Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 216

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 216

Hoofdstuk 33 – Het Ongeloof Gestraft (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht want hun werken waren boos. Johannes 3:19

Vanuit het voorgaande vers heb ik in onze vorige preek ten volle bewezen dat alle mensen die zonder God leven en niet wedergeboren zijn, niet beter zijn dan doden: zij zijn ’alrede veroordeeld’. Onze Heiland gaat in dit vers verder met het verzwaren van de ellende van degenen die Hem afwijzen en verachten. Meer nog: Hij doet hen weten dat degenen die ongelovig en onwedergeboren blijven, een groter en heviger toorn te wachten staat dan anderen: niet alleen een veroordeling en meer niet, maar een verzwaard en bijzonder oordeel: En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos.

In deze woorden vinden we drie delen.

Het eerste. De verzwaring van de zonde door het misbruik van het licht van het Evangelie: het licht is in de wereld gekomen en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht.

Het tweede. De verzwaring van de ellende, evenredig aan het misbruik van het licht: dit is het oordeel.

Het derde. De oorzaak en de aanleiding waardoor de mens in deze zonde en ellende wordt gebracht: want hun werken waren boos.

Eerst hebben we hier de verzwaring van de zonde door het misbruik van het licht van het Evangelie: het licht is gekomen. Onder ’licht’ moeten we de kennis, de bekendmaking en de openbaring van Christus in het Evangelie verstaan, en van de verlossing door Hem. Hij is de Zon der gerechtigheid, Die in het Evangelie over de volken op­gaat (Mal. 4:2). Toen Hij in het vlees kwam, heeft ons de Opgang uit de hoogte bezocht (Luk. 1:78).

We kunnen van het licht zeggen dat het op twee manieren komt: door de middelen waardoor het op ons wordt overgebracht, en door de kracht ervan op onze zinnen, wanneer het werkelijk in onze ziel schijnt. Het licht kan in de middelen onder een volk komen, en dan kan dat volk toch feitelijk aldoor in het duister blijven. Het is net als in de natuur: de zon kan al op zijn en een heerlijke morgen kan al ver gevorderd zijn, terwijl vele duizenden met de gordijnen dicht in hun bed liggen te slapen. Het licht in de middelen kunnen we een licht noemen dat in aanleg aanwezig is. Het licht in de geest kunnen we een werkelijk licht noemen. Het gebeurt maar zelden dat het licht in de middelen komt en dan lang onder de mensen blijft, maar een beetje licht moet ook wel echt in hun ziel schijnen.

Het werkelijke licht is tweeledig: het is een algemeen en slechts verstandelijk licht om te overtuigen, en het is een bijzonder en werkzaam licht dat de ziel door een ware bekering tot Christus brengt. In 2 Korinthe 4:6 wordt gezegd dat God ’in onze harten geschenen heeft’. Waar het licht komt, in deze tweede betekenis, is het onmogelijk dat de mens de duisternis zal verkiezen boven het licht. Het kan echter in de middelen komen, ja, het kan door die middelen werkelijk in het geweten van de mens schijnen en hem van zijn zonde overtuigen, en dat hij het dan toch kan haten, en de duisternis verkiezen boven het licht. Dat is de betekenis van deze tekst: het licht was in de bedeling van het Evangelie onder hen gekomen, ja, het had in het geweten van velen van hen geschenen, het had hen bestookt en berispt vanwege de zonde, maar zij hebben het gehaat, en ze wilden liever zonder die lastige medebewoner zijn.

Onder het ’komen van het licht’ moeten we hier de openbaring van Christus verstaan, die voor de wereld helderder en duidelijker was dan ooit tevoren, want we mogen niet denken dat er in de wereld geen licht is geweest voordat Christus kwam en het Evangelie door de bediening van de apostelen in de wereld werd bekendgemaakt. Abraham heeft de dag van Christus gezien (Joh. 8:56), en alle gelovigen vóór Christus hebben de beloften, dat wil zeggen: de vervulling ervan in Christus, van verre gezien (Hebr. 11:13). Het was met Christus, de Zon der gerechtigheid, als met de zon in de natuur, die het halfrond verlicht voordat zij werkelijk opgaat of zich boven de horizon vertoont. Maar als zij opgaat en zichzelf vertoont, is het licht veel helderder. Zo was het in dit geval. Daarom was de zonde van hen die ertegen in opstand kwamen en de duisternis verkozen boven het licht, groter: dit was hun zonde, en de vreselijke verzwaring ervan.

Het tweede. Volkomen evenredig aan deze zonde is hier het verzwaarde oordeel over hen die tegen dit heldere licht van het Evangelie hebben gezondigd: dit is het oordeel van alle oordelen, het grootste en allerondraaglijkste oordeel. Het is een strenger veroordelend vonnis dan er ooit werd geveld over anderen die gezondigd hadden in tijden van onwetendheid en duisternis. Zij die onboetvaardig en onherboren leven en sterven, hoe weinig de middelen tot behoud ook zijn geweest die zij genoten hebben - zij moeten veroordeeld worden. Ja, de heidenwereld, de mensen die niet meer dan alleen het licht der natuur hebben gehad om hen te helpen, zullen door dat licht veroordeeld worden; ’dit is het oordeel’, dat wil zeggen: een zonde als deze is de grond van het grootste oordeel en de zwaarste straf, zoals die straf genoemd wordt in Hebreeën 10:29.

Het derde. De oorzaak en de aanleiding waardoor de mens in deze zonde en ellende wordt gebracht: want hun werken waren boos. Het wil zeggen dat het overtuigende licht van de waarheid veel kracht en werking in hun geweten heeft gehad - en dat konden ze niet verdragen. Voor de mens zijn de beschuldigingen en de veroordelingen van het geweten heel hinderlijk en vervelend. Om daaraan te ontkomen willen ze liever onwetend blijven. Een verlicht geweten stuit de mensen ook in hun zondige loop en zondige genoegens. Ze kunnen in het licht niet zo gemakkelijk zondigen als ze dat in het duister hebben gedaan. Dat heeft gemaakt dat ze het licht haten, als iets dat heel verontrustend voor hen is.

Zo zien we wat de zonde was, de straf, en de oorzaak van beide.

(wordt vervolgd)

© 2008 Den Hertog B.V. Houten. Geschonken genade

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 216

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's