Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ween niet - Weent wel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ween niet - Weent wel.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Weent niet over Mij, maar weent over uzelf." (Lucas 23 : 28.)

„Weent niet over Mij!" De Man van smarten spreekt het tot de Jeruzalemse vrouwen, die schreiend en weeklagend Zijn uitleiding naar Golgotha gadeslaan, geschaard ter zijde van de weg. Maar spreekt HiJ 't niet ook, over de

Maar spreekt HiJ 't niet ook, over de vrouwen heen, tot allen, die in der eeuwen loop, in de geest Hem zouden gadeslaan, dragende Zijn kruis? En dus ook tot ons, die Hem nu in de lijdensweken volgen gaan op de via dolorosa? Hoe gemakkelijk toch, kan bij de beschouwing van de smartelijke taferelen van 's Heeren lijden vals sentiment worden gewekt. Een tot tranen bewogen medeUjden met die „lieve" Jezus, die zo heel bittere smarten te dragen krijgt. Die vreselijke geseling, die vrese

Die vreselijke geseling, die vreselijke doornenkroon. Dat vreselijke kruis. Maar wie zó reageert op de aanschouwing van de lijdende Knecht des Heeren, verstaat niets van de bloedige ernst, van de schrikkelijke werkelijkheid van de worsteling tussen hemel én hel om de ere Gods en de verlossing der ziel. Zó was het ook bij die vrouwen.

Bij haar spreekt het gevoel, maar de kennis ontbreekt. Het wenen tot God over gruwelijk onrecht wordt gemist. Daar zijn tranen, maar geen inzicht van zonde en schuld; geen vrezen voor een rechtvaardig oordeel. Ja, wel medelijden hebben deze vrouwen, maar geen zelfkennis; wel gevoel, maar niet van eigen schuld; wel een smart, maar niet over eigen ellende. Gemoedelijkheid en aandoening en

Gemoedelijkheid en aandoening en tranen kunnen geen oordeel afwenden, geen ware bekering vervangen, geen eeuwige zaligheid brengen. Ondanks dit medelijden, zal het oordeel komen. En daarom keert Zich de Heiland tot deze wenende en klagende vrouwen om ook haar te beklagen en niet om te troosten en te bemoedigen.

„Weent niet over Mij!" Neen, nu niet en nooit!

Jezus wil er mede zeggen: Ik ga wel naar het kruis en lijd smarten, vele smarten, maar Ik ben in de weg der gehoorzaamheid. Mijn weg is de weg naar de heerlijkheid!

O, wie op de lijdensweg achter Jezus aan gaat en ziet met een oog van verlichting des Heiligen Geestes, die zal het verstaan: Zijn lijdensweg is een triomfgang, die uitgang is een ingang in de heerlijkheid, die optocht is een zegetocht voor de kroon. En die Zijn werk kent, die weent niet over, maar roemt in en juicht om het lijden van Christus. ,,Weent niet over Mij!... maar weent over uzelf!"

Jezus vraagt onze tranen niet voor Zich. Hij vraagt ze voor ons-zelf. Ach, er is zoveel onderscheid in de tranen die achter Jezus gestort worden. Die van Jeruzalems dochters waren tranen van vleselijk medelijden met de Heere Jezus, Die zij aanzagen als de „mishandelde onschuld." En zulke tranen behagen de Heere niet, die vergroten Zijn smart. Hoeveel van die klagers zullen er in de buitenste duisternis worden gevonden, die het nimmer hebben verstaan en er ook nooit in kwamen: „voor onze overtredingen tot zonde gemaakt." Gode zij dank, daar worden ook an

Gode zij dank, daar worden ook andere gevonden. Die ook wel klagen en wenen, maar oVer ziohzelven. Die hun wegen hebben leren doorzoeken. Die niets in zich ontdekken dan zonde en schuld en geen uitkomst meer zien. Dan wordt het beleefd: „maar weent

Dan wordt het beleefd: „maar weent over uzelf!"

Want wenen is noodzakelijk. Als God werkzaam wordt aan de ziel, dan komt er verbreking des harten, een verbroken hart en een verslagen geest, 'k Beken, o Heer, aan U oprecht mijn zonden! Dan weent de ziel het uit voor God vanwege zonde en schuld. Dan is het wenen een persoonlüka zaak.

Ach, hoevelen wenen over wat een mens wordt, en niet over wat een mens Is.

Maar zeg mij, lezer, hebt gij ooit geweend over uzelf? Dat is over uw toestand voor de eeuwigheid, uw schiüd voor God, uw zonden en uw diep verderf?

Over uzelf, zegt Jezus tot de dochteren van Jeruzalem. En als dat waar wordt, dan hoort men een levende klacht, gewerkt door Gods Geest in de ziel. Dan wordt het een bamgie klacht in het eenzaam voor God. Maar dan ia het ook zo'n zalige klacht, omdat die klacht reikt het oor en hart van Jezus, en omdat Hij dan spreekt tot de klagende ziel van Zijn genade en vree.

O, als het recht wenen wordt over eigen zonde, dan wordt die zonde schuld en die schuld, schuld tegenover God, en dan belijdt de ziel het voor Hem onder tranen:

Ja, ik kost Hem die slagen. Die smarten en die hoon;

Die smarten en die hoon; Ik doe dat kleed Hem dragen. Dat riet, die doornenkroon. De sloeg Hem al die wonden. Voor mü moet Hij daar staan. Ik deed door al mijn zonden, Hem al die jamm'ren aan. Dan is er geen plaats voor medelij

Dan is er geen plaats voor medelijden met Jezus, maar alleen voor medelijden met zichzelf. Dan leren wij instemmen met de dichter: ,0 Heer! sla toch op mijn geschrei Uw oog; wil naar Uw Woord mijn geest verstandig maken."

Zalig, die zó wenen over zichzelf. Want zij zullen vertroost worden. M'hamis Ds N. de Jong.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Ween niet - Weent wel.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's