�Assepoetser onder de Leervakken�
De bekende Kinderschrijver, de heer W. G. v. d. Hulst hield een boeiend betoog.
Op Vrijdag 25 November, des n.m. 2 uur werd in Hotel Spee te Sommelsdijk een Christelijke Schooldag gehouden, uitgaande van de besturen van de Chr.
Scholenbond en de afd. der Vereen, van Chr. Onderwijzers en Onderwijzeressen.
De Voorzitter de heer A. van Eek, Hoofd der Chr. School te Stellendam opende de bijeenkomst, waarvoor grote belangstelling bestond, met het laten zingen van Ps. 89 : 1, las daarna Phil. 1 vers 1 tot 11 en ging voor in gebed.
Daarna heette de Voorzitter de aanwezigen welkom en zeide dat de opkomst wel aan de verwachtingen voldeed en dat daaruit bleek, dat de Schooldagen in trek waren.
De Inspecteur van het Onderwijs, de heer Mathijssen werd een bijzonder woord van welkom toegesproken, daar hij alle schooldagen (dit was de vierde) ) had meegemaakt, burgemeester RijnTders was verhinderd, maar daarvoor in 1 de plaats kon Weth. Vroegindcweij worindele naar eigen m2ic*nT. Senrann,.^ p ziet eoliter uit Jit v("-!oop nog we' ns «-en actie ontstaan voor i*>3n cen- aal Fiakkee" abattoii-. Pe tyd zal leren. SCHRAMMETEJE I^ JH ^^ TH
'au'M)6.?Men. tot <äe bevr^diss. Wmg Van de school en "voor (3o jeugd veel werk verricht, aldus spr., waarvoor U de dank toekomt van heel Nederland, bovenal aan God, die U de gaven er toe schonk. Vele boeken van U zijn op de scholen in gebruik, aldus spr. — waarvan hij noemt „Toen en Nu", — boeken in schoolbibliotheken, de kinderbijbel enz. Bovendien zijn de kinderen verzot op de radio-vertellingen, die zijn omgetoverd in hoorspelen. Spr. heeft zelf^de gewoonte om zijn klas uit „Willem Wijcherts", de eersteling van de bekende schrijver voor te lezen, waarom, hij dit boek niet in de'Schoolbibliotheek
hij dit boek niet in de'Schoolbibliotheek heeft gedaan. En altijd weer is er spanning in de klas als er uit wordt voorgelezen — spr. meent dat de schrijver het zelf al te spannend vond voor de jeugd — maar de fongens en meisjes niet! Spr. dankt de heer v. d. Hulst namens het Flakk. onderw, corps voor alles wat hij voor het Chr. onderwijs heeft gedaan en hoopt dat de Heere hem nog menig jaar sparen mag voor zijn dienende taak. Ook roept spr. de heer Bongers,
Ook roept spr. de heer Bongers, ambt V. d. Kinderwetten te Dordt, een welkom toe, die al is de materie niet zo o^ekkend, als deskundige in de kindercriminaliteit eveneens op een aandachtig gehoor zal kunnen rekenen.
De Heer v. <!. Hulst
die dit onderwerp had, ,,Assepoetser onder de leervakken", begon zijn betoog op sprookjesachtigewijze:
Er was eens
U kent — aldus spr. allen het overbekende sprookje van Assepoetser, en in 't kort stelde spr. Assepoetser voor, die van goede familie was, maar toch een verschoppeling, net goed om het haardvuur aan te poetsen
voor zo'n erentfeste schaar van onder Het lijkt op spotternij, aldus spr., ons kinderverhaaltje te vertellen. wijzers en onderwijzeressen, zo'n dwaas
ene methodiek na de andere verzonk in Het ene paedagogische stelsel en de de teleurstelling — maar het sprookje bleef. Het is eeuwenoud en in varianten vorm leeft het over de aarde voort. Het vertelsel is dan ook een geweldige kracht. Helaas is ons mooie vertelvak op school heel decadent geworden; het is als Assepoetser, een verschoppeling, „'n slodder'ke vuil." Het past niet meer in het kader, 't is achteruitgezet. Tóch is dit vak van goede familie en wie weet of ons vertelvak niet nog eens verlost worden zal. De Prins komt maar wanneer?
Spr. vertelt uit eigen leven, hoe hij als 15jarige kwekeling in een school aan de Jutphaaseweg te Utrecht toen hij op „karwei" werd gezonden, en moest invallen voor een zieke juffrouw, plots het verteluur kreeg toegewezen. Ik wist niks... zei spr., maar de juffrouw die daar was, zei: „ock kom, je vertelt maar een verhaaltje, wat je eens van je moeder hoorde!" Zo'n onmens! 't Werd natuurlijk een klassieke mis ^jkking.
lMaar ze had echter onwetend een ^aar aangeraakt: j,een verhaaltje van AI» ï"oeder." In vreemde angst moet ik 't in het holle lokaal hebben uitge (toten:
1 „Er was eens "
'Toverwoord! Spanning op alle gezichtjes.
„Daar was eens een arme man, die liep door een bos — toen kwamen er rovers aan " Ik vertelde die middag een geschie
Ik vertelde die middag een geschiedenis in al zijn luguberheid uit de dviizendeneennachtcyclus (Arabische sprookjesverzameling uit de 10e eeuw) en ik gaarde niets! De rovers werden de voeten geroosterd, ik liet het kokende water sissen, en dan het mes! 't Zal een monsterachtige vertelling geweest zijn! Maar ik vertelde. Vertellen is: laten
Maar ik vertelde. Vertellen is: laten zien! En in m'n jongensziel leefde het toen al: vertellen wat is dat mooi, wat is dat gemakkelijk!
Later stond ik in datzelfde lokaal als onderwijzer. Assepoetser zat toen nog niet bij de aspot, vertellen stond nog als vak op het rooster. Wat moeizaam gezochte, verzonnen verhalen, met veel heerlijke nonsens zijn toen verteld. Dat waren allerminst verloren halfuurtjes. De kinderen zullen het nooit vergeten; wèl de verhalen, maar nooit die sfeer uit de schoolklas. Met meerdere voorbeelden illustreert
Met meerdere voorbeelden illustreert spr. de waarde van het vertellen, de indruk die het nalaat. Hoe weinig weten we van de wonderlijke samenstelling van de kinderziel — onder het vertellen worden zeldzame krachten actief. Die .zielebewegingen maken .de kleine wijzer, waarom Oosterzee zegt, dat het intellect niet de enige poort is, waardoor de waarheid binnenstroomt, door de fantasie is die weg nog korter. Vertellen had in spr.'s waardering geen enkele doelstelling, het was er alleen om zichzelf, als zonneschijn, als vogelenzang, als de kleur der bloemen. Vertellen ontslaat ons zo heerlijk van alle bijbedoelingen.
Spr. heeft wel eens lichtelijk geglimlacht, als hij las, aan welke eisen een goede vertelling moest voldoen. Die schoolmeesters didacten! Het vertellen is er alleen om het vertellen zelf!
Over zo'n verteluur komt die volkomen rust van de vrijheid. Het wordt niet door repetities e.d. vertroebeld. Het is een ontzaglijke weeWe voor de vertellers èn die het horen. Spr, gelooft — bewijzen kan hij het niet — dat ze smullen om het smullen alleen. Ze vergaderen geen honing als de bijen voor de winter, ze fladderen als vlinders van bloem op bloem, ongebonden, in het land der verbeelding. Met onze chr. en zedelijke levensbeschouwing moeten wij ook weten, dat de lach, de goede, vrolijke gulle lach ook van God is, zowel als de toornige kleine vuist, bij het onrecht. In het vrije vertellen komt onze per
In het vrije vertellen komt onze persoonlijkheid uit. Deugen wij niet, dan deugt onze vertelling niet. Het is een dankbaar vak: het kind blijft de verteller dankbaar.
Het vertellen van moeder vergeten we nooit.
„Een verhaaltje vertellen" is de eer ste vraag van het kleine grut. 't Lijkt luxe, die uurtjes, waardeloze tijd, maar het is levensnoodzaak van de kleine. Vreemd is die neiging van de kleine,
Vreemd is die neiging van de kleine, om telkens zich te willen verliezen in denkbeeldig gebeuren. Ze zijn nauwelijks op de wereld en willen de wereld der vej.'beelding zien. Met de jaren blijft dit hetzelfde — een vlucht uit het heden. Ze verlangen naar zielespel en daarom hebben ze het spel der verbeelding nodig.
Wij breken dat zielespel — we moéten wel! — maar spreker durft te zeggen, verhaaltjes vertellen is paedagogische plicht.
Spr. ''s moeder — wat lang geleden! kön vertellen en zo mooi. Ze heeft het mij geleerd. Het kind in mij, dat niet sterft, zou wéér luisteren en wéér gelukkig zijn.
Moeders? Vertellen de moeders hun kinderen nog?
Men is op zijn gemak uit. We hebben groenten in blik, muziek in blik, preken in blik! Moeder zegt: vertellen? dan luister je maar naar de radio! Altijd dat gezanik, ik weet niks ook
Radio vertellingen in blik!
Wat wordt de rust in huis versplinterd, door dat monstrum, wanneer van den vroegen ochtend tot de late avond de heerlijke stilte stukknarst tussen de rommeltanden van de meedogenlozen luidspreker! Hoe moeizaam zal daardoor een verteller het schone land der verbeelding binnengaan!
Maar nu de onderwijzers.
Vertellen die nog op school? Of is het een oude pakezel waar de schoolmeester in wijfeling naast gaat? Het vrije vertellen is verbannen naar de vergetelheid, als de arme Assepoetser naar de aspot. Komt het nog op de rooster voor? Wie permitteert het zich? Het is onnut verklaard. Doodgedrukt is het, om de kinderen hoger te doen klimmen. Nietwaar Assepoetser werd door haar zusters verschoven als iets minderwaardigs. Als erkend vak, als gewaardeerde leerstof bestaat het niet meer. Toch zal het weer tussen de kleinen uitkomen. Clandestien wordt er nu al gezondigd, want vertellen is onverwoestbaar. Menig slippertje wordt nu al gemaakt van de officiële velden der wetenschap naar de kronkelende paden der verbeelding. Er wordt meer verteld dan toelaatbaar is, maar hoe het zij... het aardige kind is toch uit huis verbannen.
Wellicht is er in de zaal een tegenbetoog, aldus spr., dat het vertellen méér leeft dan hij wel zou denken. Wat zou ik blij zijn! Staat het niet op de rooster, dan doen we het wel bij een ander vak, zo hoor ik zeggen. Of we lezen iets voor Neen, wij willen ons bloedeigen kind (Assepoetser!) niet laten verdringen!
„Accoord, brave opponenten in hope! — roept spr. uit; „U leest! En lezen is iets heel anders dan vertellen! Ik heb het nooit gedaan. En — speling van het lot — nu ben ik het juist geworden, die de leesgewoonte zo zeer bevorderd heb. Traglcomisch feit!"
Over de bo©ken van de auteur.
Spreker mag zonder verheffing zeggen, dat zijn boeken op school het meest worden gelezen. Daarom is hij mee de schuldige aan dit euvel. Men zegt '— heel vriendelijk , — Uw boeken lenen zich er zo voor. Weet U waar de oorzaak van deze leesgemakkelijkheid ligt?
Als piep jong onderwijzertje luisterde spr. mee als het Hoofd voorlas uit „de roos van Dekama" van van Lennep. (Vrolijkheid). Hij las best. En zo luisterden goed. Spr. vermaakte zich in stilte, die luisterende gezichten waren de moeite waard — net de zee. Het voldeed hem echter maar half. Eerst was de aandacht fel, hoog sloegen de golven, maar al spoedig dreven ze af naar het droge strand der verbeelding. Soms was het of ze de taal niet begrepen, öf de dialoog was te lang. Spr. durfde niets te zeggen, hij merkte het alleen op.
