Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De barmhartige Samaritaan in coronatijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De barmhartige Samaritaan in coronatijd

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 15 januari bood het kabinet-Rutte III zijn ontslag aan. Het was een val in slow motion, een val in reactie op het rapport van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag dat al op 17 december aan de Tweede Kamer was gepresenteerd.

Dit rapport, Ongekend onrecht, is duidelijk, ‘snoeihard maar fair’ (aldus inmiddels demissionair minister-president Mark Rutte). In de toeslagenaffaire zijn ‘de grond beginselen van de rechtsstaat geschonden’, zei voorzitter van de onder vragings commissie Chris van Dam toen hij het rapport aanbood. Om deze reden spreekt onder meer CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt over het ‘toeslagenschandaal’ in plaats van over de ‘toeslagenaffaire’. Terecht: het woord ‘affaire’ suggereert immers dat incidentele misstappen zouden zijn gemaakt, terwijl blijkt dat het in de kwestie gaat om het stelselmatig onrechtvaardig bejegenen van burgers. ‘Zij stonden machteloos tegenover machtige instituten van de rechtsstaat, die hen niet de bescherming boden die zij verdienden’, concludeert het rapport. De overheid stond niet naast, maar tegenover burgers, waardoor vele duizenden van hen (vaak Nederlanders met een dubbele nationaliteit) geconfronteerd werden met een harde aanpak. Op grote schaal werden ouders die kindertoeslag aan hadden gevraagd bestempeld als fraudeur. Dit had voor hen levensbepalende gevolgen: ze ontvingen dwangbevelen van soms tienduizenden euro’s en kwamen in veel gevallen in grote geldnood. Niet alleen op materieel gebied is de schade groot: ouders ervaren langdurende stress, schamen zich voor hun omgeving en geven aan in een sociaal isolement te komen.

Participatiesamenleving

Het rapport naar aanleiding van de toe slagenaffaire en de politieke gevolgen van dit rapport hebben terecht veel aandacht gekregen in de media en het publieke debat. Een ander ontluisterend rapport dat eind vorig jaar werd gepubliceerd, heeft echter veel minder in de schijnwerpers gestaan. Afgelopen november presenteerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een terugblik op vijf jaar decentraal beleid in het sociaal domein. In 2015 decentraliseerde de zorg en sindsdien zijn gemeenten (in plaats van de Rijksoverheid) verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Maatwerk bieden was het doel, efficiëntere en effectievere dienstverlening stonden hoog op de agenda. Het sleutelwoord was ‘participatie’: meer verantwoordelijkheid moest bij de burger komen te liggen. De overheid beoogde een meer zorgzame samenleving en een zorgverleningsstelsel dat zowel qua complexiteit als qua financiën behap baar zou zijn.

Zijn de beoogde doelen bereikt? Het rapport is sceptisch. De jeugdzorg kent nog steeds knelpunten en de deelname van mensen met een beperking aan de samenleving is niet verbeterd. Ook is de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking of een afstand tot de arbeidsmarkt nauwe lijks toegenomen. Het hele idee van een participatiesamenleving is dat burgers binnen hun netwerk enerzijds verantwoordelijkheid dragen en anderzijds hulp zouden moeten (kunnen) vinden. Daardoor zijn ze minder gebonden aan vaste en soms taaie structuren. Dat is een voordeel, maar tegelijkertijd heeft dit ook een belangrijk nadeel: het werkt namelijk ongelijkheid in de hand. Kenniscentrum Movisie concludeerde al in 2017 dat de participatiesamenleving een elitair karakter heeft, en in de jaren daarna is dat alleen maar bevestigd. Het zijn vooral witte, hoger opgeleide mensen die profiteren van de participatie samenleving. Zij zijn over het algemeen gezonder en rijker en beschikken over een groter netwerk dan lager opgeleide mensen. Inwoners die de Nederlandse taal niet machtig zijn of bijvoorbeeld in armoede leven, hebben een minder groot netwerk om op terug te vallen. De meest kwetsbare mensen, die de zorg het meest nodig hebben, weten daarbij de weg naar het zorgloket van de gemeente niet of moeilijk te vinden. Kortom: prachtige lokale initiatieven als koffiehuizen en burgerwachten ten spijt, de participatiesamenleving bleek voor een belangrijk deel een utopie te zijn.

Coronacrisis

Het evaluatieve SCP-rapport stelt dat het sociale domein door de coronacrisis extra onder druk wordt gezet. Het rapport noemt een groot aantal groepen mensen die extra kwetsbaar worden door de coronacrisis: mensen met een arbeidsbeperking, mensen met een (licht) verstandelijke beperking, kinderen en jongeren (met name hen die al vóór de coronacrisis in een kwetsbare positie verkeerden), zorgwerkers en mantelzorgers, psychisch kwetsbaren en ouderen.

Toen in 2013 en 2014 duidelijk werd dat Nederland van een klas sieke verzorgingsstaat in een participatiesamenleving zou moeten veranderen, was zowel de rooms-katholieke als de protestantse kerk enthousiast. ‘De participatiesamenleving is een kans voor de kerk’, klonk het. Het ideaal was om terug te gaan áchter de verzorgingsstaat. De kerk moest weer een maatschappelijke functie gaan vervullen zoals zij in de negentiende (en in mindere mate ook in de eerste helft van de twintigste) eeuw deed, was het idee. In deze tijd vervulde de Nederlands Hervormde Kerk een prominente rol in de financiële zorg voor haar leden. De kerk wilde deze zorg niet overlaten aan de staat, omdat ze naast materiële hulp ook geestelijke hulp wilde bieden en deze twee niet van elkaar wilde loskoppelen.

Vreemdelingen en priesters

De kerkelijke kaart is echter behoorlijk veranderd ten opzichte van de negentiende eeuw. Het kerkbezoek neemt af en elke week sluiten kerken hun deuren. Christenen in Nederland zijn vreemdelingen in ballingschap, zegt Stefan Paas in zijn boek Vreemdelingen en priesters. We zijn ballingen in een vreemd land, die niet alleen hun land hebben verloren, maar ook hun macht. Dit besef behoedt voor grootspraak en hoogmoed als het gaat om de rol van de kerk in de participatiesamenleving. Het is een illusie dat iedereen op invloed of hulp vanuit de kerk zit te wachten. Velen hebben geleden aan de kerk, of hebben de pijn van machtsstructuren ervaren. Dat neemt niet weg dat voor de kerk zeker een rol weggelegd is in de samenleving. Christenen zijn namelijk niet alleen vreemdelingen, maar ook priesters, die vanuit de zondagse eredienst en de ontmoeting met God worden uitgezonden in de wereld.

Waar in deze wereld is de kerk nodig? Zoals gezegd, hebben mensen die in armoede leven, lager opgeleid zijn en een kleiner netwerk hebben, het minst profijt van de participatiesamenleving. Vaak betreft het asielzoekers en vluchte lingen, alleenstaande ouders, mensen zonder betaald werk of mensen met psychische problemen. Dan is de vraag: weet de kerk hen te vinden? En weten zij de kerk te vinden? In Nederland is armoede het grootst in een aantal specifieke gebieden: delen van de grote steden, Noordoost-Groningen, Zuid-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en delen van Flevoland. Dit zijn – over het algemeen – niet de gebieden waar de kerk een grote plaats inneemt. Er zijn, ook in deze gebieden, gelukkig veel initiatieven, laat een interkerkelijk armoede-onderzoek uit 2019 zien. 1 Een diaconaal centrum in Lelystad. Een uitwisseling tussen leden uit de CGK Hoogeveen en ‘Hoop voor Noord’ uit Amsterdam, zodat de leden uit Hoogeveen met eigen ogen konden zien wat armoede is. Migrantenkerken in Rotterdam die naar schatting de gemeente voor tientallen miljoenen euro’s aan zorg besparen, puur door aanwezig te zijn waar nodig. Maar toch. Is de kerk in Nederland daar waar de nood het hoogst is? Door de coronacrisis is deze nood wellicht nog onzichtbaarder geworden, is het van nog groter belang dat kerkelijke gemeentes zélf naar mensen toegaan.

Het toeslagenschandaal, het SCPrapport over de participatiesamenleving, de armoede die ontstaat door de coronacrisis: het zijn wake-upcalls aan de kerk. Is zij bij en naast de mensen die hulp nodig hebben? Jezus begint zijn prediking op aarde met de woorden dat Hij gezonden is om de armen het evangelie te verkondigen (Lukas 4). Hij zoekt hen op, geneest hen, biedt hun perspectief. Wij hoeven Hem slechts na te volgen en zijn geroepen om op onze eigen plek een barmhartige Samaritaan te zijn. Dat betekent dat we mensen in nood niet voorbijlopen, maar hun barmhartigheid bewijzen. Dat kan op allerlei manieren, van een keer een warme maaltijd aanbieden tot iemand de weg wijzen naar goede zorg, van helpen met de financiële administratie tot een keer samen wandelen. Voor ons misschien kleine daden, maar daden met een grote impact. Als mensen niet direct op onze weg komen, mogen we ze in navolging van Jezus opzoeken en hun perspectief bieden. Zo kan de kerk, ook in een donkere crisistijd, een lichtend licht zijn, wijzend naar hét Licht.

Noot

1 ‘Arm. En wat doet de kerk? Armoedeonderzoek 2019 naar hulpverlening door kerkelijke organisaties in Nederland.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 2021

De Wekker | 24 Pagina's

De barmhartige Samaritaan in coronatijd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 2021

De Wekker | 24 Pagina's