De nieuwe Verrkeerswetgeving

Nu de wegenverkeerswet 1935 en het Wegenverkeersreglement 1950 per 1 Januari 1951 in werking zijn getreden, is het nuttig de voornaamste bepalingen, waarmede de weggebruikers thans rekening moeten houden, te bespreken, aldus kapitein Hofkamp, hoofdinspecteur van politie.

AUeereerst enkele algemene gedragslijnen, waarbij de politie ook in deze wetgeving beschikt over een wapen, teneinde tegen weggebruikers, die zich niet als „Heer in het Verkeer" gedragen, te kunnen optreden.

I. Het allesomvattende artikel is nl.: „Het is verboden zich op een weg zodanig te gedragen, dat de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak wordt belemmerd of de Veiligheid op de weg in gevaar wordt gebracht of redelijkerwijze is aan te nemen, dat de veiligheid op de weg in gevaar kan worden gebracht."

De redactie van dit artikel is dus zo, dat de weggebruikers reeds strafbaar zijn, zodra hun gedragingen op de weg zodanig zijn, dat de mogelijkheid voor het belemmeren of in gevaar brengen van het verkeer redelijkerwijze aanwezig is. Veelal heerst de foutieve mening, dat

Veelal heerst de foutieve mening, dat men eerst strafbaar zou zijn als het verkeer in gevaar werd gebracht. Bij overtreding van dit artikel kan ook het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van ten hoogste 5 jaar worden ontzegd.

II. Belangrijke zijn de verbodsbepalingen,, t.a.v. bestuurders van voertuigen (motorrijtuigen, rijwielen en andere rij­ of voertuigen), die alcohoudende dranken gebruiken en niet in staat moeten worden geacht het voertuig naar behoren te kunnen besturen. Overtreding wordt gestraft met gevangenisstraf (misdrijf) terwijl eveneens de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van ten hoogste 5 jaren kan worden ontzegd.

III. De onhebbelijkheid van sommige weggebruikers, om na een ongeval, waarbij zij zijn betrokken door te rijden, wordt ook als eenmisdrijf aangemerkt, waarop alleen gevangenisstraf als straf is gesteld. Ook dan kan men zijn rijbewijs kwijtraken echter voor de duur van twee jaar.

VOETGANGERS. Een voetganger is ook een weggebruiker en maakt als zodanig dus deel uit van het verkeer. In verband daarmede zijn de voetgangers enige verplichtingen opgelegd.

a. Zij hebben de plicht van voetpaden gebruik te maken.

b. zo geen voetpad aanwezig is, dan mogen zij van de rijbaan of van het rijwielpad gebruik maken, maar dan zodanig, dat het rijverkeer niet meer gehinderd mag worden, dan onvermijdelijk 'is. c. zij moeten de rijweg en het rij

c. zij moeten de rijweg en het rijwielpad haaks oversteken, zonder nodeloze onderbreking (dus niet midden op de weg of rijwielpad blijven staan praten), en daarbij tevens de voorzichtigheid in acht nemen.

d. zij mogen niet blijven staan op bruggen en nabij wegkruisingen of wegsplitsingen (dus bij hoeken van straten.) ten.) Voetgangers die een marscolonne vor

Voetgangers die een marscolonne vormen, mogen wel de rijbaan gebruiken, mits deze niet gesloten verklaard is voor onbespannen wagens (handkarren b.v.) Dergelijke marscolonnes moeten onder leiding staan van een minstens 16­jarig persoon.

Marscolonnes, (militaire colonnes vallen daarbuiten), moeten bovendien nog voldoen aan de volgende voorwaarden: Ie. Met leider inbegrepen een breed

Ie. Met leider inbegrepen een breedte van hoogstens drie personen naast elkaar;

2e. met leider inbegrepen een lengte van hoogstens 30 personen;

3e. men moet lopen in gesloten formatie;

4a de afstand tussen twee colonnes onderling moet ten minste 30 m bedragen;

5e. ten tijde dat voertuigen een verlichting moeten voeren, dan moet vóór de colonne een naar alie zijden wit uitstralende lantaarn en achter de colonne een naar alle zijden rood licht uitstralende lantaarn worden medegevoerd Marscolonnes mogen dus niet gaan over:

a. zgn. autowegen, dit zgn wegen, welke alleen voor motorrijtuigen, welke sneller mogen rijden dan 16 km per uur;

b. wegen, welke gesloten verklaard zijn voor nbespannen wagens.

Voetpaden zgn alle paden, welke kennelijk niet voor rijverkeer openstaan, of welke als voetpad zijn aangeduid, door middel van een zwart rechthoekig bord, waarop in witte letters het woord: „Voetpad" is aangebracht. Dit bord is tevens een verbod voor voertuigen, rijtrekdieren en vee. Kinderwagens, kruiwagens en derge

Kinderwagens, kruiwagens en dergelijke kleine voertuigen, alsmede invalidewagentjes (geen motorrijtuigen zijnde) mogen wel van voetpaden gebruik maken. Voetpaden mogen niet geheel of ge

Voetpaden mogen niet geheel of gedeeltelijk worden ingenomen door mo torrijtuigen, wagens, rij ­of trekdieren en vee. Het gedeeltelijk plaatsen van een motorrijtuig op 't voetpad, teneinde het verkeer op de rijbaan meer ruimte te laten, is dus niet toegestaan. In samenhang met het voorgaande wordt erop gewezen, dat het spelen op de rijwegen uiteraard verboden is. Het is nl. niet toegestaan op verharde, voor open­ het verkeer met motorrijtuigen staande wegen: a. met ballen of andere voorwerpen

a. met ballen of andere voorwerpen te gooien, voort te schoppen of te slaan; b. op rolschaatsen, autopeds of dergelijke te rijden of

c. kinderspelen te beoefenen.