Maar spr. verklapt, dat, toen hij z'n eerste jongensboek ,,Willem Wijcherts" schreef, hij zo'n luisterende klas voor zich zag. Dit gedeelte was te gerekt, daar was het te lang. Actie, opleving, verrassende wendingen moesten er zijn! Als ik — aldus spr. — dit boek nog eens lees is het al te fel, te onrustig. Maar die onwillekeurige aandacht behouden, dät is het, dat maakt het zo goed voor • leesbaar. Het nadert de verteltrant.
Anderen zeggen: die boeken navertellen gaat niet. Dan gaan ze toch weer stukken voorlezen. Een boek is ook geen relaas van feiten, aldus spr., het gaat meer om de achtergrond, waar die feiten een diendende rol spelen. Een goed gedicht, is het moeilijkst te paraphraseren.
„Peerke en zijn kameraden"
Toch we moeten meer vertellen al is er tegen voorlezen geen bezwaar Zelf heeft men spr. eens gevraagd zijn boek „Peerke en zijn kameraden" (da hij van zijn boeken het beste vindt) <#.a te vertellen. Spr. durfde het niet te accepteren. Om weer andere woorden, an dere wendingen te vinden is moeilijk. Anderzins heeft spr. wel eens een boek
Anderzins heeft spr. wel eens een boek voorgelezen zonder commentaar, 't Zou schade doen er wat bij te voegen. Alleen noemt spr. het „een ernstig inge ziekte gewoonte alles los en vast maa voor te lezen. Het eist ook voorbereiding.
„'t Heeft mijn arme Peerke de dood gekost" aldus spr. Dat zat zo. Een juffrouw las uit school uit Peerke voor Een N.S.B.jongen had er thuis van verteld. Dezelfde avond stond de juffrouw op 't matje bij de Ortscommandant. Z kreeg (een rondom verdiende) uitbrander. Ze bekende, dat ze 't niet eerst ge lezen had! 't Liep voor haar met een lezen sisser af, maar alle Peerke's moesten worden ingeleverd. Te Utrecht werden er 12 geconfisqueerd. Dat was de dood van Peerke
Vertellen is moeilijker lezen kan iedereen. Spreker gaat ook na of men staande of zittende moet vertellen. Als iemand staat, vertelt hij niet alleen met woorden, maar ook met zijn gebaar, zijn handen, zijn ogen, mimiek, accentuatie, alles vertelt mee. Onze vertellingen moeten doorweven zijn met stilte. De sfeer, de ouderdom, de suggestie moet ook zijn werk doen. Vang een prachtig verteld verhaaltje op van een gramofoonplaat en vertel dat na. 't Is niet hetzelfde als die technische weergave!
Een goed spreker is vaak een slecht schrijver en omgekeerd. Spr. veroordeelt geen van beide. Maar als U vertelt, komt die vertelling van uzelf. Als je leest zien de kinderen de ogen niet, voelen ze uw harteklop niet. Met vertellen zijt ge dichter bij hen, wordt ge met hen één. Ze zullen u ook dankbaarder zijp dan voor voorlezing.
Wat moet u vertellen? Wat Uzelf mooi vindt? Waar vindt U stof? Overal. U moet zoeken. Als U met lust zoekt, vindt U. Dames zoeken bij het winkelen uren naar een stofje voor een jurk, verspeel eens één middag om een verhaal te zoeken. U kunt dit dan in opvolgende klassen vertellen.
Het lijkt een kleine onbelangrijke zaak het vertelhalfuur. Maar het is de moeite waard. Het verhaal dat U vertelt behoeft niet mooi te zijn, als het maar écht is. Een verfrommelde oranjestrik in sprietig peenhaar, boven een sproetig gezicht brengt toch nog een beetje poëzie.
Als spreker minister van Onderwijs werd, voerde hij het vak van vertellen in.
