Een volk dat geen volk was
En zal Mij ontfermen over Lo- Ruchama; en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi; gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God! (Hosea 2 : 22b.)
De profeet van Godswege geroepen m den volke het oordeel Gods voor te ouden, laat beluisteren de verloren toetand, w^ar het bondsvolk zich in beindt. En achter dat volk is getekend e verlorenheid van het ganse menselijk eslacht; zowel Jood als Heiden. Immers de verloren toestand wordt voorehouden in het Lo-Ruchama, niet ontermd en het Lo-Ammi, mijn volk niet. Zulks bepaalt ons bij onze verloren oestand, hoe de mens als kind van Adam ligt in de gescheidenheid van zijn chepper, en alzo in een staat van niet ntfermend, en geen volk te ijn.
Uit zijn oorspronkelijke staat viel hij it en stortte zich in de staat der verorenheid. Van en uit het deugdenbeeld Gods in
Van en uit het deugdenbeeld Gods in kennis, gerechtigheid en heiligheid, gaf hij zijn Maker de scheldbrief en viel atan moed- en vrijwillig toe. Edens bewoner werd Edens balling. Met vijgebladeren zich dekkend om zijn Schepper en Maker te ontvluchten, om nimmer zijn Formeerder meer te zoeken. O zonde, o zonde, in Adams bondsbreuk de ontein aller ongerechtigheden. Gezonken beneden 't redeloze beest. De os kent zijn bezitter, de ezel de kribbe zijns meesters, maar het volk, getekend met het uiterlijke sacrament, kent Mijner niet, alzo spreekt de Heere. Vreselijke en ontzettende toestand. Alle mensenhulp schiet tekort om de verloren zondaar, liggende in een drievoudige dood uit deze jammerpoel op te halen. De diepte van deze ellende is nimmer onder woorden te brengen, en de ellende van deze ellendestaat is, dat de mens zich hiervan totaal onbewust is. Hij meent zich rijk en verrijkt en weet niet dat hij is arm, jammerlijk, blind en naakt.
In die staat der verlorenheid heeft de mens die dood lief, hetzij in de doorbreking in de ongerechtigheid of in eigenwillige godsdienst, om aldua voortgaande neer te storten in de diepte der rampzaligheid. Vreselijk toch zal het zijn te vallen in de handen van Hem, Die toornt, beide over aangeboren en werkelijke zonden en met een rechtvaar dig oordeel straffen zal, met tijdelijke en eeuwige straffen.
Is hieraan ontkoming mogelijk? Aan de zijde van het gevallen creatuur, neen. Zo min de moorman zijn huid en de luipaard zijn vlekken kan veranderen, zo min kunnen wij goed doen, die geleerd zijn kwaad te doen. En laat ons andermaal gedenken aan de lichten, die aan Gods kerkhemel hebben geschitterd, waarvan de godzalige vader Abraham Hellenbroek er één was, die getuigt, dat er alzo naast satan geen ngelukkiger schepsel is dan de onweergeboren zondaar. Maar als dan aan de zijde des mensen
Maar als dan aan de zijde des mensen lles ligt in het onmogelijke, o eeuwig, nuitsprekelijk wonder, er waren eeuwig eidsgedachten over dat gevallen creauur. De profeet, wiens woord we mogen
De profeet, wiens woord we mogen anhalen, is genaamd Hosea. Die naam etekent heil. Welnu, zijn naam is en program. Er was heil uitgedacht, gelijk Gods Woord in de Romeinenbrief ons laat beluisteren: Romeinen 9 : 25. „Gelijk Hij ook in Hosea zegt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was. Mijn volk noemen en die niet bemind was. Mijn beminde. En het zal zijn, in de plaats waar tot hen gezegd was: Gijlieden zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen des levenden Gods genaamd worden." Nu is zulks niet omdat wat aan of in het schepsel is, maar Hij is alleen bewogen om Zichzelfs wille en uit Zichzelfs wile. Engelen waren begerig om in te zien, hoe het mogelijk zou kunnen zijn, dat een verloren schepsel weer in gemeenschap zou worden gesteld. Hier is ook elke gang van het verloren schepsel buiten gesloten. Het „Ik zal Mij ontfermen" is de eeuwigheidsgedachte om uit het gevallen menseUjk geslacht, sommigen te verkiezen en de anderen te laten liggen.
O diepte des rijkdoms beide der wijsheid en der kennisse Gods! hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft de zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn Raadsman geweest? Zulks niet om een voorgezien geloof of goede werken Hier moet elk Pelagianisme of Arminianisme uitgebannen. „E n z a 1 M ij o n t- ferme n." Dit zal zijn uit het Wezen Gods, een allergenegenst willen. Hier zingt een dichter van: „Het waren mijne deugden niet, dat ik niet ging verloren." O! wonder van zalig worden: „Gij ziet uw roeping broeders: niet vele rijken, niet vele edelen, maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, om het wijze te beschamen. Zalige levenservaring, als de Heere inleidt in het vrijmachtig besluit der eeuwige souvereiniteit: ,,De Heere is mij verschenen van verre tijden: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde en daarom getrokken met de koorden des ontfermens." Hoe was Nederland eens beweldadigd,
Hoe was Nederland eens beweldadigd, toen deze leer van Gods souvereiniteit werd beleden en verdedigd en hoe zijn nu de paden der vaderen verlaten en is mitsdien het Woord des Heeren de rug toegekeerd. Hoe mocht de boetbazuin wel klinken bij de Godsverlating en -verzaking: „O land, land, land, hoor des Heeren Woord." Al is er bij sommigen nog erkenning hoe spaarzamelijk is de beleving en nog minder de inleiding door de bediening des Heiligen Geestes van dit eenzijdig Godsplan waar een drieenig Goddelijk Wezen Zich in wil verklaren.
O, ontbind de schoenzool uwer voeten, want de plaats, waarop gij staat is heilig land, klinkt het de Kerke Gods tegen, die het leerde bij de aan. of voortgang: Lo-Ruchama, niet ontfermd, Lo-Ammi, Mijn volk niet; en dän ontfermd en M ijn vol k, v. B.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 september 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 september 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's