VOORRANG. De algemene regel is nog steeds: „Rechts gaat voor". Hoe zit het nu met de uitzonderingen?

a. Boven het overige verkeer, (ook al bevindt dit zich op een voorrangsweg of voorrangskruising) hebben altijd voorrang; Politie en Brandweer (mits zij resp. gebrmk maken van een sirene en sirene of bel. Begrafenisstoeten, militaire colonnes en trams.

Opmerking. Deze volgorde geeft tevens aan,de volgorde t.o.v. elkaar. Dus politie heeft voorrang boven al het andere verkeer. Echter de brandweer moet de politie voorrang geven, heeft zelf voorrang t.o.v. begrafenissen etc.

b. VOORRANGSWBG. Het verkeer, op een weg, aangeduid met een vierkant bord op zijn punt voor zien van zwarte omlijsting, witte rand en oranje vlak (dus voorrangsweg) heeft voorrang. Op de zijwegen ten hoog ste 50 na van de voorrangsweg staat dan het driehoekige bord op zijn punt met wit vlak en rode rand (betekenis: nadering voorrangsweg).

Als het u duidelijk is, dan weet u dus nu, dat bv. een auto van de politie, die de sirene gebruikt toch voorrang heeft boven het verkeer, dat op de voorrangsweg rijdt.

c. VOORRANGSKRUISINGEN. Teneinde te voorkomen, dat in een stad een weg als voorrangsweg moet worden aangewezen, terwijl de drukte van het verkeer zodanig is, dat toch een bepaalde richting voorrang moet hebben is in de nieuwe wet de mogelijkheid geopend om zgn. voorrangskruisingen in het leven te roepen. Dwz. dat het verkeer op een weg waarop is geplaatst een rond bord met rode rand en wit vlak, waarin een driehoek op zijn punt met rode rand en wit vlak, terwijl in dit witte vlak het woordje „STOP" voorkomt, bij nadering van een kruising voorrang moet verlenen aan het verkeer op de andere weg.

d. het verkeer op een verharde weg heeft voorrang vóór het verkeer op een onverharde weg; of op een ruiterpad of rijwielpad;

e. bij links afslaan heeft het tegemoet komende vei­keer, dat zijn weg blijft volgen en dat moet worden gekruist voorrang vóór het verkeer, dat linksaf wil slaan; d.w.z. dat een wielrijder, die een kruising passeert en niet afslaat, voorrang heeft voor het motorrijtuig, dat van de tegenovergestelde richting komt en linksaf wil slaan.

richting komt en linksaf wil slaan. f. Overigens heeft het snelverkeer (motorrijtuigen) voorrang voer het lang zame verkeer (andere weggebruikers.) Verkeerslichten.

Men is niet altijd op de hoogte van de betekenis van de kleuren der lampen, welke bij verkeerslichten worden gebruikt. Ter verduidelijking het volgende: a. grtoen licht betekent: doorgaan toegestaan. b. geel licht betekent: Ie, stop vóór de stopstreep;

2e. doorrijden alleen toegestaan voor het verkeer, dat de stopstreep reeds gepasseerd was, dat de stopstreep zo dicht genaderd was, dat redelijkerwijze niet meer vóór de stopstreep kan worden stilgehouden. Tegen dit laatste wordt nogal veel

Tegen dit laatste wordt nogal veel gezondigd. Men moet echter goed bedenken, dat het passeren van het gele licht, dat een stoppen aangeeft, groot gevaar kan opleveren voor andere weggebruikers, welke reeds uit de vrijgegeven richting komen rijden. c. • Bood licht betekent: Stop vóór de

c. • Bood licht betekent: Stop vóór de streep. Militaire colonnes en begrafenisstoe

ten, welke op groen licht de stopstreep passeren, mogen doorgaan, ook als een andere kleur zichtbaar wordt. Voetgangers, die een rijwiel medevoeren, bv. aan de hand of op andere wijze (zoals over de schouder dragende) moeten eveneens voor de stopstreep wachten bij geel of rood licht. Dit houdt dus in, dat voetgangers in het algemeen niet voor verkeerslichten behoeven te wachten. De voetgangers moeten echter toch terdege rekening houden met het allesomvattende artikel hierboven onder 1. aangehaald.

Een voetganger als weggebruike mag evenmin de veiligheid van het verkeer belemmeren of in gevaar brengen dan wel door zijn gedragingen de mogelijkheid daartoe scheppen. Dit betekent, dat een voetganger, die een rijweg ondoordacht oversteekt, of zonde noodzaak op de rijweg loopt, toch reeds strafbaar is, nog afgezien van eventuele bijzondere bepalingen, welke t.a.v voetgangers zijn gesteld. (Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen