Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gehandicapt en Geloof (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gehandicapt en Geloof (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als antwoord op de derde vraag die gesteld wordt in het Doopformulier beloven de ouders hun kind in de ‘voorzeide leer te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen.’ Daar wordt overigens wel iets bij gezegd: ‘… als het tot zijn verstand zal gekomen zijn.’ Maar hoe moet dat als een kind vanwege een verstandelijke handicap nooit tot zijn verstand zál komen? Kunnen ouders dat dan wel beloven? En zo ja, hoe zou het onderwijs er voor hun kind dan uit moeten zien? Enkele gedachten rondom deze vragen.

Bescherming

Allereerst mogen we vanuit de Bijbel onderstrepen dat de Heere oog heeft voor mensen die door anderen nogal eens over het hoofd worden gezien. Weduwen, wezen, doven en blinden worden in het Oude Testament door de

Heere in bescherming genomen. In het Nieuwe Testament komen we die zorg ook tegen bij de Heere Jezus. Hoeveel zieken en gehandicapten heeft Hij niet genezen! En heel nadrukkelijk zegt Hij: ‘Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet…(Markus 10:14).’ Zou Zijn bijzondere zorg dan niet uitgaan naar mensen met een verstandelijke handicap?

Onderwijzen

Ook van gehandicapte kinderen geldt dat zij ‘erfgenamen van het Rijk Gods en van Zijn verbond’ zijn, zoals het Doopformulier zegt. Daarom moeten zij worden gedoopt. De beloften van het genadeverbond worden ook aan hen betekend en verzegeld. Maar dan die derde doopvraag. Hoe moeten kinderen worden onderwezen die nooit ‘tot hun verstand’ zullen komen? Welke plaats moeten zij krijgen binnen het geheel van de christelijke gemeente? Bij de uitwerking van deze vragen gaat het in dit artikel vooral om verstandelijk gehandicapten van wat hoger niveau.

Verschillen

Zoals ik in het vorige artikel al schreef, zijn er tussen verstandelijk gehandicapte kinderen zoveel verschillen, dat het onmogelijk is om een blauwdruk te geven voor hun geloofsopvoeding. Opnieuw neem ik mijn eigen zoon dan maar weer als uitgangspunt. Onze Corné kreeg op 1½ jarige leeftijd hersen vliesontsteking, waardoor 20% van bepaalde hersengedeelten zijn afgestorven. Ook heeft hij door zijn hersen beschadigingen een stoornis in het autismespectrum.

Ondanks alle verschillen zijn er wel een aantal karakteristieken te noemen, waardoor veel gehandicapten in hun gedrag toch een bepaalde mate van verwantschap vertonen.

Relaties

Ten eerste ondervinden gehandicapten zoals mijn zoon problemen in het aangaan van relaties. Ze hebben moeite met sociale regels en daardoor is er weinig sprake van wederkerigheid. Dat roept ook vragen op bij de geloofsopvoeding. In het geestelijke leven gaat het immers juist om een herstel van de relatie tussen God en mens. Denk maar aan het grote gebod: God liefhebben boven alles. Maar God is een Geest, onzichtbaar voor ons oog. En geloven is vertrouwen en in emotionele verbinding met de Heere staan. Maar hoe moet dat? En hoe gaat dat?

Nu gelden die vragen in zeker opzicht ons allemaal. Alleen de Heilige Geest kan ons dit immers leren? En dat is dan tegelijk ook weer heel troostvol. Want juist omdat het geen mensenwerk is, kunnen ook gehandicapten tot het echte geloven komen.

Communicatie

Ten tweede is er het probleem van communicatie. Zij hebben moeite met figuurlijk taalgebruik. Laat de Bijbel nu vol staan met zulke taal! Bijvoor beeld het krijgen van ‘een nieuw hart’. Ze kunnen denken dat ze daarvoor geopereerd moeten worden. Of denk eens aan de schaduwendienst van het Oude Testament. Die zit vol symboliek en typologie. Nog moeilijker is het met de allegorie en de apocalyptiek. Of de metaforen in de uitdrukkingen van de Heere Jezus: ‘Ik ben de Weg’, of ‘Ik ben de Deur’. Denk ook aan de gelijkenissen die Hij vertelde. Of hoe in de Sacramenten de verhouding is tussen het teken en de betekende zaak. Dat alles is voor gehandicapten niet direct duidelijk.

En als we dat allemaal op ons laten inwerken, moet je dat wel even ver werken. Wat kan er veel van het Bijbelse onderwijs langs deze mensen heen gaan!

Desondanks rust op ouders de plicht om hun kind te onderwijzen en te doen onderwijzen. Thuis, maar ook in de kerk, op de dagschool, zondagsschool, catechisatie en vereniging. Lang niet altijd zullen kinderen (en volwassenen) met een verstandelijke handicap bijvoorbeeld de preek begrijpen, vooral als het een leerdienst betreft. Daarom zijn aangepaste kerkdiensten heel mooi, speciaal gericht op mensen met een verstandelijke handicap.

