Nederlands positie uiterst zwak
De economische hoofdlfln van de semi-oorlogseconomie, welke thans met zevenm^lslaarzen op ons aanrukt zo schreef Dr Bosch in Elaeviers Weekblad is dat een aanmerkelijk deel der productie wordt gericht op voortbrenging van artikelen, die niet voor de normale consumptie dienen. Wanneer de totale arbeidsprestatie met dezelfde totale geldinkomens beloond blijven, zullen deze inkomens duS staan tegenover een gedaalde hoeveelheid consumptiegoederen, welker prtjzen derhalve over de gehele linie ©Jllen sttjgen. Een algemene pi^sstöging komt neer op een afnemmg van de koopkracht van de geldeenheid, dus op inflatie.
Verschillende oorzaken maken het vraagstuk nog belangrijk ernstiger. Doordat de soldaten aan het productieproces worden onttrokken, neemt de vraag naar arbeidskrachten in de civiele sector toe en hierbij voegt zich de vraag van de bedrijven, welke defensieorders moeten uitvoeren. De tendens tot loonsverhoging zal in landen met grote werkloosheid langzaam, in landen zonder werkloosheid direct tot uiting komen. De civiele b^oeften der bevolking blijven, in principe, even groot. Naar grondstoffen ontstaat een additionele vraag voor de mUitaire behoeften, terwijl de hogere prezen der civiele producten eveneens een prijsstijging der grondstoffen stimuleren; deze wordt nog aangewakkerd door ifoortijdige aankopen uit vrees voor verdere prösverhoging. Voor zover in de militaire productie niet kan worden voorzien door omschakeling van installaties van vredesproduetie op oorlogsproductie, roepen de nieuwe bedrijven voor defensie-doeleinden een extra vraag naar kapitaalgoederen (machines, werktuigen, bouwstoffen) en naär hulpstoffen (kolen, electriciteit, benzine) in het leven met eveneens prijsstijgende werking. Van het nationaal product eist de de
Van het nationaal product eist de defensie een zo groot deel, dat de normale bestedingen: consumptie, investeringen en gewone overheidsuitgaven in de verdrukking komen. De Staatsuitgaven nemen dusdanig toe, dat, ondanks maximale belastingheffing en opnemen van leningen, het gevaar groot is, dat de biljettenpers aan het werk wordt gezet, waardoor de wanverhouding tussen de hoeveelheid geld en de hoeveelheid goederen wordt geaccentueerd en inflatie eerst goed te paard wordt geholpen.
Aib^, productie, inflatie De vei'bDUdlng tuisen bet aantal oaäes ifle wapenen te roepen miaaiiien tot de totale bevoQdng zal in Nederlamd wel niet hoger wtorden dan in die andere WesteiïTopese teaaden. Noderiand heeft echter het handicap, dat het reeds enige jaren een flink contingent Ijonge maninjen heeft moeten missen en wel in een jpEsriodej waarin iz^j voor het herstel van ons ïwaar getroffen land dringend nodig waren. Ten tweede is er hier 'practSsfA geen wBrMoosJield, zodat de onttiielsikSag voor öe militaire dienst het i^mtal weitaame ariseidn^rachten direct 7»! verminderen. Door de O.E.E.O. is aamb^voTen in dergeliJbie gevallen een beroep te doen op de werklozen in anctere landen (Italië, Duitsland), doch geïien vroeigere ervaringen zal men te dien aamien mbeiiyk optimistisch hunnen zijn.
Een terugval van de civiele pnoductie is dus wag^gsd^iiiyk. Een tegenwicht kan worden gevonden in veiboogde productiviteit, zowel fhtat doeltreffender organteiatiB der productie als door verhoging der arbeidsprestaöe. VergiemWng zovnA met internationale stattetleken als »net onze eigen vooroorlogse cyfers leert, dat dB arbeidsproductiviteit in Nederland niet voMoende is toegenomen. Naar vertioiging der arbeidsproductiviteit cal dei*lalve iMoeten worden ge- »treetd es^ naax belt «oia vooiikomt, zal doafl^ aan een verlenging van de arbeidstyd nliet te oaatbomen z^n.
Door een grotere productie zal de behoeftenbevrediging worden gebaat, doch zij alleen kan geen oplossing geven van het inflatie-probleem. Wanneer, bij gehandhaafd uurloon, zowel lonen als productie met bv. een achtste toenemen, dan zal, afgezien van de usantiële spaargewoonten, de vermeerdering van het inkomen worden besteed voor grotere consumptie. De grotere productie zal een hogere behoeftenbevrediging mogeiyk maken, maar zal niet dienen om de nieuwe behoeften der defensie te dekken. Productieverhoging alléén geeft dus geen afdoende oplossing; noodzakelijk is dat de stflging van het voor consumptie bestede deel van het inkomen (minstens) achterblijft bij de vergroting der productie.
En dat zal het zeker, want de Staat zal stellig Komen met „koopkracht afromende" belastingen en mogelgk met leningen. Te verwachten Is, dat de reële koopkracht van Itet loon aanmerkelijk zal »chteAiyven bfl de veirtioogde prestatie, ja vernioed©I|}k eerder lager zal z^ dan zq was vóór die verhoogde prestatie werd verlangd. Een vooruitzicht dat in normale omstandigheden allcrrninst een stimulans kan zi^n voor verhoogde inspanning. Het gevaar l^kt allerminst denldieeldig, dat een werkloosheid tengevolge van gebrek aan gnMttdstoffen de arbeidssituatie in ons laud in een ander daglicht zal stellen. Daarvan afgezien rjjst voor het moment de vraag of ondanks het vooruitzicht op schrale beloning eeh verhoogde arbeidsprestatie Iran worden bereikt, hetzij vrijwillig als medewerking in een nationale noodtoestand, hetzatj onder dwang van de Staat. Tussen bedide zal ook lotas land weldra te kiezen hebben: de arbeids- en moe loonpolitiek zal spoedig definitief ten worden bepaald.
Prezen en grondstoffen tl Dit zal uiteraard niet kuimen geschieden zonder een vaste prijspolitiek. Hoe staat het met de vooruitzichten voor ons prijspeil?
De ongekende stijging van de grote grondstoffen op de wereldmarkten is tot dugver nog slechts ten dele in de prtjzen der thans in de detailhandel verkochte goederen tot uitdrukking gekomen. Tenzü zeer spoedig zich het wonder van een krasse daling op de grondstoffenmarkten zou voltrekken, lijkt een verdei-e doorwerking op de prijzen in de detailhandel onafwendbaar. De gevolgen zullen het meest voelbaar zijn voor dat land, dat relatief de meeste grondstoffen moet invoeren en de minste com pensatie vindt in de beschikking over eigen grondstoffen. In vergaande mate op grondstoffenimport aangewezen en zelf uiterst karig met grondstof f en voor zien, schijnt de positie van het huidige Nederland benarder dan die van andere landen, die hetz^ in eigen kolen, staal of aliuniniiun, hetzij in rubber, tin, petroleum of uranium in him overzeese gebiedsdelen een compensatie hebben. Het buitenland kan het zonder onze tomaten en seringen stellen; doch wq kunnen niet produceren zonder Zweeds erts of Amerikaans katoen.
Hoezeer de voorziening met grondstof fen reeds nu een brandend probleem is geworden, blijkt uit de bezorgdheid van onze textielindustrie inzake de Amerikaanse katoenwijzigingen en niet minder uit het besluit van onze regering om de vryheid van onze reders om schepen in „timecharter" te verhuren, te beperken.
En de Iflst der grondstoffen, welke voor Europa reeds nu schaars zgn, is, hoe kort ook geformuleerd, indrukwek kend; cokes, steenkool, ijzerschroot en -erts, mangaan, stalen platen, koper, zink, tin, nikkel, aluminium, katoen, wol, andere vezels, zwavel, rubber, grondstoffen voor synthetische rubber, hout en houtpulp, cement, ruwe huiden en leer. Niet minder ngpend is de behoefte aan zekere kapitaalgoederen, met name aan speciale machines, en machinewerktuigen.
De tegenstelling tussen het Engelse Gemenebest en de V.S. inzake grondstoffenprijzen en —voorziening schijnt tijdens Attlee's bezoek aan Truman te zijn opgelost door de instelling van gezamenlflke organisaties, waartoe ook Frankrijk is uitgenodigd. Het daarop volgend en zeer reëele gevaar dat de overige landen aan de beslissingen van deze grote drie zouden worden overgeleverd, lijkt, mede dank zij Frankrijks medewerking, door de bemoeiingen van de voorzitter der O.E.E.O, onze blijkbaar onvermoeibare minister van Buitenlandse Zaken, althans in principe bezworen te zgn. De haast, eind 1949 door de O.E.E.O. met de bestudering dezer vraagstukken gemaakt, bl^kt niet te vergeefs zijn geweest! Welke de practische resultaten zullen zijn, dient te worden afgewacht, en deze zullen voor de werkgelegenheid hier te lande van de grootste betekenis is. Ook in het gunstige geval zal men zich waarschijnlijk wel op offers moeten voorbereiden. Of de nieuwe organisaties, mogelijk door het aanbieden van contracten over een aantal jaren, tot lagere grondstoffenprijzen zullen kunnen komen, lijkt onzeker aangezien door de „andere" kopers aan de souvereine grondstoffenlanden stellig hogere prijzen zullen worden geboden.
Te verwachten is, dat door de gezameniyke oiiganlsaties straffe richtlenen voor de toewijzing en het gebruik van gprondstoffen zullen worden vastgesteld, waaraan de deehiemende landen zich zullen hebben te onderweirpen. Defensiebehoeften zullen hierbH voorop staan, zodat in ide civiele sector toei>eiMngen in de grondstoffenvotorziening wel niet ziuUen uitblijven.
Deze perspectieven doen voor Nederland een stijgende tendens der detailprijzen verwachten. Deze zal minder zijn naarmate de regering er in slaagt de andere prijsfactoren — waaronder weer de lonen — straf in de hand te houden. Lonen en prijzen beïnvloeden elkaar over en weer en iaxa totale complex dient derhalve zo spoedig mogelijk te worden geregeld.
Regeling van loon- en prijspeil en van de grondstoffenvoorzientng zal waarschijnlijk ook in Nederland de ons uit ongelukkiger jaren bekende overheidsorganisaties weer doen verrijzen. Men mag hopen, dat haar resultaten thans bevredigender zullen zijn, aangezien wij tJians, in tegenstelling tot 1940—1945, baas in eigen huis zijn en de organisatie van het bedrijfsleven is verbeterd. Tevens mag men, gezien de loopbaan van enige onzer ministers, hopen, dat zij het Amerikaanse voorbeeld zullen volgen door organisatoren van erkende bekwaamheid uit het bedrijfsleven met de leiding te belasten — en dat deze figuren even oereid zullen zijn aan de uitnodiging <?er regering gevolg te geven a's hun Amerikaanse collega's. Naar onze mening zal de gedwongen beperking van import en de noodzaak onze export minstens op peil te houden en zo mogelijk uit te breiden, tevens nopen om, evenals Engeland reeds doet, bepaalde goederen weer te distribueren. In ieder geval lijkt het wenselijk reeds thans de nodige organisatorische voorbereidingen daartoe te treffen, opdat wij niet onvoorbereid worden overvallen.
Beperkingen Distributie zal, althans voor de Staat dit voordeel hebben dat de mogelUkheid van besloling van een deel van bet pai> ticuUer inkomen woidt beperkt, zodat er meer o\erbiyft votor het dragen van defensielasten. Doch ondanks beperking VBjn het particuliere verbruik zal noch aajR vemiindeiing der investeringen. noch aan besmoeiing der nonnale overheidsultigavien te ontkomen zfln. Ten aanzien dezer laiatste is er o.i. ruimte volor inkrlnxplng zonder dat het land daar nadeel van zal ondervinden, doch vermoedel^ zal men ook verder moeten gaan. Op de Iag«re overheidsorganen is en wordt needs druli; lütgeoefend tot schrapping ^^an alte lüet strikt nodige uitgaven, en de onmogteiekheid Voor deze lichamen om kapitaal tegen de officiële rentetarieven op te nemen, doet hen deze noodzaali greeds aan den lijve ervaren. Ook de woningbouw zal zich, hoe ongewenst zulk» ziowel uit sociaal als Wt economisch oogpunt te achten Is, wel een beperking moeten laten welgevallen. Indien men met de in de toekomst nog beschikbare middelen zoveel mogeiyk woningen wil bouwen, zal een verdere Verlaging der wooneisen onvej^ mydielijk z^n. Hoe pynlijk dit ook is, er zal bij de investeringen voorrang moeten worden verleend aan de productie voor defensie en idaama aan de gewone proidnctie. Voor onze toenemende bevolking dient allereerst werkgelegen]- li^d aanwezig te s^, al het overige is vobisihands van later order. Waar hiet op aankomt is, dat zij kan leven en wel leven in vriüheid.
Financiële aspecten Ook ten aanzien der financiële aspec ten kan onze prognose slechts somber zijn. Stellig is liberalisme van de handel thans nodiger dan ooit, omdat zij internationale arbeidsverdeling en daardoor rationeel gebruik van grondstoffen, energie en arbeid mogelijk maakt. Doch tenzij de liberalisatie door verlaging van invoerrechten tot een levende realiteit wordt gemaakt, schijnt de kans groot, dat vele landen tot het bilateralisme zullen terugkeren, speciaal zij, die door het bezit van waardevolle grondstoffen eisen kunnen stellen.
Nederlands positie is dan uiterst zwak. Bovendien vormt het grote tekort op o(nze betalingsbalans, speciaal met de Europese BetaUngsunle, voor ons land een uiterst gevaarlijlie bedreiging, te meer waar de periode van het gebruik van de E.C.A-hulp voor civiele bestedin,g wel als gesloten kan worden be- Hdhäuwd. Het probleem van onze beta/- lingsbalans verschijnt daardoor in een nog ongunstiger licht. Dit vraagstuk vereist o.i. meer spoed en zo nodig drastischer maatregelen dan die, welke die buitenstaoder tot dusver toon opmerken. De huidige situiatle en de noodzaak tot snelle inflatlebestrijding verlenen nieuwe nadruk! aan de eis het Staatsbudget in evenwicht te brengen. Met spanning «vacht men op de maatregelen, die de voorgestelde bezuiniging een feit zullen maken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 januari 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 januari 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's