Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 212

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 212

Hoofdstuk 32 – De ongelovigen veroordeeld (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam van den eniggeboren Zone Gods. Johannes 3:18

Nadat Christus aan het begin van dit hoofdstuk met Nicodémus een gesprek heeft gevoerd over de noodzakelijkheid van de wedergeboorte, gaat Hij verder om in het gesprek dat nu volgt de grond en de reden te tonen waarom de wedergeboorte en het geloof onopgeefbaar nodig zijn: er is geen andere weg om de mens te bevrijden van de vloek en het oordeel van de wet. De vloek van de wet heeft, net zoals de vurige slangen in de woestijn dat hebben gedaan, elke zondaar een dodelijke beet toegebracht. Daarvoor is geen genezing dan alleen in Christus, Die in het Evangelie wordt opgeheven, zoals Mozes de slang in de woestijn heeft verhoogd (vs. 14). Christus geneest niemand dan alleen degene die Hem in het geloof toepast aan zijn ziel. De uitkomst, de slotsom van alles hebben we in mijn tekst: Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld dewijl hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zone Gods.

In deze zin, waarop ik de keus heb laten vallen, merken we drie delen op.

Het eerste. De zonde waartegen een dreigement wordt geuit: het ongeloof.

Het tweede. De straf die wordt opgelegd: de veroordeling.

Het derde. Het directe verband van het een met het ander: hij is alrede veroordeeld.

Het eerste. Laten we eens nadenken over de zonde waartegen hier het dreigement wordt geuit, namelijk het ongeloof, het veronachtzamen of het afwijzen van de verhoogde en aangeboden Jezus. Het ongeloof is tweeledig, namelijk lijdelijk en dadelijk. Het lijdelijke ongeloof is de zonde van de heidenen, die nooit het Evangelie hebben gehad, aan wie Christus nooit is aangeboden: zij kunnen niet geloven in Hem van Wie ze niet hebben gehoord. Het dadelijke ongeloof is de zonde van mannen en vrouwen die onder het Evangelie verkeren, aan wie Christus door de verkondiging van het Evangelie werkelijk wordt verklaard en aangeboden, maar die dat licht achten, en de grote zaligheid verwaarlozen. Zij nemen Christus niet aan met het hart. Dat is de zonde waartegen het dreigement wordt geuit.

Het tweede. De straf die wordt opgelegd: het oordeel, een woord met een diepe en ontzettende betekenis. Het verschijnt in deze tekst als het handschrift op het pleisterwerk aan de muur voor Bélsazar in Daniël 5:5. Het is een woord waarvan de diepe zin en de grote kracht in de hel ten volle worden verstaan. Het oordeel is de uitspraak of het vonnis van God, waardoor de mens ertoe wordt veroordeeld de straf van Zijn eeuwige toorn over de zonde te dragen, het vreselijkste van alle vonnissen.

Het derde. Dat is het directe verband tussen deze straf en de zonde van het ongeloof. De ongelovige is al veroordeeld, dat wil zeggen: hij is in wezen door Gods wet veroordeeld. Zijn bevel tot inhechtenisneming voor de hel ligt al klaar. Als zondaar is hij veroordeeld, doordat hij het eerste verbond heeft gebroken, maar die veroordeling zou nooit zijn ondergang zijn geweest, als die niet bekrachtigd was door Gods vonnis dat hem als ongelovige veroordeelde, en hij de genade die hem in het tweede verbond werd aangeboden, niet had afgewezen en verworpen. De ongelovige is dus in feite als zondaar en als ongelovige veroordeeld. Hij heeft de wet overtreden, hij heeft het Evangelie afgewezen. Hij heeft zich verbonden tot de zonde, de zedelijke kwaal. Hij heeft Christus als het enige en krachtige Middel ter genezing afgewezen. Hij is in feite veroordeeld, en hij zal bij vonnis veroordeeld worden op de Oordeelsdag. Het ongeloof is zijn grote zonde, en de veroordeling zijn grote ellende.

Dan zal de leerstelling de volgende zijn: Alle ongelovigen zijn nu rechtstreeks onder het rechtvaardige en vreselijke vonnis van Gods oordeel.

Johannes 12:48: Die Mij verwerpt en Mijn woorden niet ontvangt, heeft die hem oordeelt: het Woord dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten laatsten dage. Johannes 3:36: Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.

Drie dingen moet ik in het leerstellige deel van dit punt ontvouwen.

Het eerste. Wat is het ongeloof, het niet-aannemen van Jezus Christus? Het tweede. Wat is het oordeel, de straf op deze zonde?

Het derde. Waarom volgt deze straf onvermijdelijk op deze zonde?

Het eerste. Wat is de zonde van het ongeloof, het niet-aannemen van Jezus Christus? Onder ongeloof moeten we hier niet de overblijfselen van de zonde verstaan in het volk van God, de zonde die gemengd is met hun onvolkomen geloof. Er is immers altijd enig ongeloof gemengd met het geloof, en dat in de beste harten. Wie kan zeggen: Ik geloof, Heere, heeft reden genoeg om onder tranen uit te roepen: kom mijn ongelovigheid te hulp. Dit brengt echter de ziel niet onder het oordeel of in een staat van toorn. Het woord veroordeelt dit ongeloof in de mens, maar veroordeelt vanwege dit ongeloof zijn persoon niet.

Het ongeloof evenwel waarover hier wordt gesproken, is het veronachtzamen of het afwijzen van Christus zoals Hij in het Evangelie wordt aangeboden, en dan sluit het de zaligmakende daad en de uitwerkingen van het geloof uit. Dit ongeloof sluit de zaligmakende daad des geloofs uit. Die is, zoals ik al heb verklaard, het gepaste aannemen van Christus, Die in het Evangelie wordt aangeboden, als wij ermee instemmen Hem op Zijn voorwaarden aan te nemen. Daartoe wil de ongelovige onder geen voorwaarde worden overreed: hij wil er wel toe worden overreed de beloften van Christus aan te nemen, maar niet de Persoon van Christus. Hij wil Christus voor een deel aannemen, een gedeelde Christus, maar Christus niet als geheel, in al Zijn ambten.

Hij wil de gerechtigheid van Christus wel aannemen, maar dan in vereniging met zijn eigen gerechtigheid. Hij wil de gerechtigheid van Christus niet aanvaarden als de enige inhoud van zijn rechtvaardiging, met uitsluiting van zijn eigen gerechtigheid.

Hij wil de kroon van Christus wel dragen, maar hij kan er niet toe overreed worden het kruis van Christus te dragen. En dus gaan Christus en de ongelovigen in de voorwaarden uiteen. God wil niet lager afdalen en de ongelovige wil niet hoger opklimmen. God wil Zijn voorwaarden niet wijzigen, en de ongelovige wil zijn besluit niet wijzigen - en zo wordt Christus afgewezen, en de zaligheid veronachtzaamd.

In feite kiest de ongelovige er liever voor om veroordeeld te worden dan zich te schikken naar de strikte voorwaarden van zichzelf te verloochenen, de zonde te doden en het kruis van Christus te dragen. Zo sluit het ongeloof de zaligmakende daad des geloofs uit.

(wordt vervolgd)

© 2008 Den Hertog B.V. Houten.

Geschonken genade

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 mei 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 212

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 mei 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's