Enkele kanttekeningen bij de volkstelling, die op 13 Mei 1947 te Ooltgensplaat gehouden werd

II.

In 1947 waren in Ooitgensplaat aanwezig 1291 gehuwden, 6 gescheiden van echt, 65 weduwnaars, 91 weduwen en 1713 ongehuwden. Zij, die door de dood beroofd waren van hun levensgezel, waren over het algemeen reeds ouder, want 48% van, hen was 70 jaar of ouder. Het aantal ongehuwden, ­ 912 mannen en 801 vrouwen ­ verminderd met hen, die jonger dan 21 jaar waren, bedroeg 230 mannen en 170 vrouwen.

Van de totale bevolking der gemeente bleek ruim 79% geboortig te zijn uit de woongemeente. De overigen waren dus immigranten van wie ruim 150% afkomstig was uit een andere gemeente van Zuid­Holland, waarbij wg wederom moeten denken, dat de meesten geboren waren in een der andere eilandgemeenten. In verband met de ligging tegenover Noord­Brabant kwam ook een aantal der ingezetenen uit die provincie nl. 1.6% der totale bevolking. Daarop volgde de provincie Groningen uit welk gewest bijna 1% der totale bevolking afkomstig bleek te zijn, een verschijnsel, waaraan de evacuatie wel niet vreemd zal zijn.

De uitkomsten naar het onderzoek der kerkelijke gezindten in procenten uitgedrukt zijn in de volgende tabel opgenomen.

Kierkelyke gezindten in Ooitgensplaat

Leeftijd 31-12-1879 31-12-1930 Bl-S-lW?

Rooms Kath. 16.3 20 20.7

Ned. Herv. 72.6 65.4 63.7

Ger. Kerken 10.6 13.4 11.3

Ger. Gremeente — — 2.7

Over. kerkgen. 0.4 0.7 0.3

Geen kerkgen. 0.1 0.5 1.3

Opvallend is de relatieve groei der Rooms Katholieken en onkerkelïjken tegenover een daling der Ned. Hervormden. De latere daling der Ger. Kerken zal evenals die der Ned. Herv. ten dele opgevangen zijn door de Ger. Gem.

In onderstaande cijfers zijn indexcijfers bepaald voor de verschillende leeftijdsgroepen binnen een bepaald kerkelijk verband voor de jaren 1899 en 1947. IndexG^fens leeftydsgroepen van verschillende kerlkeiyke gezindten

31­12­1899 31-5-1947

Leeftijd Ned. Herv. Ger. Kerken R.K. Ned. Herv. Ger. K. R.K.

0­20 jaar 100 100 100 85.3 108 198

20­40 jaar 100 100 100. 118 109 115

40­50 jaar 100 100 100 138 207 142

50­70 jaar 100 100 70 jaar en 100 147 163 121

70 jaar en ouder 100 100 100 132 291 144

totale bevolking (100) (123) Uit deze gegevens blijkt, dat de Protestanten uit de leeftijdsgroep 0­40 jaar minder toegenomen zijn dan de groei der bevolking deed vermoeden. Dit geldt in het bijzonder voor de Ned. Herv. jeugdigen, want ziJ bleven wel sterk achter. Welke gevolgen moet dit hebben voor de toekomst? Een sterke tegenstelling vormt de R.K. jeugd, want deze nam sterk in aantal toe. Welke oorzaken zouden hiervoor te noemen zijn? Immigreerden meer R.K. jongeren of keerden na de evacuatie naar verhouding meer Rooms­Katholieken dan Protestanten terug of zou het kindertal in de R.K. gezinnen groter zijn dan in die der Protestanten? Het zijn vragen waarop niet direct een antwoord te geven is, maar hier ligt een belangrijk probleem, dat zeker waard is eens nader bestudeerd te worden. Het staat voor mij wel vast, dat de toenemende onkerkelijkheid niet de voornaamste oorzaak is, want het aantal jeugdigen in die groep is te gering te noemen, want het bedraagt slechts 22 personen. Voor het Protestantisme schuilt evenwel een gevaar in deze groei der R.K. groep.

De bevolking van Ooitgensplaat is blijkbaar in grote getale in het arbeidsproces ingeschakeld, want van 682 mannelijke gezinshoofden oefenen 632 personen een beroep uit, hetgeen dus overeenkomt met bijna 93%. Het percentage werkende gezinshoofden bedroeg in Middelharnis bijna 88. Deze laatste gemeente herbergt dan ook een aanzienlijk groter aantal rustenden. Dit wordt ook wel geïllustreerd door het feit, dat in Ooitgensplaat van de alleenwonende mannelijke inwoners 62i^% een beroep uitoefend, terwijl dit in Middelharnis slechts met 38% het geval is.

De meesten vinden een bestaan in de landbouw, want van de werkende mannen vindt 67% d.i. 632 personen en van de arbeidende vrouwen 32% d.i. 67 personen, zijn arbeid in deze bedrijfstak. In 1909 werden 106 zelfstandige landbouwers aangetroffen en in 1947 was dit aantal gestegen tot 178, hetgeen vanzelfsprekend het gevolg is van de versnippering der cultuurgrond. Het aantal klein bedrijven moet daardoor gestegen zijn, waardoor het gezinsbedrijf in betekenis toegenomen is, want 9 echtgenoten, 71 zoons en 34 dochters waren werkzaam in het bedrijf van echtgenoot, of vader. Het totaal aantal arbeidskrachten in de landbouw blijkt gestegen te zijn, want in 1909 waren als zodanig geregistreerd 448 mannelijke en 19 vrouwelijke en in 1947 bedroegen deze aantallen resp. 462 en 57. Het aantal jongeren in de/ie bedrijfstak is betrekkelijk groot. Hier schijnt de afkeer van de landarbeid nog niet zo sterk te zgn, want van hen die een bestaan in dat bedrijf vonden, was 55% jonger dan 40 jaar, terwijl dit percentage in Middelharnis 48 en in Dirksland zelfs 47 bedroeg. Een tweede belangrijk bestaansmid

Een tweede belangrijk bestaansmiddel is de handel­ en winkelnering, waarin 9% der mannelijke en 20% der vrou­ welijke beroepsbevolking een bestaan vindt.

Nijverheid is slechts van geringe betekenis, een uitzondering dient gemaakt te moeten worden voor de metaalnijverheid, waarin 3% der arbeidende mannen een bestaan vindt.

Het geheel overziende kunnen wij niet ontkomen aan de conclusie, dat de toestanden in deze gemeente met betrekking tot de samenstelling der bevolking vrij gunstig genoemd mag worden, al zijn ook hier problemen, die op de een of andere wijze opgelost moeten worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen