Late Lente
„Die makë'fi "geen b'tewa'ar. John kent haar al. Hij is wég van haar, dat blijkt wel u^t 2ijn brief. Was zij knap en lief, vader?"
„Ja, een knap meisje. En lief", antwoordt Jan Stelmaker in gepeins verdiept. „Vind "u liet'dan'niet merkwaardig,
„Vind "u liet'dan'niet merkwaardig, dat zij nooit getrouwd is? TJ was los van haar, maar'zrj niet van u, zou ik denkeu."
Haar vader haalt lichtelijk de schouders op. „Dat zij nooit getrouwd geweest is, is
„Dat zij nooit getrouwd geweest is, is geen bewijs voor die mening, Bert. Daar weten wij niets van. Maar ik ben tóch blij, dat je er over gepraat hebt. 'k Wil er nog eens rijpelijk over nadenken en zien, hoe ik handelen zal. En jou zal ik van alles op de hoogte houden, hoor." „Ik zou het fijn vinden, als vader weer een goede vrouw had"', zegt Bertha. ,,En die juffrouw, u kent haar zo goed. U is met haar verloofd geweest. Als zij wil komen, is u klaar."
„Je bent eigenlijk een vreemd kind," glimlacht Jan. „Ik heb vaak genoeg gehoord, dat Se grotere kinderen het hun vader heel erg kwalijk nemen, als hij hertrouwt. Zij vinden dat de nagedachtenis van hun moeder besmeuren."
,,En ik vind het van die kinderen zelfzuchtig, om dat hun vader kwalijk te nemen. Als u het doet, besmeurt u de nagedachtenis van moeder niet. U bent gelukkig met haar geweest. Wij waren gelukkig met elkaar." „Dat waren we kind", beaamt Jan.
„Dat waren we kind", beaamt Jan. Hij kan en mag het zeggen. Want het is de volle en waarachtige waarheid. Het gesprek is weggeëbd. Bertha heeft haar mening gezegd. En nu moet vader het zelf weten. 'Vóór alles zou zij het de beste oplossing vinden, als ivader zou hertrouwen met die juffrouw Saalmink, die hij van vroeger zo goed kent. Ongemerkt glimlacht zij: die spontane
Alice heeft toen gezegd: het is net een roman. Het lijkt er heel veel op.
Er verlopen enkele dagen, die — maar dat merkt alleen Bertha — Jan worstelend doorbrengt. Het is hem ook een zaak van gebed. In de binnenkamer. Dan is hij klaar, op één punt na: een „blauwtje" kan hij niet lopen. En dat zou hij feitelijk doen, als bleek, dat Marie nog niet naar Canada wil komen. Het duurt nog even. Dan is hij ook over dat bezwaar heengestapt. En dan schrijft hij een kort, zakelijk briefje, geadresseerd aan Marie Saalmink, farm ,,Ysselzicht" Oesburg. , „Beste Marie, Van John ontvingen virtj
„Beste Marie, Van John ontvingen virtj een lange brief, waarin hij schreef, jou ontmoet te hebben. Hij heeft je hartelijke groeten o(vergebracht. Duarvoor was ik dankbaar. Je hebt hem veel verteld, naar mij bleek. Alleen dat van vroeger tussen ons niet, naar ik meen te hebben begrepen. Dat was heel goed gezien. John heeft jou uitvoerig verteld van mijn huiselijke omstandigheden. Zeven jaar geleden is Sanne, die een ïietve vrouw voor mij geweest is en een zorgzame moeder voor de vier kinderen, overleden. Aan hertrouwen heb ik geen moment gedacht. Tot de brief van John kwam, die mij over jou Inlichtte. Je bent nog steeds ongetrouwd. Nu is mijn vraag deze: vindt je het goed, dat ik geregeld schrijf en wil je dan ook antwoorden? Het lag al in mijn bedoeling, al vóór dat de brief van John kwam, na de oorlog, zo spoedig het mogelijk is, een paar maanden naar Holland te komen. Dat doe ik m elk gelval, als de Here wil. Ik 'wilde je dan graag mee terug nemen als mijn tweede vrouw. Ik zal eerlijk zijn: dit voorstel heeft mij strijd gekost. Want de zaken liggen zo anders dan -vijf en twintig* jaar geleden. We zijn beiden ouder geworden, hebben beiden levenservaring opgedaan. Onze karakters zullen wel niet veranderd zijn maar ze zijn toch anders geworden, zou ik denken, al lijkt dit vreemd gezegd. Je begrgpt mij wel. Marie, overweeg mijn Ivoorstel dus goed en bid, net als ik dat heb gedaan, om licht en -wijsheid. Ik wacht met spanning op je antwoord." Zoals hij beloofd heeft, deelt hij Bertha mede, een brief verzonden te hebben. „Wanneer kan er nu antwoord zijn,
„Wanneer kan er nu antwoord zijn, vader?"