Maar nu?
Br gaan geruchten. Er is een groot bal georganiseerd. Er is een hele rij zusters in aanlokkelijk habijt, die vragen: voert U mij ten dans?
Zal Assepoetser ook een kans krijgen ? De Prins... het Kind — zal haar be
De Prins... het Kind — zal haar beschermen. Hij zal haar liofkrijgen boven al haar zusters. De Prinses is van oude, edele bloede, van koninklijke stam!
Assepoetser de onsterfelijke.
Discussie
In de discussie die volgde zeide Inspecteur Mathyss.e dat het vertelvak geen verloren tijd was en hij hoopte dat het nog w.eer eens verplicht zou worden ingevoerd.
De heer Spuibroek (H. d. Sch. te Ouddorp) wees er op, dat een der bekende boeken van de Heer v. d. Hulst tot titel had ,,Groot Voorleesboek." Gehoord de uiteenzetting vroeg hij of het niet beter ,,Groot Vertelboek" had geheten.Hierop antwoordde de heer v. d. Hulst, dat het ontstaan van ieder boek zijn geschiedenis heeft. Tijdens de bezetting was het blad „Moeder" verboden, waarbij de abonné's werden opgevangen, door hen verhalen te zenden, speciaal voor de Moeders om hun kinderen voor te lezen. Deze verhalen, waar van spr. de auteur is zijn later saamgebundeld. Daarom heet het „Groot Voorleesboek". Een goed verhaal voorlezen is wel goed, alleen is spr. tegen de ingeziekte gewoonte om maar alles voor de voet weg voor te lezen.
Op een vraag van Insp. Blathösse omtrent ,,prepareren" voor het vertellen, achtte spr. dit zéker nodig. Het gaat niet in de eerste plaats om het „wat?" maar om het „hoe!" Het .„wat", de omslag van het verhaal zelf, "kan men weten, maar het „hoe" — b.v. de figuren in een stil kwartier voor het geestesoog de revue laten passeren, dan pas zal alles gaan leven! Dit verkrijgt men door nadenken.
Door de heer Kyimit, M'harnis werd opgemerkt dat hij wel eens gehoord heeft over de Kinderbijbel van v. d. Hulst, dat de fantasie er teveel een rol in speelt. Spr. vraagt hoe de schrijver daar over denkt. Spr. heeft voorts plannen om op school eenvoudige sprookjes in te voeren, men staat daar echter sceptisch tegenover. Ten 3e vraagt spr. of het lugubere in verhalenvertellen moet worden weggelaten. Antwoordend zegt de heer v. d. Hulst
Antwoordend zegt de heer v. d. Hulst dat de eerste vraag: hoever is fantasie in een bijbels verhaal toelaatbaar, moeilijk is. Het komt op de kwestie van eerlijkheid aan. De toets is z.i. of meneerlijk en oprecht is tegenover God. Of men het er dan niet mee eens is, schaadt niet. Wat het sprookjesvertellen betreft, spr. houdt van sprookjes. Uw kleintjes zijn ook op tournee door de kamer. Ze spelen met een bal, een voetkussen, die dingen leven! Het kinderleven is ook een sprookje! Ben ik verantwoord bij het vertellen, dät is criterium. Ten opzichte van het „lugubere" in de vertelling, vergelijkt spr. dat met een maaltijd. Die is in feite saamgesteld voor grote mensen maar de kinderen eten er ook van mee. De kost kan ook te zwaar zijn! Geef ze, naar ze verdragen kunnen. De Voorzitter, de heer van Eek dank
De Voorzitter, de heer van Eek dankte de spreker in hartelijke bewoordingen voor de uitnemende dingen die vanmiddag ten gehore waren gebracht. De litterator heeft voor ons gesproken — het was zeer schoon en leerzaam. Daarna volgde pauze.
(Van het tweede referaat, dat van een geheel andere strekking, maar niet minder interessant was, hopen wij in» een onzer volgende nummers verslag te geven. Red.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 november 1949
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 november 1949
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's