Ingezonden Stukken

Geachte Redactie, Beleefd verzoek ik U opname van onderstaande, waarvoor bij voorbaat mijn hartelijke dank.

Met veel interesse volg ik de artikelen in Uw blad en heb ook met aandacht het hoofdartikel over de „Hervorming" in Uw nummer van 29 October jl. gelezen. Hierin is mij bijzonder opgevallen de

Hierin is mij bijzonder opgevallen de zinsnede, dat het Luther is geweest die door zijn manmoedig optreden, een bres geschoten heeft tegen de leer der goede werken, waar h;j het „sola fide" door het geloof alleen, tegenover plaatste.

Dit is, mönheer de redacteur, zeer juist door U gezien, maar ik had daar gaarne bij zien staan dat toch de goede werken niet kunnen worden uitgeschakeld en noodzakelijk zijn. Want in deze tijd worden de goede werken veel nagelaten. Er zijn mensen, die zeggen genade, ontvangen te hebben en uit het „sola fide", door het geloof te leven, maar goede werken worden niet betracht. Konit men met een lijst aan de deur voor een of ander goed doel, of om een gave om te helpen, dan houden ze hun Portemonnaie dicht. Dan proberen ze hun geweten het zwijgen op te leggen, door te zeggen: „Ze zetten tegenwoordig overal Christelijk voor, daar geef ik niet aan." Zulken zou ik willen zeggen met de Apostel Jacobus, Hst. 2 : 14—20: „Wat nuttigheid is het mijne broeders, indien iemand zegt, dat htj het geloof heeft en hij heeft de werken niet? Toon mij Uw geloof uit Uwe werken enz.

Kijk, meneer de redacteur, daar ontbreekt het zoveel aan. Als dat meer werd beoefend, zou dit pas een ware hervorming te weeg brengen.

A. van Lenten, Dirksland.

Naschrift van d» Redactie. Als U goed gelezen hebt, staat er in het vervolg van het artikel terdege in, dat Luther de goede werken in beoefening bracht. Zie maar wat wij schreven over de sociale voorzieningen die hij trof, ziekenzorg enz. Wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, kan niet nalaten vruchten der dankbaarheid voort te brengen. Dat was bij Luther het geval. De Catechismus (Zondag 33) geeft een duidelijke definitie wat goede werken zijn, nl. „Alleen die uit waar geloof, naar de Wet Gods, alleen Hem ter ere geschieden en niet, die op ons goeddunken of op mensen­inzettingen gegrond zqn." Tegen de laatste bond Luther de strijd aan, de eerste probeerde hg te betrachten. En allen die het ware geloof bezitten zullen daarnaar zeker staan, al is het, dat zij bij de beoefening van de werken der barmhartigheid er voor zichzelf met schuld zullen uitkomen.

Nu moeten wö voorzichtig z^jn om de werken der barmhartigheid daaraan af te meten, dat iemand tekent op allerlei lijsten of geeft aan allerlei instellingen. Inderdaad is het zo, dat geloof niet los is van de werken. Maar er zijn ook veel werken zonder g­eloof. En die kunnen ook Gode niet behagen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen