Late Lente
De farmer in Cajiada is gastvrij. Stelmaker komt de ruiters eveneens tegemoet.
„Good bey", groet ook hij. De ruiters salueren. ,,Good bey. Mr ?" „Stelmaker," zegt Jan.
„Mr .Stelmaker, mogen wij wat verpozen?" „Komt binnen, boys."
„Komt binnen, boys." Dan gaan de twee vertegenwoordigers van de Royal Canadian Mounted Police, de Canadese bereden politie, naar binnen en zij groeten het daar aanwezige gezelschap: de beide dochters en de drie studenten. ,,Warm?" vragt Bertha.
„'t Is om te stiltken, Miss", meent de oudste ruiter. Hij heeft een onderscheidingsteken op de rechtermouw. John heeft hem op goed geluk sergeant genoemd en dat klopt. De andere ruiter heeft nog geen rang.
,,Zet je, mannen. Melk? Limonade? Karnemelk!" Eén woord en ze krijgen wat zij verlangen. Dat blijkt karnemelk te zijn. Eten? Neen. Heel vriendelijk aangeboden, maar een uurtje geleden hebben zij onderweg geg'eten. In de zadeltassen der paarden is proviand genoeg. Behagelijk zetten zij zich in een luie
Behagelijk zetten zij zich in een luie stoel, de lange benen over elkaar, 't Is vreemd, maar waar: alle Mounties zijn lang en slank. Misschien worden ze wel uitgezocht voor het keurkorps, dat gezien is in Canada. Beleefd zijn die lui ook.
,,Dat smaakt. Miss", zegt de sergeant, die in één teug de beker karnemelk heeft leeggedronken. ,,Heerlijk fris."
John treedt binnen. Hij Iieeft de twee jDaarden verzorgd en vastgebonden. Juist hoort hij zijn vader vragen: ,,Hoe komen jullie hier verzeild? Ik ben mij van geen kwaad bewust."
De sergeant lacht smakelijk, terwijl hij een sigaret opsteekt, die Bill hem en zijn kameraad heeft gepresenteerd. „We zitten achter een paar veedieven
„We zitten achter een paar veedieven aan. Al een paar weken. De schoeljes ontkomen ons telkens. Maar we krijgen ze wel," Dat beamen allen. Ze weten: dat is
Dat beamen allen. Ze weten: dat is geen grootspraak. Al duurt het weken, maanden, misschien wel een jaar, de schuldigen ontkomen toch niet; wie de belangstelling van de Mounties heeft, kan er op rekenen, dat die niet rusten vóór hij achter slot en grendel zit. Op hun taaie paardjes draven zij land en bos en prairie kris kras door tot in het onherbergzame noorden toe, waar geen mensen meer wonen. Er zijn afdeling^en in dit politiekeurkorps van drie duizend man, die uitgerust zijn met een draadloze installatie. Midden in de prairie praten zij met het hoofdkwartier in Ottawa. Je luistert gespannen toe, als zij vertellen. ,,'k Heb geen ongure individuen in
,,'k Heb geen ongure individuen in de buurt gezien", merkt Jan Stelmaker op.
Dan schateren ze opeens van de gulle lach. V/ant laat die sergeant nu strak Bill Red zitten aanstaren! „Ha, die Bill! Wat heb ik gezegd?"
„Ha, die Bill! Wat heb ik gezegd?" plaagt Bertha.
,,Ben jij misschien een Yersey uit Lethbridge?" vraagt de sergeant. Bill springt koddig in de houding. „Klopt, boy."
„Je bedoelt: sergeant. Schaam je, een Mountie aan te spreken met „boy", zet Alice de student op zijn nummei-.
„Gezellige boel is het hier?" Van Hollandse afkomst?" informeert de sergeant, die blijkbaar het woord doet. Zijn kameraad heeft nog niets gezegd. Die lacht maar. ,,Geraden," antwoordt de boer.
„Dacht ik wel. Dat moet een aardig landje zijn. Maar 't komt er weer lelijk tussen te zitten. Hebben jullie het laatste nieuws al gehoord?"
„Vanmorgen, ja. 't Wordt vast oorlog in Europa, dacht je niet?" vraagt Jan Stelmaker.
„V/is en drie. Er is geen twijfel meer aan. Ik kan straks mijn baantje wel vaarwel zeggen."
„In militaire dienst?" vraagt James levendig. „Ik ben reserveofficier. Nu, dan weet
„Ik ben reserveofficier. Nu, dan weet je het wel. „Misschien valt het mee", zegt Ber
„Misschien valt het mee", zegt Bertha. „Als puntje bij paaltje komt, haalt Duitsland wel bakzeil, dacht je niet?" Dan komt Jim Davidson in vuur. Hij drukt zijn sigarettenpeukje in de asbak uit en barst los: ,,'t Mocht wat! Hitler zet door, reken maar! Die stomme Chamberlain zit in München zoete broodjes te bakken en de stakkerd ziet het niet, dat hij stapel voor de gek gehouden wordt. Ik ga mij vrijwillig melden, als de ketel daar ginds springt."
,,Ho, ho, je vader is er ook nog", kalmeert do boei'.
„Vader? Die gaat als legerpredikant naar Europa. Jullie kunnen er van op aan. En de Jongemannenvereniging bereidt er zich op voor, auto's met lectuur en zo gereed te hebben." Jan Stelmaker kijkt de student ver
Jan Stelmaker kijkt de student verwonderd aan. Jim, de zoon van dominee Davidson, is geen opschepper. Hij is een bezadigde jonge man, de boer kent hem al jaren, want dominee Davidson preekt zo nu en dan in het Hollands kerkje in Granum. Jim weet v/et, v/at hij zegt. Maar van dit nieuws zit de farmer toch versteld. Er is nog niet eens oorlog in Europa en Jim weet al te vertellen, dat zijn vader en de Christeüjlte Jongemannenvereniging er reke ning mee houden. Zó zegt hij het ook,
„Oorlog' komt er vast, mensen", zeg't de sergeant. ,,Duitsland haalt geen bakzeil. Dat mag u wel hopen" — dit tot Bertha — „maar er kom»t niets van. Ik verneem het al: het laatste nieuws hebben jullie nog niet gehoord. De radio van elf uur." Dat klopt. Bertha had vader beloofd,
Dat klopt. Bertha had vader beloofd, te zullen luisteren, maar zij had het zo druk gehad, dat zij het glad vergeten had. „Is de oorlog al uitgebroken, sergeant?"
„Zover is het nog niet. 't Zal nog wel even duren. Maar het komt er van. Het laatste nieuws is, dat Duitsland en Rusland een verbond hebben gesloten, Duitsland zal Rusland niet aanvallen en Rusland Duitsland niet. In de Rug is de Duitser dus gedekt."
,,Een verbond tussen Duitsland en Rusland ?! Di© twee vrienden ? En 't ziin vijanden! Hitler scheldt altijd op de Communisten", zegt Jan Stelmaker verbaasd.
„Hoge politiek", meent de ^Tountic, die zich wonderwel op zijn gemak gevoelt in dit gezelschap en nog' eens verzitten gaat.
In gev/one omstandigheden zou de farmer de boys en zichzelf ai hebbon opgejaagd: vooruit, de tarwe moet er uit! Maar nu laat hij de tarwe tarwe. Het gist in de wereld, dat staat vast. En Canada krijgt er straks ook mee te maken. En misschien zijn afgelegen boerderij ook. Want John... John...
John denkt misschien ::elf niet zover Hij bekijkt vol belangstelling de pohtiesergeant. De b-aitenweerld is op de farm binnengedrongen. Dat is weer eens wat anders.
,,Ik denk er anders over. Mr Slelmrker", laat Jim zich horen. ,,,Duitslan.i en Rusland vijonden? Och kom, nazigtspuis en communisten, het is één i ot nat, broertje en zusje. Allebei vijandtr. van de Christelijke godjdienst. Vrienajes van de duivel, zo moet u het zien."
Do andere Mountie knikt opeens heftig.
,,Dat is all right", zegt hij. „Je hebt je maat gevonden," zegt do sergeant. ,,Hij is de zoon van een dominee, moeten jullie weten. Een beste kerel, hoor. We kunnen goed met elkaar opschieten. Maar een beetje dweept liil wel. 't Mankeeit er nog maar aan, dpt hij met bidden veedieven vangen w' nou, Albert?"
Lachend slaat de sergeant zijn nuK'- ker op de knie. Die kijlzt v/at verlegen rond.
Maar dan ziet hij de vaderlijke bh: van de boer. En hij hoort diens stem, die zegt: ,,Laat je niet van de wijs biengen, boy. Ik snap het al. Je hebt mensen, die menen, dat zij zonder God m de wereld kunnen Icv-on, maar die hebben het mis, sergeant", dit laatste tct de ander epolitieman.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 december 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 december 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's