Dreigend Onderwijstekort in 1952?
Een der middelen om het dreigend onderwijstekort in 1952 en volgende jaren te ondervangen is: ambtenaren, die afvloeien (distributie-ambtenaren bijv.) „om te scholen.” Natuurlijk moeten we afwachten hoe dat gebeurt. Voorlopig echter zullen we ons hart maar vasthouden. „De Chr. Onderwijzer” herinnert aan het omgekeerde geval, toen vele werkloze onderwijzers ambtenaar werden. „Deze omscholing” (aldus de C.O.)
„Deze omscholing” (aldus de C.O.) ging tamelijk vlot. Natuurlijk kan een onderwijzer niet dadelijk het werk van bv. een commies overnemen. Maar de onderwijzer had wel zoveel algemene ontwikkeling, dat hij zich spoedig achter het bureau op z’n gemak gevoelde en het zonder hoofd- of bijakten, zonder deze of andere barrières een heel eind bracht.”
De overgang ambtenaar-onderwijzer acht dit blad echter niet zo eenvoudig. Want: „Omscholing van ambtenaar naar onderwijzer ligt echter een beetje anders. Dit zal enige jaren studie kosten om het onderwijzers-examen te kunnen afleggen, hetzij 2 of 3 jaar kweekschool, of indien hij daarvoor te oud is of geen tijd heeft, een minstens even lange avondkweekopleiding. Met minder zal de adspirant-onder-
Met minder zal de adspirant-onder- wijzer niet toe kunnen.” Echter: ,,De organisaties zullen met kracht opkomen tegen eventuele toelating langs een achterdeurtje, b.v. door het volgen van een ijlcursus of iets dergelijks, met een surrogaatdiploma. Stoom-, spoed-, of ijlcursussen zijn zeer af te keuren lapmiddelen om het tekort aangevuld te krijgen. Verhoging van de leerlingen- schaal is niet meer mogelijk. Omscholing langs de officiële weg kan nog wat baten, maar dan moet ieder onverwijld weten, dat aan het gesol met onze salarissen nu werkelijk voor goed een eind gekomen is. Bedenk, dat het hier gaat om ambtenaren, die dit niet gewend zijn. Anders zal de animo om zich aan omscholing te onderwerpen, niet groot zijn.”
Het slot van het artikel in de C.O. is als volgt: „Maar wat zouden we na ’52 met die overproductie van leerkrachten moeten doen? Heel eenvoudig: leerlin- genschaal omlaag en de 60-jarigen naar hun volkstuintje. Mochten er dan nog te veel zijn — omscholen tot ambtenaar. Zo gebeurd. „Voor zo’n royale aanpak van het onderwijs is geen geld.” Dat wisten we. Dat is nog nooit anders geweest. Maar een verstandig zakenman, die op de hoogte was en met wie ik over deze dingen sprak, zei: „Mijnheer, ’t is een schande, voor onderwijs móét er geld zijn; voor onderwijs en tébécé-be- ^trijding.” Hij noemde ze in één adem. Hij zag dat beide een volksbelang waren.”
Van belang was ook de rede die Mevr. Fontanier-de Wit (V.V.V.D) over deze onderwerpen hield in de Tweede Kamer. Aan het Corresp. blad ontlenen we dt volgende citaten (verkort):
„Wat de toestand op 16 Sept. 1949 betreft, waren er in totaal, de boventallige onderwijzers meegerekend, 192 vacatures en 160 plaatsen van afwezigen wegens militaire dienst of wegens ziekte, die niet vervuld zijn. R. O.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 februari 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 februari 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's