,,Niets van te zeggen. Het civiel postverkeer zal nog wel traag functioneren. Het duurt misschien -wel zes, acht weken, eer er antwoord is." Dus was Bertha, een week later, toen zij in Granum, waar zij met de carr heengegaan was, om boodschappen te doen, zeer verbaasd een brief voor vader uit de box te halen, die geschreven was door een haar onbekende hand, kennelijk een vrouwenhand. En de brief kwam, blijkens het poststempel, uit Oesburg! Antwoord op haar vaders brief kon dit met geen mogelijkheid zijn. Zij voelde: dit is voor vader een belangrijk schrijven! Zij haastte zich met haar verdere
besognes en spurtte met spoed naar de farm, waar zij vader alleen trof in de schuur. ,,Kijk eens, vader, deze brief was bij
,,Kijk eens, vader, deze brief was bij de post." Jan Stelmaker nam het epistel aan.
Zijn gelaat veranderde. „Van häär?" ivroeg Bertha zacht.
„Van häär?" ivroeg Bertha zacht. Hij knikte: ,,Van Marie Saalmink. Ze schrijft nog precies als toen."
Hij opende het schrijven, terwijl Bertha stil verdween. „Beste Jan Stelmaker. Ik zou een
„Beste Jan Stelmaker. Ik zou een heel lange brief willen schrijven, maar toch doe ik het niet. Misschien later, als het mag. Je zoon heeft je uitvoerig geschreven, zoals hij mij verteld heeft. Van mij weet je dus alles en ik weet veel van jou. Natuurlijk niet alles. Ik heb veel over de ontmoetingen met je zoon nagedacht. Hij is gister uit Oesburg vertrokken. Hij wist niet, waarheen. In die ontmoetingen heb ik de leiding Gods gezien. Misschien vergis ik mij. Nog eens, ik zou heel, heel veel willen schrijven, maar toch doe ik het niet. Alleen dit: je vroegere verloofde, die jou trouweloos in de steek heeft gelaten, is nooit getrouwd. Ik ben wel in de gelegenheid geweest, maar heb de aanzoeken afgeslagen. Want Jan Stelma ker kon ik niet ivergeten. Nu weet je het precies. Ik ben bereid, als je dat wenst, naar Canada te komen, om je vrouw te worden. Ik weet heel goed, dat ik een niet gebruikelijke weg ingeslagen heb. Een vrouw moet zich niet aanbieden. Maar de omstandigheden kunnen zó zijn, dat het wél moet. Ik alleen ben de schuldige dat het toen zó gelopen is. Ik vraag je daarvoor vergeving. Wat mij betreft, er is niets meer in de weg, om bij je te komen, eerlijk en oprecht leg ik mijn gevoelens bloot. Ik heb God gebeden, of Hij in jouw hart wil leggen, mij te vergöven en in de gelegenheid te stellen, goed te maken, wat ik tegen jou misdreven heb. Misschien wordt dat gebed niet verhoord. Als je mij antwoordt, dat je met mij, na al het gebeurde, niet meer in contact wil komen, zal ik je dat niet kwalijk nemen. Eigenlijk heb ik niets anders verdiend. Ik heb een rechtmatige straf gehad. En als die moet dviren tot mijn dood — de de Here weet wat goed is. Ik zal mij gewillig buigen. Jan, ik moest je dit schrijven. Je adres heb ik natuurlijk van je zoon, die in alles het evenbeeld van zijn vader is. Als hij daar bij mij op „Ysselzicht" zat, was het net, of jij daar zat, ivijf en twintig jaar geleden. Jan, wil je mij met een paar regels antwoorden, wat dan ook? Ik heb met deze brief te schrijven een niet gewone stap gedaan, maar mijn hart dwong mij. Mijn lentetijd is, door eigen schuld, voorbijgegaan, maar God geve, dat ik nog een late, niet verdiende, lente hebben mag. Dan kan ik in de herfst uög' wat goed maken. Tegenover jou" De hand van Jan Stelmaker heeft, als hij de brief van Marie in het couveit doet. Dan gaat hij weer aan zijn weik, al vlot dit niet al te goed. Zo gauw mogelijk, als hij met Bertlia
Zo gauw mogelijk, als hij met Bertlia alleen is, laat hij haar het schrijven lezen. Als zij gereed is, ziet hij een traan in haar oog.
,,Dat moet een goede, lieve vrouwzijn", zegt zij met gesmoorde stem. ,,U hebt gelijk. En John ook. Wat doet V nu, vader?"
„Daar moet ik nog eens over denker Deze brief is drie weken geleden veizonden. De mijne verleden week. Die komt daar dus over een paar weken aan. Dit is geen antwoord op die brief. ,
,,En tóch een antwoord", glimlacht Bertha.
„Ja, tóch een antwoord. Je hebt gelijk. Maar zó komt er verwarring, 'k Zal eens zien." De volgende dag weet Jan Stelmakei
het: hij tuft naar Granum en vraagt drdirecteur van het postkantoor te spreken.
„Kan ik al een telegram naar Holland zenden?" De directeur kijkt bedenkelijk: „Ik
De directeur kijkt bedenkelijk: „Ik weet het niet, Mr. Stelmaker. Maar het is te proberen. Kan het niet, dan hooit U dat wel."
„Ik wil graag dit telegram verzonden hebben: ,,Saalmink, farm Ysselzicht, Oesburg', Holland. Beter een late lente dan geen lente stop wacht op brief van mij. Jan.'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's