Rondom de Landbouwschool

Woensdag 31 Mei hebben v/lj te Barendrecht de vergadering- bijgewoond van het bestuur van de K.Z.H, met de keurmeesters van deze Keuringsdienst. Op deze vergadering wordt aan alle keurmeesters een leidraad verstrekt voor het aanstaande keuringsseizoen, terwijl deze leidraad uitvoerig wordt besproken. lil zijn openingswoord deelde de voorzitter, de heer D. Vogelaar uit Stad aan 't Haringvliet o.m. mede, dat voor de oogst 1950 het aantal ha van de voor keuring te velde aangegeven gewassen plm. 15% lager is, dan het vorige jaar, doch dat de K.Z.H, in verhouding tot de andere keuringsdiensten in ons land tevreden mocht ziJn, aangezien voor sommige Keuringsdiensten deze vermindering tot 50% bedraagt.

Dit jaar is de ontwikkeling van het aardappelgewas sterk verschillend. De stand is in vele gevallen onregelmatig, open plaatsen tengevolge van onderzeeërvorming en fusarium rot komen meer voor dan de voorafgaande jaren. Uit de gegevens, welke worden verkre

Uit de gegevens, welke worden verkregen bij vergelijkingen van de bladluistellingen en de gezondheidstoestand van de nateelten, waarvan het pootgoed telkens tijdens de tellingen werd geoogst, is niet alleen gebleken, dat het percentage ziek in de nateelt toenam, naarmate later werd gerooid, doch ook dat de ziekte toenam naarmate de zieke planten later werden verwijderd. De verklaring hiervoor is heel eenvoudig.

De eerste bladluizen welke op een zieke plant terecht komen, worden besmet. Ze verplaatsen zich en brengen de smet stof over op gezonde planten. Op deze planten ontwikkelt zich een tweede generatie, welke door zich te voeden met sap van deze planten, eveneens worden besmet en dit spel blijft zich in de loop van het seizoen voortzetten. Het komt dus hierop neer, dat, indien de eerste generatie in de gelegenheid is zich te besmetten, alle nakomelingen in de opeenvolgende generaties gedurende het seizoen steeds smetstofdragers zullen zijn, doordat zij in de voorziening van hun eerste levensbehoefte zijn aangewezen op planten, welke door de ouders zijn besmet. Het vormen van nesten in de omgeving van zieke planten is hiervan een sprekend voorbeeld. Een eerste vereiste is dus, dat de zieke planten zo vroeg mogelijk worden verwijderd. Te laat selecteren geeft de grootste tegenvallers.

^^De selectie moet dus zo vroeg mogelijk jyj^ts vinden, in elk geval vóór de blad- pp"* vn grote getale aanwezig zijn. tio­ mni^? planten moeten zo voorzichtig mogeiv)\^ gerooid en direct in een luisai^^^j.g ^ak gedaan worden om verspreva.^ jj van Imzen te voorkomen. De moeüerknol en eventueel reeds nieuw gevormde knollen moeten eveneens verwijderd worden. De zieke planten moeten direct van

De zieke planten moeten direct van het veld verwijderd worden en mogen niet op het eind van het veld of m de nabij gelegen sloten worden gestort, ook niet voor korte tijd, daar de luizen anders de gelegenheid krijgen zich naar gezonde planten te verplaatsen.

Speciaal moet er op gelet worden, dat geen zieke planten onder de armen van het veld worden gedragen daar hierbij altijd luizen afvallen, die het perceel kunnen besmetten. De zieke planten moeten vernietigd

De zieke planten moeten vernietigd of zodanig behandeld worden dat gevaar voor besmetting is uitgesloten. In de practijk is het dus zo, dat de zieke planten direct in een luisdichte zak worden gedaan en hier niet meer uitkomen, voor dat ze op de plaats zijn, waar ze onschadelijk gemaakt worden (begraven of bedekken met grond of mest). Tegenvallers zullen bij volledige naleving van bovenstaande aanwijzingen voorkomen worden. In het keuringsreglement van de N.A.K. is opgenomen, dat een aangeslotene, wiens planten voor keuring zijn aangenomen, verplicht is afwijkende en zieke planten onmiddellijk van het veld te verwijderen en op afdoende wijze onschadelijk te maken.

Op bovengenoemde vergadering hebben de keurmeesters opdracht gekregen om speciaal aandacht hieraan te schenken en bij onvoldoende uitvoering klasse­verlaging toe te passen. Men zij gewaarschuwd.

Wanneer we bedenken, dat de bladluizen de overbrengers zijn van de meeste virusziekten, kunnen we veronderstellen, dat we van deze virusziekte bevrijd zouden zijn, wanneer we de bladluizen op afdoende wijze zouden kunnen bestrijden. Spuiten of stuiven met een of ander luizendodend middel, zou voor de aardappels een averechtse uitwerking hebben, omdat we op deze wijze ook zouden medewerken, de overlevende luizen te verspreiden, en dat moeten we m ieder geval zien te voorkomen. Wel bestaat er een vergif, dat in de grond kan worden gebracht, waarop de aardappels zullen worden gepoot. Wanneer de aardappels dit vergif opnemen, en er komen daarna op de bladeren bladluizen die zich te goed willen doen, aan het sap der bladeren, dan worden ze door het vergif, dat in dit plantensap aanwezig is, gedood. Tot zover is alles prachtig. Doch ook de knollen bevatten dit vergif, en zijn daardoor gevaarlijk voor de consumptie. Daardoor is dit bestrijdings middel onbruikbaar, aangezien het middel tot nog toe erger is dan de kwaal. In deze richting is men nog wel steeds zoekend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen