Rondom De Landbouwschool
Aan een schrijven, dat we deze week mochten ontvangen van de Directeur- Generaal van de Landbouw ontlenen we het volgende:
Nu het achtste leerjaar weder wordt ingevoerd dient nader te worden vastgesteld, welke leerlingen in het vervolg tot de lagere landbouwscholen mogen worden toegelaten. Er zijn te dezen drie mogelijkheden en wel:
1. toelating na 8 klassen lagere school of daarmede overeenkomend onderwijs; 2. toelating na 7 klassen lagere school, of daarmede overeenkomend onderwijs; 3. toelating na 6 klassen lagere school.
Over een en ander is overleg gepleegd met het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Daarbij is overeengekomen, dat het hierboven onder 1 genoemde niet als eis moet worden gesteld, aangezien de toepassing daarvan onze lagere landbouwscholen vrijwel geheel zou ontvolken.
Uitvoering van de sub 3 genoemde mogelijkheid zou betekenen, dat het leerplan, van de lagere landbouwscholen ingrijpend zou moeten worden herzien. In verband met het voorgaande is, onder goedkeuring van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, besloten, dat voor het schooljaar 1950- 1951 die leerlingen tot de eerste klasse der lagere landbouwscholen zullen mogen worden toegelaten, die zeven klassen der gewone lagere school hebben doorlopen. Daarnaast blijven gehandhaafd de in het derde lid van artikel 6 der „Algemene Regelen” gegeven voorschriften, luidende:
„Van hen, die deze scholen willen bezoeken, moet redelijkerwijs kunnen worden aangenomen, dat ze zich in het land of tuinbouwbedrijf zullen begeven. Als leerling moeten ze in het land- of tuinbouwbedrijf werkzaam zijn.” Deze toelating na zeven klassen der gewone lagere school houdt evenwel in, dat in verband met de Leerplichtwet in de eerste klasse der lagere landbouwschool ten minste 14 uren per week algemeen vormend onderwijs zullen dienen te worden gegeven.
Volgens het huidige leerplan ontvangen de leerlingen der eerste klasse, gedurende 40 weken, slechts 10 uren per week algemeen vormend onderwijs, namelijk gedurende 3 dagen, 5 uren per dag. Het aantal lesuren in de eerste klasse moet derhalve met 4 worden uitgebreid. Besloten is dit als volgt te regelen.
In het schooljaar 1950—1951 zullen in de eerste klasse totaal 560 uren dienen te worden gegeven (3 dagen met totaal 14 lesuren per week, gedurende 40 weken) , derhalve 160 lesuren meer dan tot nu toe in de eerste klasse het geval was.
De eerste klas zal les ontvangen op Maandag, gedurende 5y2 uur, op Donderdag gedurende 5% uur en op Zaterdagmorgen, gedurende 3 uur.
In verband met het bovenstaande en ten einde volkomen zekerheid te hebben, dat onze nieuwe leerlingen op de dagen, dat er geen school is, in de land bouw werkzaam zijn, zullen we van de ouders een verklaring vragen, waarin staat welke werkzaamheden onze leerlingen buiten de schooluren verrichten. Juist door hun werkzaamheden op het land krijgen we de zo nuttige band tussen de practijk en de theorie. De leerlingen brengen verschillende dingen, die ze bij hun werk vinden mee naar school, zoals onkruiden, schadelijke dieren of zieke planten en op school trachten we hun leergierigheid te bevredigen. De jongens komen dadelijk nadat ze
De jongens komen dadelijk nadat ze zeven leerjaren hebben doorlopen in de practijk van de landbouw. Er ontstaat een wisselwerking tussen practijk en theorie, die op beide bevruchtend inwerkt. Bij hun werk op het land profiteren ze van het op school geleerde, terwijl de schoolkennis getoetst aan de practijk, geen grauwe theorie blijft, maar levende werkelijkheid wordt.
Soms wordt ons de vraag gesteld: Maar is U.L.O. School, gevolgd door Landbouwwinterschool niet te verkiezen boven de Lagere Landbouwschool. Ons antwoord is dan: Wanneer Uw jongen voldoende aanleg en zin voor studie heeft, om vlot de U.L.O. school te doorlopen, kan hij daarna ook de Landbouwwinterschool wel aflopen en heeft hij als jonge landbouwer een goede ondergrond. Evenwel blijft dan het bezwaar, dat hij niet vóór zijn achttiende jaar met de practijk van de landbouw in aanraking komt. Bovendien zijn er tal van leerlingen der L.L.S., die na het behalen van hun einddiploma hun studie voortzetten aan de Landbouwwinterschool. Ze behoren daar in het algemeen tot de beste leerlingen en ondervinden bij het onderwijs grote steun van het geleerde op de L.L.S. Wilt ge namen? Wij kunnen ze U bij tientallen verstrekken. Evenwel zijn er nog verscheidene
Evenwel zijn er nog verscheidene ouders, die hun jongen één of twee jaar naar de U.L.O. school sturen, hem, als het de jongeman daar niet zint, eraf nemen en dan aankloppen bij de L.L.S. Dan zijn de jaren bij hetU.L.O. doorgebracht verloren. De eerste beginselen der vreemde talen, hem op de U.L.O. school moeizaam bijgebracht, zet hij, als in zijn ogen overbodige ballast, subiet over boord. Op de L.L.S. moet hij van voren af aan beginnen, want hij heeft nog niets van scheikunde gehad, een vak, waarmee wij in de eerste klasse beginnen, daar kennis der scheikunde noodzakelijk is voor het begrijpen van de bemestingsleer. Daarom ouders, doet Uw keuze met overleg. Het gaat om het belang van Vw zoon.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 maart 1950
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's