De Boerderij Aan De Val
50 DOOR H. NOORMAN
Intussen wachtte Mieras, die van de gelegenheid had gebruik gemaakt, enige commissies te doen, bij het tramstation te Zuidstad op zijn dochter, die, na aankomst en begroeting, onmiddel- 'ijlt naar haar moeder informeerde.
„Het gaat wel," meende de boer met een zucht. „>t Was verleden week minmoet" "'^®' "'*'^' ^^' •'® ®^ '^^" zeggen Stien gaf geen antwoord. Maar toen
ZIJ naast haar vader was gezeten en nem van terzijde aanzag, schrok zij van aiens .uiterlijk: wat was vader in die eiiKele maanden ouder geworden! Natuurlijk trok hij zich het geval van moeder ontzettend aan.
Eentonig klakten de poten van het paard neer op de straatweg, die van ^uiastad leidde. Zacharias Mieras staarw ^^f^^ ^°°'^ '^*'=^ "** ^'^ sprak geen woord. Hij had niet eens geïnformeerd ren^ ^'^"^ schoonzoon en zijn kleinkinde-
,,Moeder heeft goede oppas, hé?" beoon Stien opeens.
En toen veranderde de boer.
bp;». f ^^^^^'" ^6* ^Ö "Je kunt niet Beter krggen. Een lief. zacht meisje ook. Och, ik houd niet van vreemden op de boerderij, dat weet je, en ik voelde er niet veel voor, dat zij kwam.
Maar 't gaat goed. Moeder en zij verstaan elkaar best."
„Wie is zij eigenlijk? U hebt er zo weinig van geschreven."
„'k Weet ook niet veel van haar." Hij vertelde dan het een en ander. Zo kort mogelijk. Veel wijzer werd de boerin van Harenstede, die een veertig jaar kon zijn, er niet door. Zij vroeg ook niet verder. Van vader kwam je altijd precies zoveel te weten, als hij kwijt wilde zijn. Zij was een kleine twintig jaar geleden dankbaar, dat zij trouwen ging en naar Harenstede vertrolc. 't Was thuis altijd het tegendeel van gezellig...
Na een twintig minuten reed de tilbury het erf op. Ina kwam beleefd de aankomende tegemoet, om direct te bemerken, dat haar tante niet op haar vader geleek. Zij was het evenbeeld van de boerin; haar vader dat van de boer.
„U hebt zeker al vernomen, wie ik ben?" vroeg zij met haar melodieuze stem.
1 Haar beschaafde houding maakte de jonge boerin verlegen en zij stamelde enige woorden, om dan spoedig naar binnen te gaan. De boer verzorgde het paard en Ina bleef even op het erf talmen, om moeder en dochter niet te storen. Pas geruimen tijd later ging zij naar binnen, om weldra met haar tante in een gesprek gewikkeld te zijn. Want het ijs was al spoedig gebroken. De pas aangekomene was een even gezellig iemand als haar moeder. Zij vertelde van haar man en kinderen en van de boerderij en als moeder wat beter was, moest de zuster ook eens in Härenstede komen, 't Was een mooi dorp. En zee, strand en duinen waren betrekkelijk vlakbij.
Ina beloofde het. Maar dan moest de patiënte haar minstens twee dagen kunnen missen. En zover was het nog niet.
Haar tante verklaarde, haar moeder beter te vinden dan zij had gedacht na de ontvangst der berichten. Het was Ina ook opgevallen, dat haar grootmoeder opgewekter was dan de vorige dagen, vermoedelijk tengevolge van het bezoek.
Het verdere van die dag waren de drie vrouwen op elkaar aangewezen, want de boer, die verlet had gehad, was spoedig weer aan de arbeid gegaan en kwam des avonds thuis, zichtbaar vermoeid.
„Blijf maar rustig zitten, vader", zeide zijn dochter, toen hij aanstalten maakte, het licht te gaan ontsteken. „Dat zal ik wel even doen." Feitelijk tot haar verbazing vond
Feitelijk tot haar verbazing vond haar vader dat voorstel onmiddellijk goed. Maar die verbazing was meteen ongerustheid: nog nooit had, als hij thuis was, haar vader dät uit handen gegeven! Hij werd oud!
Zij zeide dat ook Ina, die haar vergezelde om een luchtje te happen, naar zij opmerkte, maar in werkelijkheid om eens met haar tante alleen te zijn.
,fNu, uw vader loopt ook naar de zeventig," vond Ina.
„Natuurlijk. Maar hij was lang kras. Dat van moeder doet hem geen goed. Wat dunkt u van moeder? U is verpleegster."
„Maar een verpleegster met weinig ervaring. Tóch geloof ik wel een antwoord te kühnen geven."
„Verwacht u nog beterschap? Het is zo'n vreemde ziekte. Is het wel een ziekte?"
„Geen lichamelijke kwaal," antwoordde Ina, haar metgezellin vast aanziende ,,Neen, dat geloof ik ook niet.' '
Stien Mieras wilde het gesprek blijkbaar bot afbreken en liep wat vlugger naar de lichttoren, aan de voet waarvan Ina staan bleef.
,,Ook zij wil van het gebeurde niets weten", overpeinsde zij. „Het is duidelijk merkbaar. En tóch laat ik haar niet los' Toen beiden weer op de zeedijk stonden, turend in zee, waar de avondzon allerlei kleuren toverde, begon Ina weer.
„De toestand van uw moeder lijkt mij niet zonder gevaar. U moet u niet door de schijn laten bedriegen. Ik geloof, dat het leven langzaam wegvliedt, al kan het nog lang, misschien vragen? Met uw moeder kan ik er niet over spreken en met uw vader ook moeilijk. Ik vraag het uit zuivere betangstelling, niet om mij in eens anders zaken te mengen, dat moet u als het u belieft goed begrijpen. Uw moeder heeft niet een lichamelijke ziekte. Ik heb de indruk, dat zij over iets tobt. Kan dat juist zijn?" „Och," zeide haar tante onwillig, ,,er is vroeger wel iets geweest, maar dat is al jaren en jaren geleden."
„En tóch geloof ik, dat het 'iets dergelijks is. Kan daarin geen verandering meer komen? Ik denk dat het, naar de mens gesproken, de redding van uw moeder zou zijn."
„Heeft moeder er met u over, gepraat?"
,,Volstrekt niet. Ik zal haar er ook niet naar vragen. Daarom ben ik blij, u te hebben ontmoet. Ik dacht vanmorgen direct: 'k moet er eens naar vragen. Is er niets aan te doen?"
„Neen, Het is gebeurd. Buiten de schuld van moedor, hoor. Het heeft haar genoeg pijn gedaan, 't Is jaren geleden, 'k Weet er wel iets van, maar goed herinner ik het mij niet meer. 'k Was een jaar of elf." „Er is een broer van u gestorven. Is
„Er is een broer van u gestorven. Is het dät?"
„Neen, dät niet. 't Gaat wel over een broer. Och, waarom zou ik het eigenlijk niet zeggen? 'k Praat er niet over. Een broer van mij is weggegaan en nooi' meer teruggekeerd. Daarover tobt moeder." *
Precies de waarheid zeide haar tante niet: wilde zij haar vader sparen?
Maar Ina, eenmaal aan het vragen, was onverbiddellijk. Te meer, daar ,de ander blijkbaar spreken wilde.
„En uw vader dan?"
„Och, een man is een man.". Niet verder gaan, dacht Ina. „Leeft die broer nog? Is hij in het
„Leeft die broer nog? Is hij in het buittenland?"
,,We weten er niets van."
,,Is hij ook boer?"
,,Weineen. Hij studeerde. Ingenieur of zoiets."
Ina liet het voorkomen, of zij een gewichtige ontdekking deed.
„'k Heb het gedacht!" riep zij uit. „Maar die gedachte ook weer verworpen. Ik ken een ingenieur Mieras! Hij lijkt sprekend op uw vader."
„Wäär!?"
„Hij woont in Arnhem, waar ik ook vandaan ben. Hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat, Hij zal een zeven, acht en veertig jaar zijn."
,,Ja, dat is Piet! Kent u hem ? Vertel me eens wat." Ina schilderde de ingenieur uit, doel
Ina schilderde de ingenieur uit, doelde mede, dat hij getrouwd was en twee dochters had. Haar tante lui.'^terJe givtig.
„Hij lijkt mij heel niet iemand toe, die het huis uitloopt en zich niet meer aan zijn ouders gelegen laat liggen," peilde Ina. „['lij had niet alleen schuld. Maar
„['lij had niet alleen schuld. Maar och, dat is voorbij. Moeder had gehoopt, dat hij eens van zich zou laten heren. Maar 't is nooit gebeurd. We pioeten naar huis. 't Wordt kil op de dijk."
Het was duidelijk, dacht Ina, dat haar tante het rechte niet zeggen wilde.
(Wordt vervolgd.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 december 1949
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 december 1949
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's