Meditatie
Onderwerping
Laat hem vloeken! want de Heere toch heeft tot hem gezegd: Vloek David; wie zou dan zeggen: Waarom hebt gij alzo gedaan? • (2 Sam. 16 : 10b.)
Het opschrift van deze overdenking ontleenden wij aan Ps. 94 : 7 (berijmd:)
Zo leert hij zich geduldig dragen; Zo ziet hij ’t eind der kwade dagen; Zo wordt de roede zelfs gekust, En d’ onderwerping geeft hun rust; Totdat de kuil gegraven wordt. Waarin de zondaar nederstort.
David heeft zwaar gezondigd en de vijanden des Heeren doen lasteren. Een wandelaar overkwam hem. Hij liep op het dak van zijn paleis. Het was tegen de avond. De zon ging onder in de natuur en in zijn ziel de Zonne der gerechtigheid. Hij zag een schone vrouw zich baden. Zijn vlees ontstak. Hij informeerde naar haar. Hij ontbood haar. David viel. Zo sluipt de slang schuivelend voort, tot zij haar dodelijke beet heeft toegebracht. „De begeerlijkheid ontvangen hebbende, baart zonde, en de zonde voleindigd zijnde, baart de dood.” God was van David geweken. De vrouw had ontvangen. Voor de wereld zocht hij van de schande af te komen. TJria haar man werd uit het leger geroepen. Doch hij ging niet af naar zijn huis. Wedergekeerd in het leger, kreeg Joab bevel, dat hij Uria in de voorste gelederen moest stellen, waar de strijd het sterkst was. Deze list gelukte. Uria stierf. David wast zich schoon met een gehuicheld compliment. Hij wist dat hij loog. Toch ging hij door. Hij nam Bathseba ter vrouw.
De Heere vergat David niet. Hij zond Nathan. Met een gelijkenis van een rijke man, die iemand onverwacht te gast kreeg en het enige ooilam aan een armen man ontnam om dat die gast voor te zetten, zocht hij de koning zijn zonde voor ogen te stellen. Zijn zonde zag hij niet, maar de zonde van die rijke man. En David streek het vonnis en zei: . „Hij is een kind des doods”. Toen zei Nathan: „Gij zijt die man.”
Hierop telde Nathan op de weldaden die de Heere aan David bewezen had: Gezalfd tot koning, uit Sauls hand gered, zijn paleis en de ganse hofhouding hem gegeven en het koningschap over Israël en Juda. Ja, zo hij het van de Heere begeerde, nog meer wilde Hij hem geven. „Hoe ondankbaar zijt gij dat de Heere hebt veracht en overspel bedreven en zelfs doodslag begaan." Nathan zegt David aan, dat het zwaard van zijn huis niet zal wijken; dat zijn zonde met dezelfde zonde aan zijne eigen vrouwen zal gestraft worden.
David beleed Nathan, dat hij tegen de Heere gezondigd had. Hier blijkt David een begenadigd mens te zijn, die wederkeert. Nathan troostte hem, dat de Heere zijn zonde had weggenomen en niet sterven zou. Dóch de gedreigde straffen werden uitgevoerd: ’t kind stierf. Zijn zoon Amnon bedreef bloedschande. Absalom diens broeder vermoordt hem. Absalom werpt zijn vader van de troon. Absalom werd gedood. David wordt op de troon hersteld maar een burgeroorlog brak uit. Een hongersnood van drie jaren werd verzoend door de dood van Sauls nakomelingen. Jonathans zoon werd gespaard.
In die bange tijden van staatsberoeringen, toen David vluchtte voor zijn zoon Absalom, stelde de boze, boze Simieï zich aan Absaloms zijde en overlaadde David met scheldwoorden en verwensingen en wierp met stenen naar David en zijn hovelingen. Tegenover Simei gedroeg David zich zó godvrezend, dat hij hem aan het moordend geweld van Abisaï onttrok, die de smaad, de koning aangedaan, niet kon verdragen, en zich onderwierp aan hetgeen God hem, rechtvaardig om der zonde wil, oplegde.
Deze geschiedenis is een. spiegel voor onze tijden, met dit onderscheid dat toen de zonde nog gestraft werd en nu heeft de Heere de wereld overgegeven om zich rijp te maken voor de ondergang. Toen was de zonde zonde, nu is de zonde geen zonde meer. Onze atheïstische tijd zoekt God en gebod aan de wereld te ontroven om de mens zijn natuur te laten uitleven. Daarvan verwacht men de heilstaat.
Daarvan verwacht men de heilstaat. Davids gedrag te midden van al de beroeringen, die hem en zijn volk treffen, dient ten voorbeeld voor allen, die God vrezen en bizonder voor de Overheden. David erkende en beleed dat het zijn schuld was en dat deed hij voor God en voor de mensen. David had de hemel en de aarde beroerd door zijn zonde tegen het zesde, zevende, achtste en negende gebod, en wel voornamelijk tegen het zevende gebod. De zonde was in het verborgen bedreven en werd in het openbaar voor het oog van alle mensen gestraft. Als een aanhoudend onweder ging Gods wraak over het huis van David. Zal men nog niet geloven en het durven ontkennen, dat God een wreker is en zeer grimmig dat Hij de toorn Zijner vijanden behoudt en zelfs zijner geliefste kinderen met de roede bezoekt? „Als de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen.”
Daarom behoren wij de zonde het meest te vrezen. De zonde beroert de hemel om God in toorn te ontsteken en de aarde vanwege de straffen en oordelen, die God uitgiet over de mensen. David liet niet toe, dat men zich wreekte omdat zijne majesteit was aangerand, daar hy de Majesteit van de Koning der Koningen had geschonden. David boog het hoofd onder het straf gericht, dat de Koning der Koningen over hem uitvoerde en zei van zijn vijand, op wien zijn vrienden zich wilden wreken: Laat hem vloeken want de Heere toch heeft tot hem gezegd: Vloek David. Hij zegt: Ik ben de schuldige, Simei niet. David gedenkt de schuld van Simeï niet, maar vergeeft ze. Wie zou dan zeggen: Waarom hebt gij alzo ge® daan. En dat tot God en tot Simeï ? God, doet recht aan mij en geen onrecht. Simeï is slechts een stok in Gods hand om mij te slaan. Simeï heeft geen kwaad gedaan. Ik heb kwaad gedaan. David neemt het op voor Gods Recht. Hij neemt het niet op voor zijn recht; want hij heeft geen recht dan dat hij van de troon gestoten wordt en ontkroond wordt, gelijk zijn zoon Absalom gedaan heeft. Daarom schreit hij bij zijn graf en roept uit: „Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!” David kent geen schuldige dan al
David kent geen schuldige dan alleen zichzelf. God is vrij. De mensen zijn vrij. David de schuld van alles. Eerst was die rijke man de schuldige, dat hij het enige ooilatn aan die arme man had ontnomen om zijn gast daarmee te voeden. Thans is David die rijke man, die schuldig is. David heeft gestolen. David heeft gelogen. David heeft gedood. David heeft overspel bedreven. Davids geweten beschuldigde hem. Davids hoogmoed rechtvaardige hem. Davids hoogheid maakte hem hard en wreed. Alles moest buigen voor hem. Tot God zich neerboog tot David en in de belofte van de Borg die zondaar liefdevol aannam en hem schuldig maakte, zijn hoogmoed vernederde, zijn hoogheid neerstootte en zijn harde en wrede hart door Zijn goddelijke liefde verbrak. Een vorst de schuld, dat zijn volk lijdt. Weer zegt David: „Wat hebben deze arme schapen gedaan.” Hij pleit voor zijn zoon. Hij pleit voor Simeï. Hij pleit voor al zijn vijanden, dat de Heere hen genadig mocht zijn. David, die Vader des Vaderlands, wil zijn volk, zijn vijanden als zijn kinderen koesteren en in liefde bewaren, voor het grootste gevaar: de toom Gods. En dat waarom? Omdat God in Christus op David heeft willen nederziep, toen hij stout en ondankbaar zich verhief tegen Hem, zijn Weldoener.
David heeft de weg des behouds gevonden voor de grootste der zondaren. Hij is de schuldige. God is rechtvaardig. Door hem alleen is God in toorn ontstoken, gelijk eens door Adam de ganse wereld verloren ging. En als de grote rekendag komt dan zal de schuldige onschuldig verklaard worden om de Borg. En de onschuldige zal voor eigen rekening staan en eeuwig omkomen. Die schuldig wordt door genade onderwerpt zich aan God en Zijn straffen; hij kust de roede. De roede is een honigraat der verdrukking voor hem, er is zaligheid in. Dit is de weg tot een heilzame rust. Ds B.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 maart 1950
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's