Gewone gemeenteleden

Ondanks dat, is het toch goed dat zij – als het maar enigszins mogelijk is – meegaan naar de gewone kerkdiensten. Zij moeten namelijk niet het gevoel krijgen dat ze niet bij de gemeente horen. En ook de gemeente op haar beurt moet eraan worden herinnerd, dat verstandelijk gehandicapten net als alle anderen deel uitmaken van de gemeente. En dat geldt dan ook voor alle activiteiten van de gemeente. Daarom ben ik niet direct een voorstander van een aparte catechisatiegroep voor anders-begaafden. Het kan heel goed zijn om hen extra te begeleiden, maar het is ook heel belangrijk dat zij bij de groep horen. Misschien krijgen ze dan wel niet alles mee, maar ze moeten zich één weten met de jongeren van de gemeente. En deze jongeren moeten leren om rekening te houden met de zwakke schapen in de kudde.

Voorbeeld

Gelukkig is (een bepaalde mate van) verstandelijke kennis geen voorwaarde om in te gaan in het Koninkrijk der hemelen. Wat mij betreft mogen we de derde doopvraag dan ook lezen als: ‘… naarmate zij tot hun verstand zullen komen.’ Neemt de Heere Jezus niet juist een kind tot voorbeeld? ‘Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan (Markus 10:15).’ Juist gehandicapten kunnen in al hun een voud en kinderlijkheid zo hartelijk geloven en schijnen weinig last te hebben van twijfels, ‘want in de Bijbel staat toch dat de Heere genadig is?’

Ik hoorde eens van een oude ouderling die aan een verstandelijk gehandicapt meisje vroeg: ‘M’n lieve kind, is de Heere Jezus ook voor jou gestorven?’ Waarop dat meisje zei: ‘Maar Jezus is toch opgestaan?’ Ze schamen zich ook niet voor het geloof. Wij gingen als gezin eens bij de McDonalds eten; toen ging onze Corné op zijn stoel staan en riep zo hard dat iedereen het kon horen: ‘Willen jullie stil zijn, want wij gaan bidden!’

Letterlijk

Deze voorbeelden geven aan hoe letterlijk zij de Bijbel en het geloof nemen. Het geeft tevens aan dat ze behoefte hebben aan duidelijkheid. Wollig en abstract taalgebruik gaat over hun hoofd heen. Dat geldt ook voor archaïsche taal of uitdrukkingen uit ‘de tale Kanaäns.’ Dat begrijpen ze zomaar niet. Laat het taalgebruik daarom eenvoudig en hedendaags zijn. Daar hebben alle gemeenteleden behoefte aan, maar zeker zij die anders begaafd zijn. Om een praktisch punt te noemen: laat de onderwijzer zich beperken tot de feiten die in de Bijbel staan. Als er dingen bij gehaald worden, werkt dat verwarrend. Geen namen verzinnen voor herders die in de velden van Efratha de wacht over de kudde hielden bijvoorbeeld. Dat geldt ook voor afbeeldingen. Die kunnen verduidelijken, maar door onnodige details ook afleiden. Heel algemeen gesproken moet de beeldende taal van de Bijbel voor verstandelijk gehandicapten vertaald worden naar de alledaagse werkelijkheid. Het verband tussen beeld en boodschap moet zo eenvoudig mogelijk worden gemaakt. Dat geldt ook voor de zonde alsook het berouw over de zonde. Maar ook de hoop op de vergeving van de zonde en de blijdschap van het geloof. Er zijn een aantal hedendaagse kinderbijbels die daarbij goede diensten kunnen bewijzen.

Geloofsbelijdenis

Wat is het voor ouders een troost als zij bij hun gehandicapte kind een bijzondere betrekking op de Heere en Zijn dienst mogen opmerken. Dat weegt toch wel op tegen het verdriet. Toen mijn vrouw eens moest huilen omdat Corné een moeilijke periode doormaakte, zei hij: ‘Ach mama, dit leven is maar even; het belangrijkste is dat ik een nieuw hart mag hebben.’ En wat was het bijzonder toen hij aangaf openbare geloofs belijdenis te willen doen, omdat hij zo graag aan het Avondmaal wilde deelnemen. Het was niet eenvoudig voor hem om te verwoorden wat er vanbinnen omging, maar ik heb mij verwonderd over de vragen die hij stelde bij de belijdeniscatechisatie en de diepgang van zijn geestelijke leven. En dat heb ik bij meer verstandelijk gehandicapten aan getroffen. Hoe ze in al hun eenvoud over zonde en genade konden spreken. Voor mijzelf zie ik daar een vervulling in van wat Paulus schrijft in 1 Korinthe 1:27 ‘Het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen; en het onedele der wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is, teniet zou maken; opdat geen vlees zou roemen voor Hem.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 2020

De Wekker | 20 Pagina's

Gehandicapt en Geloof (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 2020

De Wekker | 20 Pagina's