Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hope op de Heere!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hope op de Heere!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En nu, wat verwacht ik, o Heere! mijn hoop, die is op U. (Ps. 39 : 8.)

De tegenspoeden des levens zijn vele. Dit is de ervaring van alle mensenkinderen op aarde; en dat vanwege het ontzettende Woord door de mond des Heeren gesproken in het paradijs, waar de mens zich in de daad der ongehoorzaamheid aan God vergreep: „en het aardrijk is om uwent wille vervloekt." En vanaf dat ogenblik is heel het leven der mensen één grote teleurstelling. IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid, zegt ons de wijze Prediker. De dichter van Psalm 39, David, kon er van spreken dat het waarheid is, dat al wat van de aarde is, teleurstelt.

Heel zijn leven was een aaneenschakeling van teleurstelling van al wat stof is. Daarvan spreekt hij ook in deze Psalm, welke blijkt te zijn uit de tijd toen hij voor Absalom vluchten moest. Toen zag hij zich alles ontvallen, zijn koninkrijk, zijn aardse bezittingen, zijn eer, ja zelfs zijn moed. Hij verloor alle hoop en verwachting, en moest bevinden dat al zijn heerlijkheid ijdelheid was.

Daar gaat hij heen als een berooid man, barrevoets en met omwonden hoofd, klagende en wenende, nageschreeuwd door een man, die hem vloekt en zijn verachting over hem uitspreekt.

David Koning af, koning zonder land en zonder volk, voor de zoveelste maal in zijn leven een ballmg op aarde, verdreven van huis en hof, en het moetende inleven: „Ik ben een vreemdeling op de aarde." Als we hem zo zien gaan, moeten we dan niet zeggen: is dat de man naar Gods hart? De lieveling Gods?

Ja, mijn lezer dat zijn die wegen Gods die in het heiligdom zijn. Raadselachtige wegen voor de natuur, pijnlijke wegen voor het vlees, maar profijtelijke wegen voor de ziel; wegen om de ziel los te maken van het stof en het zinlijke, en de ziel te leren: hier beneden is het niet. Want ook de harten van Gods volk kunnen zo vast raken aan het aardse, er zo aan gebonden worden. dat er schier geen genegenheden meer overblijven voor het Goddelijke en eeuwige. Maar:

Hij kan wel wegen vinden waarop uw voet zal gaan'.

En dat zijn wegen waarop en waarin alle verwachting van de aarde waarin we vast zitten vergaat. Wat we liefhebben ontvalt, waarop we leunen en ons vermaak in hebben, ontgaat onze vingeren, en we zien ons beroofd van hetgeen waarop we onze hoop bouwden. Zo ging het ook met David, toen hij uitriep. En nu, wat verwacht ik, o Heere! Wat zal ik nog verwachten van dit leven?

Bij de mensen is geen trouw en waarheid, maar ook bij mij zelven niet. Ik ben met de mens beschaamd uitgekomen, maar het meeste met mijzelven. Het is de ervaring van Gods volk. O, wat hebben ze een verwachting gehad van dit en van dat. Van hun bekering, van hun ervaringen en ontmoetingen, maar het is of hun alles ontglipt. Ledige handen, de rust de vrede die ze meenden te hebben ontvalt ze, him verwachting vergaat.

Als David alles ontvalt, heeft hij dan niets meer over, heeft hij dan nergens houvast meer aan? Ja! door genade had hij geleerd, om, van al wat stof en mens is, in bange noden en hachelijke omstandigheden, op God zijn hope te stellen. Mijn hope die is op U! Zo was zijn uitroep. Als hem alles ontzinkt houd hij God over. Gelukkige David, God overhouden is:

Gelukkige David, God overhouden is: alles verliezen, en nochtans alles te bezitten, arm te zijn en nochtans rijk, o, driewerf gelukkige. Uw hoop op God te hebben, die komt nooit beschaamd uit. Die op den hogen God vertrouwt, die heeft op geen zandgrond gebouwd. Hij is de onveranderlijke Rotststeen die trouwe houd tot in eeuwigheid. Bergen mogen wijken, en heuvelen mogen wankelen, maar het Verbond Mijns Vredes zal niet wankelen zegt de Heere Uw ontfermer. O, wat heeft Gods volk temidden van alle teleurstelling en ontvallen van het stof, en verlies van alle verwachting, toch een vastigheid in haar hope op God. Mijn hope die is op U. Op den eeuwige, de Almachtige, de regeerder en Onderhouder van alle dingen. O, die Heere, is him hope voor tijd en eeuwigheid, voor lichaam en voor ziel. Hij red ze uit alle gevaren en noden, en verkwikt hun ziel met Zijn gunst en Zijn lieflijke tegenwoordigheid. Zodat ze de dichter wel eens nazingen op de puinhopen van hun verwachting:

In de grootste smarten Blijven onze harten In den Heere gerust.

O, volk van God, mocht er meer verlies zijn, er zou meer winst zijn, stelde de aarde meer teleur, men zou meer weten wat we aan God hebben. Maar ach, wat leven we er ver vandaan menig maal, zodat de kerk klagen moet: hoe kleeft mijn ziel aan 't stof! Hoe zijn de kostelijke kinderen Sions, de aarden flessen gelijk gerekend geworden. En daarom zo weinig: en nu, wat verwacht ik, o Heere, mijn hoop, die is op U. De Heere gedenke nog eens zijn volk, in deze donkere en duistere tijden, door ze nog eens los te maken van het stof, en boven hetzelve te verheffen, en met het hemelse te vervullen, opdat Sions Koning nog eens verheerlijkt worde, en de glans der eeuwigheid Sions kinderen moge vervullen temidden van de chaos ener ondergaande wereld. Mijn hoop die is op U, dat mist ge m^jn onbekeerde lezer, helaas! Uw verwachtingen ziet ge menigmaal de bodem ingeslagen, teleurstelling op teleurstelling moet ge menigmaal bevinden, maar, mijn hoop is op den Heere mist ge, dat kent ge niet! O, wat zijt ge dan arm en ongelukkig. Straks moet ge heel de wereld los laten, en dan vergaat Uw laatste verwachting, om dan hopeloos te verzinken in de eeuwige wanhoop. O, mijn arme medereiziger, bedenk wat tot Uw eeuwige vrede is dienende, nog is het de weiaangename tijd, nog is het de dag der zaligheid. Wat ge nog mist, namelijk hope op God, zoudt ge nog kunnen verkrijgen, daar de deur der genade nog niet is gesloten. Maar haast U, haast U, om uw levenswil.

In Christus Jezus is er nog ontkoming, en nog verkrijging van hoop, voor de tijd en voor de eeuwigheid. WelgelukzaJig de mens die op den Heere leert hopen, en op Zijn Naam betrouwen, want die zal nooit beschaamd worden. Zoek dan Davids God, terwijl Hij nog te vinden is. En volk van God, klein en groot: Weest in geen ding bezorgd. Maar laat al Uw begeerte, met bidden en smeken, en met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede Gods die alle verstand te boven gaat, moge uw hart en zinnen vervullen in Christus Jezus! Pilip. 4 : 6—7. Dat lere en schenke de Heere mijn lezer U en mij om. Zijn Zelfs Wil. St. Philipsland Ds v. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 december 1950

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Hope op de Heere!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 december 1950

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's