam zijn geweest. Daarom zou het bijgelovig, ja, goddeloos zijn om te leren dat een druppeltje van Christus’ bloed genoeg zou zijn geweest. Dit zijn hun redenen: 1. Voor de genoegzaamheid van de genoegdoening is het noodzakelijk geweest dat de straf geleden werd, die de schuld van schennis van de oneindige Majesteit, de verdienste van de zonde en de bedreiging van de Wetgever voorgeschreven hadden. Deze straf is niet een druppeltje bloed geweest, maar de dood (Gen. 2:17; Rom. 6:23).

2. In het uitstorten van een druppeltje bloed zou God niet genoegzaam openbaar gemaakt hebben Zijn natuurlijke haat tegen de zonde (Ps. 5:5-7).

3. In een druppeltje bloed zou God voor Zijn geschonden wet en voor Zijn geschonden majesteit niet naar evenredigheid geheiligd zijn.’ (p. 696, 697)

Christus’ lossing

’Christus’ lossing prijst ons de heerlijkheid van de Losser aan. (…) Maar bijzonder de heerlijkheid zelf van de lossing. Daardoor heeft Hij, uit een volstrekt verbazende mensenliefde (Tit. 3:4; Ef. 5:2), niet alleen het Zijne, maar Zichzelf, met alles wat Hij is (Ef. 5:2), ten koste gegeven. Dit deed Hij niet voor rechtvaardigen, maar voor zondaren, rebellen, schuldigen aan schennis van de oneindige Majesteit, vijanden van Zijn Vader en Hem (Rom. 5:6-8). Hij heeft niet enkel Zich ten koste gegeven, maar Zich zodanig ten koste gegeven, dat Hij Zichzelf in hun plaats gesteld en alle straffen die op hen lagen, op Zich genomen heeft. En dit deed Hij niet alleen om hen van alle kwaad te verlossen (Gal. 3:13; 2 Kor. 5:21), maar ook om voor hen het recht tot alle goed te verwerven (2 Kor. 1:20; Ef. 1:3; 1 Kor. 3:22,23).

Gods oneindige goedheid zelf, hoezeer van nature zichzelf meedelend, kon zich niet tot en over hen uitstrekken. Want de schending van het werkverbond, de verdienste van de zonde, de bedreigingen van de wet en het geroep van Gods wrekende gerechtigheid stonden in de weg. Nu al die beletselen door deze lossing zijn weggenomen, ontlast de Goddelijke goedheid zich in hen en overstort hen met allerlei zegeningen (Ef. 1:3), van rechtvaardiging, aanneming tot kinderen, heiligmaking en heerlijkmaking. Nu de lossing teweeggebracht is, hebben zij dus ’den toegang met vertrouwen’ (Ef. 3:12; 2:18), kunnen zij uit Zijn volheid ’ook genade voor genade’ scheppen (Joh. 1:16), zijn zij in Hem ’volmaakt’ (Kol. 2:10), en is Hij voor hen ’alles en in allen’ (Kol. 3:11). (p. 712)

De enige Troost

Christus’ lossing verschaft de gelosten een allerkrachtigste troost. ’In welke gevallen?

* Als hun ziekte benauwt - hun Losser heeft hun krankheden op Zich genomen en gedragen (Jes. 53:4) en Hij geneest hun krankheden (Ps. 103:3; Matth. 8:17).

* Als hun behoeftigheid en gebrek van allerlei noodzakelijkheden drukt - Hij Zelf is om hunnentwil ’arm geworden, daar Hij rijk was, opdat zij door Zijn armoede zouden rijk worden’ (2 Kor. 8:9; Matth. 8:20).

* Als smaadheid en verachting hun benauwt - Hij heeft vrijwillig allerlei versmaadheid voor de Zijnen uitgestaan (Ps. 69:8-10; Jes. 50:5).

* Als hun de allerwreedste vervolgingen drukken - ook Hij heeft deze voor de Zijnen geleden (Ps. 69:27; 22:17).

* Als de zonde hen benauwt - Hij is ’zonde’ voor de Zijnen ’gemaakt’, opdat zij ’zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem’ (2 Kor. 5:21).

* Als de dood hen drukt - Hij is voor de Zijnen gestorven (Rom. 1:6,8).

* Als de eeuwige verdoemenis hen benauwt - Hij is voor de Zijnen een vloek geworden (Gal. 3:13).

* Als zielsangsten en geestelijke verlatingen hen drukken - Zijn ziel is voor de Zijnen ’geheel bedroefd’ geweest, ’tot den dood toe’ (Matth. 26:37,38). Hij Zelf is voor de Zijnen door Zijn Vader verlaten en heeft uitgeroepen: ’Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ (Matth. 27:46, uit Ps. 22:2).

Al deze dingen heeft de Losser voor de Zijnen hiertoe ondergaan en geleden, opdat Hij de Zijnen van al deze dingen zou verlossen (Jes. 53:5). Welk een grote lossing is er, o goede God, in al deze dingen! Welk een grote vertroosting is er in deze lossing!’ (p. 719,720).

Voor wie verdieping in de grondstukken der waarheid zoekt, is dit een uitgelezen naslagwerk, met een schat aan theologische kennis in leer en leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 2020

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 2020

De Wachter Sions | 16 Pagina's