Late Lente
,,U kunt gelijk hebben, maar ik geloof nu eenmaal niet aan die dingen. Wat daar in Europa gebeurt, is allemaal smerige politiek en dat heeft met godsdienst niets te maken." „Door en door verkeerd gezien", zegt
„Door en door verkeerd gezien", zegt Jim kortaf. „Zeker, politiek is politiek en die kän smerig zijn. Maar je moet de diepere ondergrond en achtergrond zien Nationaal-socialisme is heidendom, anders niets. Uitroe'ien de Christelijke godsdienst, dat is het doel."
De sergeant haalt de schouders op. „Worden we het niet over eens, boy. Maar komaan. Albert, we zullen weer opstappen. Tot aan het front, boy. Het front in Frankrijk zullen we maar zeggen. „Hg kijkt Jim aan." Je meent het immers, dat je als vrijwilliger in dienst gaat?"
gaat?" „Als er oorlog komt, en dat geloof ik vast, ga ik meehelpen, Duitsland bevechten. En jij. Bill?"
„'k Heb altijd het verlangen gehad, d« Rfln te bevaren en Berlijn te zien", antwoordt Bill, droog.
En dan weten allen op de farm: Bill gaat óók. John heeft het vertrek verlaten, om
de snellopende paardjes weer op het erf te brengen. De Mounties nemen afscheid, de ser
geant met veel zwier, zijn kameraad bedeesd. Wanneer deze de boer de hand drukt,
Wanneer deze de boer de hand drukt, houdt Stelmaker die even vast en kijkt hem in de bruine ogen. ,,Je naam?" ,,Albert Dumourez, Mr Stelmaker."
,,Albert Dumourez, Mr Stelmaker." „Frans?" „Oui."
In dit wondere land wonen allerlei soort mensen: Fransen, Engelsen, Schot ten, Ieren, Polen, Hollanders, Duitsers ook wel, en noem maar verder op, zelfs Italianen. En die allen vormen de bevolking van Canada. En ze kunnen het goed met elkaar vinden ook. „Hou je goed, boy. En verlies God niet uit het oog." Hij knikt en glimlacht.
„Dank u", zegt hij eenvoudig. Enkele minuten later draven de Mounties weg, nog vrolijk met de arm zwaaiend.
„Aan het werk, boys," beveelt John Stelmaker.
Dan wordt het stil in de huiskamer van de farm, want de meisjes gaan rustig zitten naaien.
Het is een ruim vertrek met houten, dubbele wanden. De gehel» farm ig vu» hout, gekliefd in de nabije wouden. Elk jaar, in de slappe tijd, wat er bijgebouwd. Zo is een flinke boerderij ontstaan.
Jan Stelmaker heeft goede jaren gemaakt. Maar ook slechte. Er zijn ziekten geweest op de uitgestz'ekte tarwevelden. Die komen nu minder voor, want door de zorg der regertog worden die ziekten bestreden. Erger is soms de sprinkhanenplaag. Vijf jaar achtereen, van 1931 tot '36, waren er zoveel sprinkhanen, dat meer dan de halve oogst vernield werd. Het is in die jaren geweest dat Jan
Het is in die jaren geweest dat Jan Stelmaker zich op de schapenteelt is gaan toeleggen, evenals meerdere boeren. En dan nog wat er bij. Dat deed htj vroeger in de Gelderse Achterhoek, uit liefhebberij, ook zo graag: bijenteelt. Voorzover hij weet, is hg de enige boer in wijde omtrek, die bijen houdt. Bijen bij duizenden. De gewonnen honig komt niet alleen terecht in Granum, maar tot Edmonto, en verdei', toe. Een kleine auto tuft over de zandweg, die van de grote verkeersweg naar de boerderij voert. Met een elegante zwaai draait het wagentje tot vóór de deur en een vief meisje stapt er uit, een tas in de hand.
De beide meisjes glimlachen: Jenny Hekman, de jongste dochter van de Groninger Hekman, die al geruime tijd vöör Jan Stelmaker in dez» contreien w*»»t.
Jenny is natuurlijk ook verengelst, maar de Groninger aard van vader en moeder heeft zij toch niet geheel verloren. Zij kan ook plat Gronings spreken, van kindsaf geleerd. En dan moeten ze soms schateren om de kostelijke, droge humor. Daarom glimlachen de beide meisjes, als zij haar zien. „Goeie, de post," zegt Jenny, binnen
„Goeie, de post," zegt Jenny, binnenstappend.
Uit haar tas komen enkele brieven, de kerkbode, een grctot weekblad. „Zo, Jenny in Granum geweest?" „En verder. In Lethbridge. Bij de tandarts. Geen grapje. En de post gehaald."
Brievenbestellers komen niet op de farm. Dat zijn géén afstanden! Elko farmer heeft op het postkantoor in Granum een box. Grote kinderen, die de school bezoeken, brengen de post dan mee naar huis. Vrienden en kennissen doen het ook wel. In elk geval komt de post ter bestemder plaatse.
Alice en Jenny keuvelen honderd uit. Bertha, die moeder vervangt, heeft de brieven aangepakt. Beide uit Holland; een uit Zwolle, van Opa Stelmaker, die langzamerhand oud begint te worden, en een van moeders familie uit Gelderland, beide brieven achttien dagen geleden geschreven, vlug overgekomen dus. Ztj is weldra in de epistels verdiept. Hollands Schrijven kunnen Alice en zij niet, maar lezen, dat gaat wel. Zij is er z» „in" _ eéa stukje „Holland" is binnengedrongen! — dat het gelach der twee meisjes niet tot haar doordringt en zij, verdwaald en afwezig, opkijkt, als Jenny haar de hand drukt. Want die gaat vertrekken, heeft geen tijd. Zij wil naar huis.
„Ik ben niet erg- beleefd geweest, Jenny. Die brieven..." „Krek als bie ons thuus," schatert Jenny en verdwijnt.
HOOFDSTUK XVII.
Het werk is voor die dag gedaan. Alvorens de rust van de nacht op te zoeken, is het gezin van John Stelmaker met de drie studenten verenigd op een grasveld achter de woning. Het is een heerlijke zomeravond. Cc zon is bloedrood ondergegaan. Een lichte nevel komt opzetten, vooi spellend dat het morgen weer warm zal zijn. De boer en Bertha zitten op stoeien,
De boer en Bertha zitten op stoeien, de anderen in het gras. James Windsor heeft op zijn mandoline getokkeld ea ze hebben gezongen, dat het een aard had.
Dan komt het gesprek in enen op de brieven, die uit Holland gekomen zijn, zo ongemerkt, hoe gaat dat?
En John Stelmaker vertelt, dat or natuurlijk in Holland bezorgdheid is over de internationale toestand. De grenswacht is er gemobiliseerd. Men houdt rekening met een algehele mobilisatie van leger en vloot. Maar men denkt er, dat Holland wel vrij zal blijven, evenals in d« vorige oorlog.
Dat zou heel mooi zijn, maar algehelt mobilisatie is ook erg. De boer vertelt er van, hoe het ganse leven ontwueli werd; dat er gebrek aan voedsel kwar omdat er heel weinig werd ingevoeld hoe Hollandse schepen werden getoi'pf deerd. Hij weet er alles van, want dn tijd heeft hij in Holland immers meege maakt? En dan had hij het niet effl slecht. En — die oorlog duurde !' lang. Vier volle jaren. Niemand had In' g'edacht. ,,Hoe lang zal dan wel een nicu«
,,Hoe lang zal dan wel een nicu« oorlog duren?" vraagt Bertha. „Geen vier jaar", meent Bill R« „Dat bestaat niet. Dan is de hele « reld plat gegooid. Als regen zullen J' bommen naar beneden rollen." „Houd op," griezelt Allee.
„Ja, kind, oorlog is vreselijk", zfj Stelmaker. ,We mogen God wel daiiUe» dat we hier wonen. Canada zal er wf' mee te maken krijgen maar hier l«i de Duitser m elk geval niet komen' ,,Ik snap niet, wat wij er mee te mi ken hebben", merkt James Windsor "l' ,,Laten ze daar in Europa hun eJ.6f boontjes doppen."
„Als Engeland in gevaar is, nioetf' de Dominions bijspringen, dat is dm* lijk," zegt de boer. „Dat is mij nu juist niet duidelijk houdt James vol. „Laat Engeland voo zichzelf zorgen." (Wordt vervoli
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 december 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 december 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's